Leestip van de dag – vrijdag 27 oktober 2017

Het paradijs is Gods omhelzing,
het einddoel van ons leven

In zijn laatste catechese over de hoop tijdens de audiëntie van woensdag 25 oktober sprak paus Franciscus over het paradijs als einddoel van de hoop.

Geliefde broers en zussen, goedendag !

Dit is de laatste catechese over de christelijke hoop. Sinds het begin van het lopende liturgische jaar ging het daarover. Ik wil het hebben over het paradijs als einddoel van onze hoop.

Paradijs is een van de laatste woorden die Jezus op het kruis tot de goede moordenaar sprak. We staan even stil bij dat gebeuren. Op het kruis is Jezus niet alleen. Links en rechts van Hem is er een misdadiger. Bij het zien van die drie kruisen op Golgota zal menigeen een zucht van verlichting geslaakt hebben omdat eindelijk gerechtigheid geschied was met de terechtstelling van dat soort mensen.

De goede moordenaar

Naast Jezus was er een dader die schuld bekende, iemand die erkende dat hij die vreselijke straf verdiend had. We noemen hem de goede moordenaar in tegenstelling tot de andere zegt deze: wij krijgen wat we door onze daden verdiend hebben (cf. Lc 23,41).

Op de Calvarieberg, op die tragische en goede vrijdag, komt Jezus tot het uiterste van zijn menswording, van zijn solidariteit met ons, zondaars. Daar wordt werkelijkheid wat de profeet Jesaja van de lijdende Dienaar had voorspeld: Hij is tot de booswichten gerekend (53,12; cf. Lc 22,37).

Paradijs komt maar 1 keer voor in de evangeliën

Daar, op Calvarië, heeft Jezus zijn laatste afspraak met een zondaar, om ook voor hem de poorten van zijn Rijk open te gooien. Opvallend is dat dit de enige keer is dat het woord paradijs in de evangelies voorkomt. Jezus belooft het aan die arme drommel die op het kruishout de moed had tot Jezus de nederigste bede te richten: Denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt (Lc 23,42). Hij kon geen goede werken laten gelden, hij had niets, maar vertrouwt zich toe aan Jezus die hij erkent als onschuldig, goed, zo verschillend van zichzelf (v. 41). Dat woord van nederig berouw heeft volstaan om het hart van Jezus te raken.

Met lege handen voor God

De goede moordenaar herinnert ons aan onze echte situatie voor het aanschijn van God: dat wij zijn kinderen zijn, dat God medelijden met ons heeft, dat God ontwapend is telkens wanneer we ons verlangen naar zijn liefde tonen. In ziekenhuiskamers en gevangeniscellen gebeurt dit wonder ontelbare keren: er is niemand, hoe slecht hij ook heeft geleefd, aan wie slechts wanhoop zou resten en aan wie genade geweigerd zou worden. Voor God verschijnen we allen met lege handen, enigszins zoals de tollenaar die achteraan in de tempel bleef staan om te bidden (cf. Lc 18,13).

En telkens wanneer een mens het laatste gewetensonderzoek
van zijn leven maakt en vaststelt dat de tekorten ruimschoots
de goede werken overtreffen, moet men niet ontmoedigd worden,
maar zich toevertrouwen aan de barmhartigheid van God.
Dat geeft ons hoop, dat opent ons hart !

Verloren zoon

God is Vader en tot op het laatst verwacht Hij onze terugkeer. En aan de teruggekeerde verloren zoon, die begint met zijn schuldbelijdenis, legt de vader het zwijgen op door hem te omhelzen (cf. Lc 15,20). Dat is God: zo heeft Hij lief!

Het paradijs is geen sprookjesplaats en ook geen betoverde tuin.

Het paradijs is de omhelzing van God,
oneindige Liefde en we komen er in dankzij Jezus
die voor ons op het kruis is gestorven.

Waar Jezus is, is er barmhartigheid en geluk; zonder Hem is er koude en duisternis. Bij het heengaan, zegt de christen tot Jezus: Denk aan mij. En ook al zou er niemand meer zijn die aan ons denkt, dan is er Jezus, naast ons. Hij wil ons brengen naar de mooiste plek die bestaat. Hij wil ons daar brengen met het weinige of vele goed dat in ons leven is gebeurd. Niets gaat verloren van wat Hij heeft verlost. En naar de Vader brengt Hij ook al wat in ons nog nood heeft aan bevrijding: de vergissingen en de fouten van een heel leven.

Dat is het einddoel van ons bestaan:
dat alles voltooid wordt en omgevormd wordt in liefde.

Wie Jezus kent, vreest niets meer

Als we dit geloven, boezemt de dood ons geen vrees meer in en kunnen we ook hopen deze wereld op een vredige wijze vol vertrouwen te verlaten. Wie Jezus kent, vreest niets meer. Ook wij kunnen dan de woorden herhalen van de oude Simeon, die ook begenadigd werd door de ontmoeting met Christus, na een heel leven van verwachting: Uw dienaar laat gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd (Lc 2,29-30).

De liefde blijft

Op dat ogenblik zullen we eindelijk niets meer nodig hebben; we zullen niet meer zien als in een spiegel. We zullen niet meer nutteloos wenen, want alles zal voorbij zijn; ook de profetieën, ook de kennis. Maar de liefde niet, die blijft. Want: De liefde vergaat nimmer (cf. 1 Kor 13,8).

Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc

Bron: Kerknet.be