Het Evangelie is een geschenk van Christus aan ons

In zijn catechese over de Galatenbrief tijdens de algemene audiëntie van woensdag 4 augustus 2021 belichtte de paus Paulus als de ware apostel.

Geliefde broeders en zusters, goedendag!

Wanneer het gaat over het Evangelie en over de zending om het te verkondigen, wordt Paulus enthousiast, hij raakt buiten zichzelf. Hij lijkt niets anders meer te zien dan deze zending die de Heer hem heeft toevertrouwd. Alles in hem is toegewijd aan die verkondiging en hij heeft voor niets anders belangstelling dan voor het Evangelie.

Verkondigen is de liefde van Paulus, zijn belangstelling, zijn taak.

Hij komt er zelfs toe te zeggen: “Christus heeft mij niet gezonden om te dopen. Hij heeft mij gezonden om het evangelie te verkondigen” (1 Kor 1,17). Paulus begrijpt zijn bestaan als een roeping om te verkondigen, om de boodschap van Christus te doen kennen: “Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig!” (1 Kor 9,16).Wanneer hij de christenen van Rome schrijft stelt hij zichzelf als volgt voor: “Paulus, dienstknecht van Christus Jezus, door Gods roeping apostel, bestemd voor de dienst van het evangelie” (Rom 1,1). Dat is zijn roeping. Tenslotte, hij is zich bewust “uitgekozen” te zijn om het Evangelie aan allen te brengen en hij kan niet anders dan zich met al zijn kunnen in te zetten voor deze zending.

Zo verstaat men de droefheid, de ontgoocheling, ja zelfs de bittere ironie van de Apostel tegenover de Galaten, die in zijn ogen de verkeerde weg opgaan die tot een onomkeerbaar punt zal voeren. Zij hebben zich van weg vergist. De spil waar alles om draait is het Evangelie. Paulus denkt daarbij, zoals wij spontaan doen, niet aan de “vier evangelies”. Immers wanneer hij deze brief verstuurt is nog geen van de vier evangelies geschreven.

Voor hem is het Evangelie dat wat hij predikt, wat men het kerygma noemt, dat wil zeggen de aankondiging. 

Welke aankondiging? Die van de dood en verrijzenis van Jezus als bron van verlossing. Een Evangelie dat in vier woorden te vatten is: “dat Christus gestorven is voor onze zonden, volgens de Schriften, en dat Hij begraven is, en dat Hij is opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften, en dat Hij is verschenen aan Kefas en daarna aan de Twaalf” (1 Kor 15,3-5). Dat is de verkondiging van Paulus, de verkondiging die aan allen leven geeft. Dit Evangelie is de vervulling van de beloften en is het heil dat aan alle mensen wordt aangeboden. Wie het aanvaardt wordt met God verzoend, wordt aanvaard als een echt kind en ontvangt als erfenis het eeuwig leven.

Met het oog op een zo groot geschenk dat de Galaten ontvangen hebben, slaagt de Apostel er niet in te begrijpen hoe zij er toe komen een ander “evangelie” te aanvaarden, misschien spitsvondiger, intellectueler, maar een ander “evangelie”. Men moet hierbij wel opmerken dat deze christenen het Evangelie verkondigd door Paulus nog niet hebben afgezworen. De Apostel beseft dat ze nog tijdig de valse stap kunnen vermijden en waarschuwt hen met kracht, met heel veel kracht. Zijn eerste argument gaat rechtstreeks in op het feit dat de verkondiging van de nieuwe missionarissen – die de nieuwheid verkondigen – niet het Evangelie kan zijn. Integendeel, het is een verkondiging die het ware Evangelie omkeert omdat het verhindert de vrijheid te bereiken – dat is een sleutelwoord – vrucht van de bekering tot het geloof. De Galaten zijn nog “beginnelingen” en hun vergissing is begrijpelijk. Ze kennen de ingewikkeldheid van de Wet van Mozes nog niet en het enthousiasme bij het omhelzen van het geloof in Christus brengt hen ertoe gehoor te geven aan die nieuwe predikers, in de waan dat hun boodschap aanvullend is bij die van Paulus. En zo is het niet.

De Apostel kan echter niet het gevaar lopen dat het op zo’n belangrijk terrein tot minnelijke schikkingen zou komen. Er is maar één Evangelie en het is dat wat door hem werd verkondigd. Er kan geen ander bestaan. Let op! Paulus zegt niet dat het ware Evangelie datgene is wat hij verkondigd heeft, neen! Dat zegt hij niet. Dat zou hoogmoedig en ijdel zijn. Wat hij bevestigt is dat “zijn” Evangelie, hetzelfde dat de andere Apostelen elders gingen verkondigen, het enige echte is, omdat het dat van Jezus Christus is. Hij schrijft het volgende: “Ik verzeker u, broeders: het evangelie dat door mij is verkondigd is geen product van mensen. Want ook ik heb het niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door een openbaring van Jezus Christus” (Gal 1,11v.). Zo begrijpt men waarom Paulus zeer harde termen gebruikt. Hij gebruikt tweemaal de term “anathema” – vervloeking – wat meebrengt dat het iets is dat men ver van de gemeenschap moet houden omdat het haar grondslagen ondermijnt. Dat nieuwe “evangelie” bedreigt de grondslagen van de gemeenschap. Met andere woorden: op dit punt laat de Apostel geen ruimte voor onderhandelingen. Dat is niet mogelijk.

Over de waarheid van het Evangelie kan men niet onderhandelen.

Ofwel aanvaardt men het Evangelie zoals het is, zoals het verkondigd werd, ofwel aanvaardt men iets anders. Maar over het Evangelie onderhandelen kan niet. Men kan geen overeenkomsten sluiten: het geloof in Jezus is geen handelswaar om over te onderhandelen. Het is heil, ontmoeting, verlossing. Het is niet te koop.

De situatie die aan het begin van de brief beschreven wordt, lijkt tegenstrijdig want alle betrokkenen schijnen door goede motieven bewogen te zijn. De Galaten die gehoor geven aan de nieuwe missionarissen denken dat zij door de besnijdenis nog beter de wil van God kunnen doen en dus meer behagen aan Paulus. De vijanden van Paulus lijken bewogen door trouw aan de voorouderlijke traditie dat het geloof bestaat in het onderhouden van de Wet. Vanuit deze hoogste trouw aanvaarden ze zelfs de verdachtmakingen en beschuldigingen tegen Paulus die weinig rechtzinnig wordt geacht ten aanzien van de traditie. De Apostel zelf is zich goed bewust dat zijn zending van goddelijke aard is – door Christus zelf aan hem geopenbaard! – en daardoor wordt hij bewogen met alles omvattend enthousiasme omwille van de nieuwheid van het Evangelie. Dat is de fundamentele nieuwheid, geen voorbijgaande nieuwheid: het gaat niet om evangelies “op vraag”.

Het Evangelie is altijd nieuw, het is de nieuwheid.

Zijn pastorale zorg maakt Paulus streng omdat hij het grote gevaar ziet dat de jonge christenen bedreigt. In deze doolhof van goede bedoelingen moet men zich vrij maken om te zien dat de hoogste waarheid die aanwezig is, samengaat met de Persoon en de prediking van Jezus en zijn openbaring van de liefde van de Vader. Dat is belangrijk: weten te onderscheiden. Vaak hebben we in de loop van de geschiedenis en ook vandaag nog, gezien dat een beweging die het Evangelie met eigen klemtonen verkondigt, soms vanuit echte, eigen genadegaven, gaat overdrijven en heel het Evangelie herleidt tot de “beweging”. En dat is niet het Evangelie van Christus. Dat is het Evangelie van de stichter of stichteres. Aan het begin kan dat een hulp zijn maar uiteindelijk blijft het vruchteloos omdat het geen diepe wortels heeft. Om deze reden was het heldere en beslissende woord van Paulus heilzaam voor de Galaten en ook voor ons.

Het Evangelie is een geschenk van Christus aan ons. Hijzelf heeft dat geopenbaard. Dat is wat ons leven geeft.