Leestip van de dag – zaterdag 22 aug 2020

Wonderbaarlijk

Wie zich over de schepping buigt, ontdekt een God die nog straffer is dan de auteurs van Genesis durfden te denken.

Door Luk Vanmaercke
Bron: Kerk & Leven

Wie is de grootste wetenschapper uit de Belgische geschiedenis? Voor mij is er één die erbovenuit steekt, Georges Lemaître. Hij was tegelijk astronoom, kosmoloog, wiskundige en natuurkundige. In 1927, op 33-jarige leeftijd, schreef hij een baanbrekend wetenschappelijk artikel over het uitdijende heelal. Zo raakte hij in conflict met de grote Albert Einstein, voor wie het heelal stabiel was. Einstein moest enkele jaren later zijn ongelijk toegeven.
In 1930 formuleerde Lemaître een nog gedurfdere stelling, tegenwoordig bekend als de oerknal. De hele kosmos, bestaande uit honderden miljarden sterrenstelsels, ontstond uit één onzichtbaar klein punt met een bijna oneindige dichtheid. Daarmee werd Lemaître de grondlegger van onze visie op de kosmos en dus op het ontstaan van alles. Van de schepping dus, door een astrofysische bril bekeken. Het fantastische is dat de wetenschappelijke versie van die schepping (alles is in een fractie van een seconde ontstaan uit één minuscuul punt) nog miraculeuzer is dan de Bijbelse versie (alles werd geschapen in zeven dagen). God blijkt nog straffer te zijn dan de auteurs van Genesis durfden te denken.

Wanneer ik voor een jong publiek een lezing geef over het geloof, vertel ik altijd bovenstaand verhaal.

We zijn in ons land zo slordig met onze geschiedenis. Veel toehoorders zijn stomverbaasd dat België zo’n belangrijke wetenschapper voortbracht. Nog verbaasder zijn ze te horen dat de betrokkene tegelijk een priester was. Voor Lemaître bestond er geen conflict tussen geloof en wetenschap. Hij beschouwde beide als parallelle wegen naar de waarheid. Die stelling is voor veel mensen een openbaring. Oef, we mogen gelovig zijn zonder irrationeel te zijn.

Ook Sabine Van Huffel, hoogleraar aan de faculteit ingenieurswetenschappen van de KU Leuven, ervaart geloof en wetenschap als een aanvullend geheel: „Mijn geloof sterkt me in het onderscheiden van mijn wetenschappelijke roeping. Geloof en wetenschap versterken immers elkaar.” De Duitse astrofysicus Heino Falcke mocht eveneens niet ontbreken in ons Dossier. Een jaar geleden maakten hij en zijn team als eersten een foto van een zwart gat. Een prestatie die het wereldnieuws haalde. „Ik wil God eren door goede wetenschap”, zegt hij. „En ja, die wetenschap wekt soms geloofsvragen, maar ik raak God daardoor niet kwijt. Vaak vinden die vragen dan jaren later onverwachts een antwoord.” De Nederlandse moleculair biofysicus Cees Dekker schreef recentelijk zelfs een boek waarin hij de geschiedenis van de kosmos tegelijk wetenschappelijk en geloofsmatig benadert.

Weet je wat ik denk? Kerk en gelovigen zouden vaker moeten spreken over wetenschap, met name over het ontstaan van de kosmos.

Wat let ons om precies daarin de scheppende hand van God te zien? Bovendien mag je dat wonder letterlijk opvatten en wordt het niet betwist door wetenschappers.

Het christendom en onze tijdrekening beginnen bij Christus, maar de kosmos ontstond al 13,8 miljard jaar vroeger. Door zo ver terug te gaan, naar het begin der tijden, kom je ontegensprekelijk bij de vraag: wat was er dan vóór de oerknal? De wetenschapper buigt deemoedig het hoofd en zegt: „Ik weet het niet.” De gelovige vult aan: „Ik weet het ook niet, maar ik geloof dat God er al was.”