HH. Filippus en Jakobus, apostelen

Feest – eigen lezingen

Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 15, 1-8

Christus is voor onze zonden gestorven, Hij is begraven en op de derde dag opgewekt. Het is het fundament van ons christelijk geloof, waaruit wij dagelijks mogen leven.

Broeders en zusters,
ik herinner u aan het evangelie dat ik u verkondigd heb, dat u hebt aangenomen, dat uw fundament is en uw redding – als u tenminste vasthoudt aan de boodschap zoals ik u die verkondigd heb. Anders bent u tevergeefs tot geloof gekomen. 
Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, dat Hij is begraven, dat Hij op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, en dat Hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf. 
Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. Vervolgens is Hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. Pas op het laatst verscheen Hij ook aan mij, misgeboorte die ik was.

Psalm 19, 2-5

Refr.: Over heel de aarde gaat hun stem.

De hemel verhaalt van Gods majesteit,
het uitspansel roemt het werk van zijn handen,
de dag zegt het voort aan de dag die komt,
de nacht vertelt het door aan de volgende nacht.

Toch wordt er niets gezegd, geen woord gehoord,
het is een spraak zonder klank.
Over heel de aarde gaat hun stem,
tot aan het einde van de wereld hun taal.

Vers voor het evangelie (Joh. 14, 6a + 9a)

Alleluia.
Ik ben de weg, de waarheid en het leven,
zegt de Heer.
Ik ben nu al zo lang bij jullie,
en nog ken je Me niet, Filippus? 
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Johannes 14, 6-14

Wanneer Jezus voor het laatst samen is met zijn apostelen richt Hij zich biddend tot zijn Vader. Hij overziet zijn opdracht. Het is de Vader die ze Hem gegeven had. Zijn Vader wil Hij aan de mensen leren kennen. Zelfs zijn apostelen begrijpen het (nog) niet.

In die dagen sprak Jezus tot zijn leerlingen: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door Mij. Als jullie Mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie Hem, want jullie hebben Hem zelf gezien.’ 
Daarop zei Filippus: ‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’ 
Jezus zei: ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je Me niet, Filippus? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien? Geloof je niet dat Ik in de Vader ben en dat de Vader in Mij is? Ik spreek niet namens mezelf als Ik tegen jullie spreek, maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werk door Mij. Geloof Me: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Als je Mij niet gelooft, geloof het dan om wat Hij doet. Werkelijk, Ik verzeker jullie, wie op Mij vertrouwt zal hetzelfde doen als Ik, en zelfs meer dan dat, Ik ga immers naar de Vader. En wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal Ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt. Wanneer je iets in mijn naam vraagt, zal Ik het doen.’

Van Woord naar leven

OVER HET WARE KENNEN

Nog ken je me niet… horen we Jezus zeggen.

Kennen, in Bijbelse betekenis, gaat veel dieper dan weet hebben van iemands bestaan. Het reikt ook verder dan puur informatie te hebben over iemand. Wanneer Jezus hier spreekt over kennen dan gaat het over een liefdevolle relatie, over een intiem samenzijn met elkaar.
In het Hebreeuws staat er ‘jada’, wat betekent: omgang met elkaar. Kennen, in Bijbelse betekenis, gaat dus over een relationele beleving.

Je vindt dat nog een beetje terug in de wat oudere uitdrukking dat een meisje en een jongen ‘kennis hebben met elkaar’. Ook hier gaat het verder dan weet hebben van elkaars bestaan: het is een kennen gericht op een liefdesrelatie.

Wanneer Jezus vandaag Filippus teder vermaant door te zeggen dat hij Hem nog niet kent, zegt Hij dus dat Hij nog niet in relatie is getreden met Hem, of toch niet ten volle.

Als voorbeeld (zo hoorden we deze week nog) haalt Hij z’n eigen relatie met de Vader aan. ‘… zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken’. Op dezelfde wijze wil Jezus omgaan met ons; in dezelfde liefdevolle verhouding, en wel als wederkerigheid: de Heer met ons en wij met de Heer.

God heeft – doormiddel van Maria – Jezus gebaard in onszelf. Dit met de bedoeling en de uitnodiging dat wij ons zouden geven aan zijn Zoon, om, opgenomen in zijn ja-woord, beeld en gelijkenis te worden van zijn liefde.

Laten we onze vrijheid (want we kunnen ook ‘nee’ zeggen) benutten om Gods liefde te beantwoorden door ons helemaal toe te vertrouwen aan Jezus. Laten we dit heel persoonlijk doen, in een innige stille liefdevolle omgang met Hem. Neem daarvoor tijd in je gebed. Neem, naast je mondgebeden, je voorbeden, je lofzangen, tijd voor stilte. En vlij je tegen de Heer aan, zonder woorden. Enkel innige omgang. Laat je omhelzen, en omhels Hem. Drink van zijn liefde, van zijn genade. En wordt één.
De emoties die je daar wel of niet bij ervaart, zijn ondergeschikt aan het gebeuren.

Doe dit persoonlijk, maar niet alleen. Wees je ervan bewust dat je deel uitmaakt van die grote gemeenschap die Christus in zich wil trekken: zijn mystiek Lichaam op aarde: de Kerk, maar ook ver daarbuiten: in wezen ieder mens.

En wanneer je je gebed verlaat, stop dan niet met bidden. Maar blijf innig verbonden met de Heer. Doe wat je moet doen vanuit zijn liefde die Hij voor je heeft. Heb de ander lief door lief te hebben in Jezus’ naam.

Moge je liefdesband met de Heer het centrum zijn van je dag, je diepste drijfveer, je spirit. Moge je zo drager, en uitdrager, zijn van God zelf.

Opdat Hij mag gekend zijn, meer en meer. Gekend in Bijbelse betekenis van het woord.

Laten we bidden

Heer,
Gij kent ons,
Gij hebt ons lief.
Trek ons in de brand van uw liefde,
opdat wij,
één geworden met U,
Gods liefde mogen zijn.
Tot in lengte van dagen.
Amen.

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.