Leestip van de dag – vrijdag 28 aug 2020

We zijn geroepen om de vruchten der aarde met iedereen te delen

In zijn catechese tijdens de algemene audiëntie van woensdag 26 augustus 2020 sprak de paus over de universele bestemming van de goederen en de hoop.

Geliefde broeders en zusters, goedendag!

Met de pandemie en haar gevolgen voor ogen, dreigen velen de hoop te verliezen. In deze tijden van onzekerheid en angst, nodig ik allen uit de gave van de hoop die van Christus komt, te aanvaarden. Hij is het die ons helpt laveren in de onrustige wateren van ziekten, dood en onrechtvaardigheid. Deze hebben niet het laatste woord over onze eindbestemming. De pandemie heeft de omvang benadrukt van de sociale problemen en ze nog verergerd, vooral dan de ongelijkheid. Sommige mensen kunnen thuis werken, terwijl dat voor veel anderen onmogelijk is. Sommige kinderen kunnen, ondanks moeilijkheden, toch nog onderwijs genieten, terwijl dit voor heel velen plots afgebroken is. Enkele machtige landen kunnen geld uitgeven om de nood te lenigen, terwijl dat voor anderen de toekomst in gevaar zou brengen.

Zieke economie

Deze symptomen van ongelijkheid wijzen op een sociale ziekte. Het is een virus dat voortkomt uit een zieke economie. We moeten het eenvoudig stellen: de economie is ziek. Is ziek geworden. Het is de vrucht van een onevenwichtige economische groei. Dat is de ziekte: de vrucht van een onevenwichtige economische groei – die voorbijziet aan fundamentele menselijke waarden.

In de wereld van vandaag bezitten weinige erg rijke mensen meer dan de rest van de mensheid.

Ik herhaal dit omdat het ons doet denken. Weinige erg rijke mensen, een groepje, bezitten meer dan de rest van de mensheid. Dit is een statistisch gegeven. Het is onrechtvaardigheid die ten hemel schreeuwt! Tegelijkertijd is dit economisch model onverschillig voor de schade die het berokkent aan de gemeenschappelijk woning. Men besteedt geen zorg aan de gemeenschappelijke woning. We staan dichtbij de overschrijding van veel grenzen van onze wonderbaarlijke planeet. Met zware en onomkeerbare gevolgen. Van het verlies van de biodiversiteit en van de klimaatverandering tot de stijging van het zeewaterpeil en de vernietiging van het tropisch regenwoud. Sociale ongelijkheid en aftakeling van het milieu gaan hand in hand en hebben dezelfde oorzaak (cf. Encyliek Laudato si’ (LS), 101): namelijk de zonde van te willen bezitten, van te willen heersen over broeders en zusters, van de natuur en zelfs God te willen bezitten en overheersen. Maar dat is niet het opzet van de schepping.

Relatie van verantwoordelijke wederkerigheid

In den beginne heeft God aan de menselijke gemeenschap het gezamenlijk beheer van de aarde en haar natuurlijke hulpbronnen toevertrouwd, om er zorg voor te dragen (Catechismus van de Katholieke Kerk (CKK), 2402). God heeft ons gevraagd in zijn naam de aarde te beheren (cf. Gn 1,28) door haar te bewerken en te verzorgen als een tuin, de tuin van allen (cf. Gn 2,15). Terwijl ‘bebouwen’ betekent een terrein ploegen en bewerken, wil ‘bewaken’ zeggen: beschermen, verzorgen, behoeden, bewaren, toezicht houden (LS, 67). Maar opgelet, dit mag niet verstaan worden als een vrijkaart om met de aarde te doen wat men wil. Neen. Er bestaat een relatie van verantwoordelijke wederkerigheid tussen mens en natuur (ibid.). Wij ontvangen van de schepping en op onze beurt geven we ook. Iedere gemeenschap kan uit de aarde nemen wat zij nodig heeft voor eigen overleven, maar zij heeft ook de plicht haar te beschermen (ibid.). Beide zijden.

Rentmeesterschap

Immers, de aarde gaat aan ons vooraf en is ons geschonken (ibid.), zij werd door God aan de hele mensheid geschonken (CKK, 2402). Het is dus onze plicht dat haar vruchten voor allen zijn, niet slechts voor enkele. Dit is een sleutelgegeven in onze relatie tot de aardse goederen. De concilievaders van Vaticanum II hebben eraan herinnerd. Daarom moet de mens, in het gebruiken van deze goederen, de stoffelijke dingen, die hij wettig bezit, niet beschouwen als zijn uitsluitend eigendom, maar ook als gemeenschappelijk eigendom, in deze zin, dat ze niet alleen hem, maar ook de anderen voordeel kunnen opleveren. (Gaudium et Spes (De Kerk in de wereld van deze tijd)(GS), 69). Immers, iemand die een goed in eigendom bezit, is als het ware een rentmeester van de voorzienigheid, die dat goed moet laten renderen en daarin anderen moet laten delen (CKK, 2404). Wij zijn rentmeesters, geen eigenaren van de goederen. Rentmeesters. Ja, maar dat goed is van mij. Dat is waar, maar om het te beheren, niet om het op egoïstische wijze voor jou te houden.

Om er zeker van te zijn dat wat we bezitten de gemeenschap ten goede komt heeft de burgerlijke overheid het recht en de plicht, met het oog op het algemeen welzijn, de wettelijke uitoefening van het eigendomsrecht te regelen (ibid., 2406) (1). Het beginsel van de onderschikking van privébezit aan de universele bestemming van goederen (…) is ‘een gouden regel’ van sociaal gedrag en het eerste beginsel van iedere ethisch-maatschappelijke orde. (LS, 93) (2)

Geschapen naar Gods beeld en gelijkenis

Eigendom en geld zijn hulpmiddelen die aan de zending dienstbaar kunnen zijn. Maar we vormen ze gemakkelijk om tot individuele of collectieve doelstellingen. Wanneer dit gebeurt, worden de essentiële menselijk waarden aangetast. De homo sapiens vervormt zich en wordt een soort homo oeconomicus – in de slechte zin – individualist, berekenaar en heerser. Wij vergeten vaak dat wij, omdat we door God naar zijn beeld en gelijkenis geschapen zijn, sociale, creatieve en solidaire wezens zijn met een mateloze mogelijkheid tot liefhebben. Dat vergeten we vaak.

Onder alle soorten zijn wij de wezens die het sterkst kunnen samenwerken, we bloeien op in gemeenschap, zoals men kan aflezen aan de ervaring van de heiligen.

Er bestaat een Spaans gezegde dat mij tot deze uitspraak heeft geïnspireerd (3).

We kunnen niet stilstaan en toekijken

Wanneer dwang tot bezitten en overheersen miljoenen mensen uitsluit van de basisgoederen; wanneer de economische en technologische ongelijkheid van dien aard is dat het maatschappelijke weefsel verscheurd wordt en wanneer de afhankelijkheid van een mateloze materiële vooruitgang de gemeenschappelijke woning bedreigt, dan kunnen we niet blijven staan en toekijken. Neen, dit is aangrijpend triest. We kunnen niet stilstaan en toekijken! Met de blik gericht op Jezus (cf. Heb 12,2) en vanuit de zekerheid dat zijn liefde werkzaam is door de gemeenschap van zijn leerlingen, moeten we allen samen optreden, met de hoop iets anders en iets beters voort te brengen. De christelijke hoop, geworteld in God, is ons anker. Zij ondersteunt de wil om te delen en versterkt zo onze zending als leerlingen van Christus, die met ons alles heeft gedeeld.

Zorg voor de schepping en sociale rechtvaardigheid gaan samen

De eerste christelijke gemeenschappen begrepen dit. Zij beleefden zoals wij moeilijke tijden. Bewust één van hart en één van ziel te zijn, brachten zij al hun goederen in de gemeenschap en getuigden zo van de overvloedige genade van Christus in hen (cf. Hnd 4,32-35). Wij beleven een crisis. De pandemie is voor ons allen een crisis. Maar beseft wel: uit een crisis komt men niet onveranderd. Ofwel komen we er beter ofwel komen we er slechter uit. Daar staan we voor.

Gaan we na de crisis verder met dit economische systeem van sociale onrechtvaardigheid en van misprijzen voor de zorg om het milieu, om de schepping, de gemeenschappelijke woning?

Laten we daaraan denken. Mogen de christelijke gemeenschappen van de eenentwintigste eeuw deze realiteit terugvinden – de zorg voor de schepping en sociale rechtvaardigheid gaan samen – en op die wijze getuigen van de Verrijzenis van de Heer. Als we zorg dragen voor de goederen die de Schepper ons geeft, als we samenbrengen wat we bezitten zodat niemand tekortschiet, dan zullen we waarlijk de hoop aandragen om een gezonder en rechtvaardiger wereld op te bouwen.

Kinderen

Laten we tot slot aan de kinderen denken. Bekijkt de statistieken. Hoeveel kinderen vandaag van honger sterven omwille van een gebrekkige verdeling van de rijkdommen, omwille van een economisch systeem, zoals ik al zei. Hoeveel kinderen hebben vandaag om dezelfde reden geen recht op onderwijs.

Moge dit beeld van kinderen, arm door honger en gebrek aan onderwijs, ons helpen verstaan dat we beter uit deze crisis beter moeten komen.

Dankjewel!

(1) Cf. GS, 71; H. Joannes Paulus II, Encycliek Solicitudo rei socialis, 42; Enc. Centesimus annus, 40,48).

(2) Cf. H. Joannes Paulus II, Encycliek Laborem exercens, 19.

(3) “Florecemos en racimo, como los santos”

Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc

Bron: Kerknet.be