Kerstmis
Geboorte van de Heer
Maar de engel zei:’ Schrik niet, herders, want ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor het hele volk. Vandaag is in de stad van David uw redder geboren; hij is de Messias, de Heer. Dit is het teken voor u: u zult een kind vinden, dat in doeken is gewikkeld en in een voerbak ligt.’ (Lc 2, 10-12)
Van de vier evangelisten zijn het alleen Matteüs en Lucas die het verhaal van Jezus’ geboorte vertellen. Hun versie van het kerstverhaal vertoont onderling grote verschillen.
Matteüs schrijft over de droom van Jozef, de wijzen uit het Oosten die zich door een heldere ster laten leiden, over de snode koning Herodes en de vlucht van Jozef en Maria met hun pasgeboren kindje naar Betlehem (Mt 1 & 2).
Lucas’ kerstverhaal (Lc 1-2,21) is heel wat uitgebreider en ook anders van toon. Hij begint bij de aankondiging van de geboorte van Johannes en laat de engel Gabriël Jezus’ geboorte aankondigen aan Maria. Hij situeert het geboorteverhaal tegen de achtergrond van een door keizer Augustus bevolen volkstelling. Het kind wordt in een voerbak gelegd en de herders, die door engelenkoren op de hoogte zijn gebracht, komen het bezoeken.
Matteüs en Lucas hebben met elkaar gemeen dat het kind Jezus lang niet voor iedereen even welkom is. Voor Jozef en de hoogzwangere Maria was er geen plaats meer in het gastenverblijf en Herodes wil het kind laten vermoorden… Het lijkt er sterk op dat de schaduw van zijn verwerping al over de geboorte heen valt. Of dat, zoals de Kerkvaders het formuleerden, de kribbe als het ware uit hetzelfde hout is gesneden waartegen Hij later zal worden gespijkerd. Maar door zijn kruis overwon Jezus de dood. Door zijn verrijzenis werd hij het Licht van de wereld. Blijft Pasen het belangrijkste feest, Kerstmis loopt erop vooruit.
25 december
Dat Kerstmis – van ‘Christusmis’ of de mis op het geboortefeest van Jezus Christus – op 25 december gevierd wordt, is ontstaan in de Romeinse tijd. In het hele Middellandse Zeegebied werd lang voor de geboorte van Christus al op 25 december de geboortedag van de Romeinse god Mithras, de onoverwinnelijke zonnegod (‘sol invictus’), gevierd. In de Germaanse streken werd rond diezelfde datum het Joelfeest gevierd. Beide feesten waren zonnefeesten, waarop de komst van de nieuwe zon – het lengen der dagen – feestelijk gevierd werd.
In de loop van de 4de eeuw werd deze datum, die toch al bekend stond vanwege de hoop op nieuw leven en nieuw licht, door de christenen gebruikt om de geboorte van Christus, het ware Licht, te vieren. Nog altijd zijn de kerstdagen in de donkere wintertijd feesten van licht en warmte, maar christenen vieren dat het Licht van Christus in de duisternis is gekomen: de warmte van God heeft de winter van onze wereld doorbroken. De liturgie van de kerstdagen en alle mooie en oude gebruiken daaromheen drukken dat ene mysterie uit, dat de drie prefaties voor de kersttijd zo trefzeker bezingen: “Gij hebt uw heerlijkheid ontvouwd voor onze ogen, nieuw licht is opgegaan, uw woord is vlees geworden, onze God in Hem” (prefatie I voor Kerstmis). “In het mysterie van Christus’ geboorte dat wij heden vieren, is Hij, die als God onzichtbaar is, zichtbaar onder ons verschenen; voor alle tijden geboren uit de Vader, is Hij onze tijd binnengegaan. Wat vervallen is richt Hij weer op, heel de schepping wordt hersteld…” (prefatie II). “Heden schijnt het licht van de verlossing: Gods Zoon gaat een ruil aan met de mensen: het Woord neemt onze zwakheid aan, en schenkt onsterfelijkheid aan hen die moesten sterven. Door een wonder wordt Hij één der onzen om ons te verheffen tot zijn eeuwigheid” (prefatie III).
De werkelijke geboortedatum van Christus is niet bekend, maar moet rond het begin van de christelijke jaartelling gelegen zijn.
De feesten van de kersttijd belichten ieder op hun manier het mysterie van de Menswording. Eerst is er natuurlijk de viering van Kerstmis zelf, die in de advent wordt voorbereid. Op 24 december wordt in de vroege avond de ‘mis op de vooravond’ of de ‘vigiliemis’ gevierd. Het geboorteverhaal volgens Matteüs, eventueel voorafgegaan door de Geslachtslijst, wordt er als evangelie gelezen. Voor de meeste mensen en gemeenschappen is de eigenlijke kerstavond- of kerstnachtviering toch wel de mis ‘in de nacht’- zoals het missaal ze noemt – ook als ze niet stipt om middernacht wordt gevierd. ‘Het volk dat in het duister wandelt, ziet een groot licht’, jubelt Jesaja in de eerste lezing. ‘Heden is ons een redder geboren, Christus de Heer’, zingt de antwoordpsalm verder. ‘De genade van God, bron van heil voor alle mensen, is op aarde verschenen’, verkondigt Paulus in de tweede lezing. En het alleluia-vers laat al de woorden horen van de engel aan de herders in het kerstevangelie volgens Lucas: ‘Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer’. Ja, Christus is onze Redder. Hij is ons komen redden van een zinloos bestaan, een leven in ikzucht en zonder uitzicht. Hij geeft zin aan ons leven, Hij richt ons op God en op elkaar. Zijn geboorte is het begin van nieuw leven voor de mensheid.
In de dageraadsmis – de eucharistie in de ochtenduren – zegt Paulus: “De goedheid en de mensenliefde van God onze heiland is op aarde verschenen…Hij heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en vernieuwing door de heilige Geest’. Zo wordt de band met het Paasmysterie en dus met de overgang met Christus van dood naar leven gelegd. Als evangelie wordt dan het vervolg van het geboorteverhaal volgens Lucas gelezen, over de herders die naar Betlehem gaan. Daarom kreeg die viering ook de naam ‘herdersmis’.
De liturgie en de lezingen van de ‘dagmis’ benaderen het kerstmysterie op een eigen, verheven wijze. ‘God heeft tot ons gesproken door de Zoon. Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van zijn wezen’, zegt de schrijver van de Hebreeënbrief in de tweede lezing. Als evangelie wordt uiteraard de proloog van Johannes gelezen, het hoogtepunt van de kerstliturgie: ‘Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd…’ Dat kleine kind in de kribbe, geboren in Betlehem, is dus echt het Woord van God. In Hem heeft God zich helemaal uitgesproken. God is onder ons komen wonen en heeft zich aan ons doen kennen. Want alleen als je iemand kent, kun je echt van hem of haar houden. En is het dat niet, wat God wilde bereiken: dat wij zijn liefde zouden ontdekken?
Kerststal
In onze streken wordt de kerstliturgie omgeven met een aantal mooie gebruiken. Een heel bekend gebruik is het plaatsen van kerststallen in huizen en kerken. In 1223 is door St.-Franciscus van Assisi voor de eerste keer een grote kerststal opgesteld, ’s nachts in de vrije natuur. Zo konden de gelovigen, net als de herders in Betlehem, de kribbe waarin het Kind Jezus lag, bezoeken. Van hieruit is dit gebruik wereldwijd overgenomen.
De beelden in de kerststal hebben allemaal hun eigen betekenis. Zo brengt de engel de blijde boodschap aan de herders – mensen van heel laag aanzien, die als eerste het nieuws van Christus’ geboorte te horen kregen – en zijn de os en de ezel geïnspireerd op een verhaal uit het Oude Testament waarin geschreven staat: ‘Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester, maar Israël weet van niets’ (Js 1,3).
Kerstboom
De kerstboom is het kerstsymbool van de protestantse christenen en zou voor het eerst door Maarten Luther zijn geplaatst. Hij staat voor de ‘boom van het leven’ in het aards paradijs. Aan de kerstboom werden appels, noten, gebak en blinkende kerstballen opgehangen om op Kerstmis te worden geplukt als ‘vruchten des levens’.
Ook het geven van geschenken met Kerstmis gaat terug op Maarten Luther. Hij schafte omstreeks 1535 het tot dan toe gebruikelijke Sinterklaasfeest af. In plaats van Sinterklaas bracht voortaan het Kerstkindje snoepgoed en geschenken.
Tegen het einde van de 19de eeuw maakte de kerstboom zijn intrede in de katholieke huizen en kerken.