Leestip van de dag – maandag 15 juni 2020

Van afstandsdopen tot wijwatervrees: 32 katholieke coronawoorden

3 Nederlandse auteurs stelden een vermakelijk woordenboekje samen met nieuwe kerkelijke begrippen, ontstaan door de coronacrisis. Enkele voorbeelden.

Afstandsdopen

Eigenlijk bestond deze term al. Missionarissen moesten dikwijls lange afstanden afleggen om in geïsoleerde geloofsgemeenschappen de sacramenten te bedienen. Sommigen maakten er zelfs een vriendschappelijke competitie van, namelijk wie het verst op één dag kon lopen om een kind te dopen, zo lezen we in het Lexicon van Katholieke Coronabegrippen. Zo liep pater Godewinus (1899-1990) naar verluidt in 1925 op één dag meer dan 100 km door de Andes om daar een heel dorp het doopsel toe te dienen.

Vandaag slaat woord op het gebruik van een 1,5 m lange stok met aan het einde een klein waterbekken in de vorm van een lepel of schelp, waarmee de priester een kind kan dopen van op een veilige afstand … de afstanddoopstok.

#2 Coronasuisse

Per kerkgebouw wordt iemand aangewezen die er op toeziet dat de maatregelen worden nageleefd, is te lezen in de coronamaatregelen van de (Nederlandse) bisschoppen die het mogelijk maken publieke vieringen weer mondjesmaat mogelijk te maken.

Oudere katholieken moeten daarbij natuurlijk meteen aan ‘suisse’ denken die vroeger in kerken rondliep, zo merken de auteurs van het Lexicon op: Over zijn rechterschouder hing een sjerp met het opschrift ‘Eerbied in Gods Huis’. Als het aan de bisschoppen ligt, komt er nu dus een ‘coronasuisse’, anno 2020 uiteraard m/v. Deze is herkenbaar aan een geel hesje met het opschrift ‘Orde in Gods Huis’. De coronasuisse draagt een lichtgewicht aanwijsstok van 1,5 meter, voorzien van een knop van zacht kunststof waarmee onverlaten die zich niet aan de regels houden bestraffend kunnen worden aangetikt. Na ieder contact wordt dit attribuut gedesinfecteerd.

#3 Hostiegrijper

Nederlanders zijn ongeëvenaard in het uitvinden van nieuwe woorden. In Vlaanderen blijft het bij een keurig eucharistisch pincet, maar onze noorderburen maken daar het beeldrijke hostiegrijper van, bedoeld natuurlijk om de hostie zonder aanraking en dus zonder kans op besmetting aan de gelovige over te reiken.

Maar het woord bestaat blijkbaar nog in een andere betekenis, zo leren we in het Lexicon: Berucht in dit verband is de legende van Mariecken Vandenbroucke. Ten tijde van de builenpest in het graafschap Vlaanderen (1349-1350) verlangde deze geestelijke maagd zo te communie te gaan, dat zij nietsontziend de priester omver stootte en gillend de communie tot zich nam, waarbij vele hosties over de vloer rolden. Deze uitbarsting heeft haar latere canonisatieproces echter niet in de weg gestaan.

#4 Hostiehonger

In een pastorale brief van de Roermondse bisschop ging het nog over ‘eucharistische honger’, maar daar maken creatievelingen natuurlijk het veel leuker bekkende ‘hostiehonger’ van. Het haakt ook aan bij het begrip ‘huidhonger’, de behoefte aan aanraking, iets wat we sterk missen in de anderhalvemetersamenleving. Hostiehonger ontstaat bij het gemis van fysiek contact met het Lichaam van Christus in de hostie die tijdens de mis wordt uitgereikt.

De huidige hostiehonger mag niet in verband worden gebracht met de beruchte wanhoopsdaad van uitgehongerde inwoners van Bologna tijdens een langdurig beleg van deze Italiaanse stad in 873. Ze bestormden kerken en roofden hosties om hun magen te vullen. Zelfs tabernakels met geconsacreerde hosties werden opengebroken en geplunderd.

#5 Wijwatervrees

Net als in Nederland blijven voorlopig ook in Vlaanderen de wijwaterbakjes leeg. Uiteraard ter voorkoming van besmetting. Deze wijwatervrees heeft tot gevolg dat vieringen het moeten stellen zonder dit überkatholieke tot de verbeelding sprekend ritueel, vooral wanneer het leidt tot een plaatselijke regenbui met de wijwaterkwast.

Het ludieke Lexicon van Katholieke Coronabegrippen van Eric van den Berg, Frank G. Bosman en Peter van Zoest is gratis te bekijken en te downloaden.

Bron: Kerknet.be