Leestip van de dag – dinsdag 9 mei 2017

Gesprek

Een fictief gesprek, maar eentje dat ons aanzet tot nadenken en dankbaarheid

Clara is 31, in verwachting van een tweeling. Ongeduldig als zij en haar man zijn, weten ze al het geslacht: een jongen en een meisje. Ja, zelfs de namen zijn er al: Sara en Wannes. Tijdens de eerste lentezon ging Clara wandelen. Wat moe en leunend tegen een boom, voelde ze haar twee jonge spruiten heftig bezig. Ze legde haar handen op haar buik, sloot haar ogen, en hoorde de twee jonge bengels tegen elkaar bezig.

Ze hoorde Wannes aan Sara vragen: “Geloof jij in een leven na de bevalling ?”

“Waarom vraag je dat? Natuurlijk!”, zei Sara. “Er moet iets zijn na de bevalling. Misschien zijn we hier wel om onszelf voor te bereiden op dat wat we later zullen zijn.”

“Onzin”, zei Wannes. “Er is geen leven na de bevalling. Wat voor soort leven zou dat zijn?”

Waarop Sara zegt: “Ik weet het niet, maar ik denk dat er meer licht zal zijn dan hier. Misschien kunnen we daar wel lopen met onze benen en eten met onze monden. Misschien dat we meer zintuigen hebben om dingen te begrijpen die we nu niet begrijpen.”

Wannes: “Dat is absurd. Lopen is onmogelijk. En eten met onze monden? Belachelijk. De navelstreng geeft ons alles wat we nodig hebben. Maar de navelstreng is heel kort. Dus leven na de geboorte is sowieso uitgesloten.”

Maar Sara geeft niet op. “Wel, ik denk dat er iets is en misschien is het anders dan hier. Misschien hebben we die navelstreng wel helemaal niet meer nodig.”

“Onzin”, blijft Wannes volhouden. “En trouwens, wat als er nog leven is, waarom is er dan nooit iemand uit dat leven teruggekomen? Bevalling is het einde van het leven. Daarna is er niets dan duisternis, stilte en vergetelheid. Het brengt ons nergens.”

“Wel, dat weet ik nog niet. Wat ik wel weet, is dat we moeder ontmoeten en dat ze voor ons zal zorgen.”

“Moeder? Geloof je echt in moeder? Dat is om te lachen! Als moeder bestaat, waar is ze nu dan?”

Sara zweeg even, en zei toen: “Moeder is overal om ons heen. We zijn omringd door haar. We zijn van haar. In haar leven we. Zonder haar zou en kan er geen leven zijn.”

Waarop Wannes zei: “Wel, ik zie haar niet en ik merk niks van haar, dus het is alleen maar logisch dat ze niet bestaat.”

“Soms, als je stil bent en je echt luistert”,  zei Sarah met een bedeesde stem, “kan je haar aanwezigheid voelen en kan je haar liefhebbende stem horen, die ons roept van boven.”

Bron: Ik kwam de tekst tegen, maar zonder bronvermelding. Ik heb de tekst een beetje verwerkt.