Leestip van de dag – vrijdag 12 juni 2020

Worstelen met God is een metafoor voor bidden

In zijn zesde catechese over het gebed tijdens de algemene audiëntie van woensdag 10 juni 2020 sprak paus Franciscus over het gebed van Jakob.

Geliefde broeders en zusters, goedendag!

We zetten onze catechese over het gebed voort. Het boek Genesis verhaalt ons, bij middel van lotgevallen van mannen en vrouwen uit vervlogen tijden, feiten waarin wij ons leven weerspiegeld zien. In de cyclus van de aartsvaders vinden we het verhaal van een man die van de sluwheid zijn talent had gemaakt: Jakob. Het Bijbelse verhaal gaat over de moeilijke verhouding tussen Jakob en Esau. Van in hun kindertijd waren het rivalen. En dat zal niet meer veranderen. Jakob is de jongste. Het waren tweelingen. Door bedrog slaagt hij erin van vader Isaak de zegen los te krijgen, het geschenk van de eerstgeborene (cf. Gn 25, 19-34). Dat is slechts de eerste van een lange reeks sluwheden waartoe deze gewetenloze man bekwaam is. Trouwens, de naam Jakob betekent iemand die zich slim voortbeweegt.

Selfmade man

Nadat hij gedwongen werd voor zijn broer te vluchten, lijkt hem in het leven alles te lukken. Hij is handig in zaken, wordt erg rijk als eigenaar van een enorme kudde. Door volharding en geduld slaagt hij erin de mooiste dochter van Laban te huwen. Hij was echt op haar verliefd. Jakob is echt – zoals we het vandaag noemen – is een selfmade man, een man die zichzelf alleen gemaakt heeft. Door bedrog en list lukt het hem alles te verwerven wat hij wenst. Maar iets ontbreekt hem. Hij mist een echte relatie met zijn eigen wortels.

Gevecht

Op een dag ervaart hij de roep van zijn thuis, van zijn vroegere vaderland. Daar leefde nog steeds Esau, waarmee hij voortdurend in de slechtste verhouding heeft gestaan. Jakob gaat op weg en maakt een lange reis met een omvangrijke karavaan van mensen en dieren. Zo komt hij aan de laatste halte: de rivier Jabbok. Genesis brengt hier een merkwaardige bladzijde (cf. 32, 23-33). Het verhaal gaat dat de aartsvader, nadat hij al zijn mensen en dieren de rivier had doen oversteken – en dat waren er velen – alleen achterbleef op vreemde bodem. En hij denkt na: wat zal er morgen gebeuren? Welke reactie zal zijn broer Esau hebben, hij aan wie hij het eerstgeboorterecht had ontstolen? De geest van Jakob is een wervelwind van gedachten … En, als de duisternis gevallen is, grijpt hem plots een vreemdeling vast en begint met hem te vechten. De Catechismus van de Katholieke Kerk zegt: De spirituele traditie van de Kerk heeft uit dit verhaal het symbool bewaard van het gebed als gevecht van het geloof en als overwinning van de volharding. (CKK, 2573)

Jakob wordt Israël

Jakob vocht de hele nacht, zonder ook maar even de tegenstrever los te laten. Uiteindelijk wordt hij overwonnen door een slag boven de heup. Van dan af zal hij heel zijn leven kreupel zijn. Die geheimzinnige vechtersbaas vraag Jakob zijn naam en zegt hem: Voortaan zult u geen Jakob meer heten, maar Israël, want u hebt met God gestreden en met mensen en u hebt hen overwonnen (v. 29). Als om te zeggen, je zult nooit een man zijn die zo loopt, maar recht. Hij verandert zijn naam, verandert zijn leven, verandert zijn houding. Israël zul je heten. Dan vraagt Jakob op zijn beurt aan de ander: Maak mij uw naam bekend. Hij onthult zijn naam niet, maar zegent hem. En Jakob beseft dat hij God heeft gezien van aangezicht tot aangezicht (cf. vv 30-31).

Vechten met God. Een symbool voor het gebed.

Op andere ogenblikken was Jakob bekwaam om met God te overleggen, om Hem te ervaren als een vriendelijke nabijheid. Maar die nacht, door een langdurig gevecht waarin hij haast ten ondergaat, wordt de aartsvader veranderd. Verandering van naam. Verandering van levenswijze en verandering van persoonlijkheid. Hij wordt veranderd. Voor eenmaal is niet hij de baas over de situatie. Zijn sluwheid helpt hem niet. Hij is niet langer de strateeg en berekenaar. God brengt hem terug tot zijn waarheid van sterfelijk wezen dat beeft en vreest. In dat gevecht had Jakob angst gekend.

Voor eenmaal heeft Jakob God niets anders te bieden dan zijn broosheid en zijn machteloosheid, ook zijn zonden.  En het is die Jakob die door God gezegend wordt.

Met die zegen zal hij, kreupel, het beloofde land binnengaan: kwetsbaar en gewond, maar met een nieuw hart. Ooit heb ik een bejaarde horen zeggen – een goed mens, een goed christen, maar een zondaar die op God betrouwde – hij zei: God zal me helpen. Hij zal me niet alleen laten. Ik zal in het paradijs komen, kreupel, maar ik zal er komen. Eerst was Jakob een zelfverzekerd mens, hij vertrouwde op zijn eigen slimheid. Een man ongenaakbaar voor de genade, ongevoelig voor medelijden. Hij had geen besef van wat medelijden is. Hier ben ik de baas – hij dacht dat hij geen medelijden nodig had. Maar God heeft gered wat verloren was. Hij heeft hem doen inzien dat hij beperkt was, dat hij een zondaar was die nood aan medelijden had. En Hij redde hem.

Wij allemaal hebben een nachtelijke afspraak met God. In de nacht van ons leven. In de zovele nachten van ons leven: duistere ogenblikken, momenten van zonden, situaties van verwarring. Dan gaat het om een afspraak met God, altijd.

Hij verrast ons wanneer we het niet verwachten, wanneer we ons echt alleen voelen. In zo’n nacht, vechtend met de onbekende, zullen we beseffen alleen maar arme mensen te zijn – ik veroorloof mij te zeggen arme sukkels. Maar precies dan, wanneer we ons arme sukkels voelen, moeten we niet angstig zijn, want op dat ogenblik zal God ons een nieuwe naam geven, die de zin van heel ons leven vertolkt. Hij zal ons hart veranderen en zal ons de speciale zegen geven voor hen die zich door Hem laten veranderen. Dat is de mooie uitnodiging om ons door God te laten veranderen. Hij weet hoe dat te doen want  Hij kent ieder van ons. Heer, Gij kent mij mag ieder van ons zeggen, Heer, Gij kent mij. Verander mij.

Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc

Bron: Kerknet.be