Leestip van de dag – donderdag 27 aug 2020

Roger Burggraeve over Levinas’ kleine goedheid in Tertio

In zijn pas verschenen ‘Geen toekomst zonder kleine goedheid’ bundelt Roger Burggraeve ruim 40 jaar onderzoek naar het denken van Emmanuel Levinas.

Op geen enkel ander boek van mij heb ik vanuit zulke verscheidene hoeken zoveel reacties gekregen als op Geen toekomst zonder kleine goedheid, vertelt Roger Burggraeve (1942), salesiaan en emeritus hoogleraar moraaltheologie van de KU Leuven. Hij geniet internationale erkenning als specialist in de filosofie van Emmanuel Levinas (1905-1995). Dat lezers zo gretig de vruchten plukken van een werk dat lange tijd in zijn hoofd rijpte, verblijdt hem. Zijn inspanning om de ‘kleine goedheid’ radicaal te ontdoen van de banale betekenis die ze al te vaak is beginnen te krijgen, wordt beloond.

L’esprit faible

‘Geen toekomst zonder kleine goedheid’ heb ik geschreven los van de huidige pandemie, maar ook daar zie je het gebeuren. In naam van de veiligheid heeft men tijdens de eerste golf het overlijden van coronapatiënten inhumaan georganiseerd en te weinig mensen hebben het gevoel behouden dat dat niet oké was. Dat is wat Levinas bedoelt: je krijgt te maken met een systeem dat mensen doet denken dat alles in orde is. ‘Er zijn goede rationele argumenten voor, het is het best mogelijke, we kunnen niet anders en we gaan over tot de orde van de dag.’ Daarom zijn er altijd mensen nodig die hun vinger opsteken, die daden van kleine goedheid stellen en proberen het systeem te veranderen, bescheiden profeten die handelen vanuit hun individuele geweten. Levinas gebruikt daarvoor het beeld van het grassprietje dat telkens weer opveert nadat het werd platgetrapt door het systeem. ‘L’esprit faible’, noemt hij het ook.

Antiheld

Wat veel commentatoren onvoldoende hebben gezien, is dat de kleine goedheid onze visie op de geschiedenis op haar kop zet. Er is bij Levinas geen belofte meer van een voltooide ‘societas perfecta’, geen messiaanse eindtijd waarin het goede het kwade finaal overwint. Het syndroom van het geweld tegen het geweld, dat in het stalinisme een politieke vertaling kreeg, vind je in een soort imaginaire vorm terug in boeken en films à la The Lord of the Rings. Welnu, daar kan je volgens Levinas niet het laatste woord aan geven. Ook Jezus belooft niet dat soort toekomst. Dat lees ik in Mattheüs 25. Hij is een antiheld. De glorie van de Mensenzoon die op het einde der tijden terugkomt, is die van de Heer die zegt: ‘Toen Ik honger had, heb je Me te eten gegeven’, want ‘Wat je aan de minsten van mijn broeders hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan’.

We vrezen dat de mensengeschiedenis er een is van het goede dat voortdurend moet proberen het grote kwaad te overwinnen, maar het is eigenlijk andersom: het grote kwaad slaagt er maar niet in de kleine goedheid te overwinnen.

De enige belofte voor de toekomst is precies hierin gelegen: de ethische grondervaring van het gelaat van de ander is onvernietigbaar en de kleine goedheid is onoverwinnelijk. Levinas zegt dat voor het eerst letterlijk in een interview in 1986: ‘De kleine goedheid zal nooit winnen, maar zal ook nooit worden overwonnen’.

Gods barmhartigheid

De kleine goedheid krijgt haar ware plaats en betekenis in situaties van bedreiging, geweld en verschrikking, waar bijna niets anders meer mogelijk is dan het kwaad en er geen uitzicht is op een happy end. Met sentimentaliteit heeft ze niets vandoen. Kleine goedheid is koppig, moedig en tegendraads. Ze is belangeloos en heeft niet de behoefte gezien te worden.

Een daad van kleine goedheid is voor Levinas religieus: het is Gods barmhartigheid die zich voltrekt doorheen de concrete mens. En al is ze misschien wel dwaas, tegelijk is ze het meest menselijke in de mens.