Lezingen van de dag – dinsdag 18 sept. 2018

dinsdag in week 24 door het jaar


Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs

12, 12-14 + 27-31a

Volgens de denkwijze van zijn tijd, vergelijkt Paulus de leden van de Kerk met de geledingen van een lichaam. Daardoor wil hij de onderlinge afhankelijkheid en eenheid ervan onderlijnen. Iedere christen heeft als taak zijn persoonlijke gaven van de Geest te laten gelden voor de uitbouw van het gehele lichaam. Ze vullen daarbij elkaar aan en hebben elkaar nodig.

Broeders en zusters,
een lichaam is een eenheid die uit vele delen bestaat; ondanks hun veelheid vormen al die delen samen één lichaam. Zo is het ook met het lichaam van Christus. Wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden, wij zijn allen van één Geest doordrenkt, of we nu uit het Joodse volk of uit een ander volk afkomstig zijn, of we nu slaven of vrije mensen zijn. Immers, een lichaam bestaat niet uit één deel, maar uit vele. Welnu, u bent het lichaam van Christus en ieder van u maakt daar deel van uit.
God heeft in de gemeente aan allerlei mensen een plaats gegeven: ten eerste aan apostelen, ten tweede aan profeten en ten derde aan leraren. Dan is er het vermogen om wonderen te verrichten, de gave om te genezen en het vermogen om bijstand te verlenen, leiding te geven of in klanktaal te spreken. Is iedereen soms een apostel? Of een profeet? Is iedereen een leraar? Kan iedereen wonderen verrichten? Of kan iedereen genezen? Kan iedereen in klanktaal spreken en kan iedereen die uitleggen?
Richt u op de hoogste gaven.

 

Psalm 100, 1-5

Refr.: Erken het: de Heer is God.

Juich de Heer toe, heel de aarde,
dien de Heer met vreugde,
kom tot Hem met jubelzang.

Erken het: de Heer is God,
Hij heeft ons gemaakt, Hem behoren wij toe,
zijn volk zijn wij, de kudde die Hij weidt.

Kom zijn poorten binnen met een loflied,
hef in zijn voorhoven een lofzang aan,
breng Hem hulde, prijs zijn Naam.

De Heer is goed,
zijn liefde duurt eeuwig,
zijn trouw van geslacht op geslacht.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 7, 11-17

God is geen God van doden, maar van levenden. De weduwe van Naïn heeft haar enige zoon verloren. Jezus heeft medelijden met haar. Zoals aangekondigd door Jesaja, zal de Messias zieken genezen, doven doen horen, kreupelen doen gaan, en doden ten leven wekken. Door het leven terug te schenken aan de jongeling werd het de omstaanders duidelijk dat een grote profeet onder hen was opgestaan.

Jezus ging naar een stad die Naïn heet, en zijn leerlingen en een grote menigte gingen met Hem mee.
Toen Hij de poort van de stad naderde, werd er net een dode naar buiten gedragen, de enige zoon van een weduwe. Een groot aantal mensen vergezelde haar.
Toen de Heer haar zag, werd Hij door medelijden bewogen en zei tegen haar: ‘Weeklaag niet meer.’
Hij kwam dichterbij, raakte de lijkbaar aan – de dragers bleven stilstaan – en zei: ‘Jongeman, Ik zeg je: sta op!’
De dode richtte zich op en begon te spreken, en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder.
Allen werden vervuld van ontzag en loofden God met de woorden: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan’, en: ‘God heeft zich om zijn volk bekommerd!’
Het nieuws over Hem verspreidde zich in heel Judea en in de wijde omtrek.

Van Woord naar leven

Geliefde mensen, vandaag wil ik in deze korte overweging met u kijken naar de eerste lezing, waar gezegd wordt dat we met z’n allen deel uitmaken van dat ene grote lichaam, dat Lichaam met een grote L, omdat dat we dat lichaam bekijken en beleven als het lichaam van Christus, de Kerk.Ik kreeg onlangs een e-mail van iemand die vond dat de overwegingen hier op de site dikwijls teveel gericht zijn op een persoonlijke relatie tussen de gelovige en de Heer. Dat er dus te weinig aandacht gegeven wordt aan het feit dat we als christenen altijd geloven binnen een gemeenschap, als leden van dat ene Lichaam dat Christus is.Hoewel je natuurlijk altijd een zeer persoonlijke band hebt met God, en terwijl Hij met u persoonlijk een heel eigen en unieke weg wilt gaan, moeten we inderdaad benadrukken dat we als christen altijd tot een bredere gemeenschap behoren; elkaar aanvullend en verrijkend, maar altijd geënt op de Heer.Als dit laatste - het geënt zijn op de Heer - ontbreekt, kunnen we misschien denken dat we gemeenschap vormen, maar in wezen zijn we losgeslagen bootjes die al snel het noorden zullen kwijt zijn. Nee, we moeten ons in liefde en vrijheid vastankeren aan de Heer, die in ons het goddelijke bloed zal doen stromen (lees: de genade) dat ons in staat zal stellen (lees: Christus’ leven in ons) de liefde van God te belichamen; waartoe we met z’n allen als gemeenschap geroepen zijn.En het mooie aan dat Lichaams-denken is het feit dat dit ons leert dat we niet alles moeten doen of kunnen. Een zuster trappistin moet geen missionaris willen zijn, een huisvader moet geen priester willen zijn, een franciscaan moet geen jezuïet willen zijn (dat zou trouwens niet goed komen), een kluizenaarstype moet niet bij wijze van spreken de straat op lopen om te verkondigen. Ieder z’n gaven, ieder z’n roeping, maar altijd in het besef dat we met elkaar één Lichaam vormen.Het mooie aan de Kerk is dat het vele spiritualiteiten kent, zowel voor religieuzen als voor leken. Dat maakt het Kerk-gebeuren zo wonderlijk en rijk, als een bloementuil die in z’n geheel prachtig is terwijl iedere bloem afzonderlijk verschillend is van de ander. En het gaat om zowel de individuele bloem, alsook om de bloementuil als tuil. Laten we beiden – het individuele én het gemeenschappelijke - verzorgen; door elkaar te dragen in gebed, door de verbondenheid met elkaar te beleven, en dit ook af en toe te tonen.Moge de Heer zijn gemeenschap - ons allen - diep genadig zijn.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer, geef ons het gelovig bewust-zijn dat we als christelijke gemeenschap geënt zijn op U. Mogen we alzo van U ontvangen, om U te kunnen belichamen doorheen ons doen en laten. In uw naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.