Lezingen van de dag – dinsdag 5 febr 2019

 

dinsdag in week 4 door het jaar


Uit de brief aan de Hebreeën 12, 1-4

In een sportieve taal worden wij uitgenodigd Jezus te volgen. Hij is onze oefenmeester in de wedloop van het christelijk leven. Hij moedigt onze prestaties aan. Zoals in een aflossingswedstrijd geven wij de vlag van het geloof door aan anderen. Het is een lange afstandsloop waar doorzettingsvermogen wordt gevraagd tot bloedens toe. Christus is ook daarin ons voorbeeld. Met Hem voor ogen zullen we nooit de moed opgeven.

Broeders en zusters,
nu wij door zo’n menigte geloofsgetuigen omringd zijn, moeten ook wij de last van de zonde, waarin we steeds weer verstrikt raken, van ons afwerpen en vastberaden de wedstrijd lopen die voor ons ligt.
Laten we daarbij de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof: denkend aan de vreugde die voor Hem in het verschiet lag, liet Hij zich niet afschrikken door de schande van het kruis. Hij hield stand en nam plaats aan de rechterzijde van de troon van God.
Laat tot u doordringen hoe Hij standhield toen de zondaars zich zo tegen Hem verzetten, opdat u niet de moed verliest en het opgeeft.
U hebt in uw strijd tegen de zonde uw leven nog niet op het spel gezet.

 

Psalm 22, 26 + 27 + 28 + 30 + 31 + 32

Refr.: Hij is een God van daden.

Van U komt mijn lofzang in de kring van het volk,
mijn geloften los ik in bij wie U vrezen.
De vernederden zullen eten en worden verzadigd.
Zij die hem zoeken, brengen lof aan de Heer.
Voor altijd mogen jullie leven !

Overal, tot aan de einden der aarde,
zal men de Heer gedenken en zich tot Hem wenden.
Voor U zullen zich buigen alle stammen en volken.
Wie op aarde in overvloed leven,
zullen aanzitten en zich voor Hem buigen.
Ook zullen voor Hem knielen
wie in het graf zijn neergedaald,
wie hun leven niet konden behouden.

Een nieuw geslacht zal Hem dienen
en aan de kinderen vertellen van de Heer.
Aan het volk dat nog geboren moet worden
zal het van zijn gerechtigheid verhalen:
Hij is een God van daden.

 

Uit het evangelie volgens Marcus 5, 21-43

De twee wonderverhalen die de evangelist hier geeft hebben dezelfde draagwijdte: het heil wordt verworven door het geloof. Als alle menselijke middelen falen, wenden Jaïrus en de zieke vrouw zich tot een geneesheer die niet is zoals de anderen. Christus heeft de macht van zijn verrijzenis nog niet ontvangen. Maar de kracht die nu reeds van Hem uitgaat, kondigt het heil aan voor allen die in Hem geloven.

Toen Jezus weer met de boot was overgestoken, verzamelde er zich een grote menigte bij Hem, en Hij bleef aan het meer.
Een van de leiders van de synagoge, die Jaïrus heette, kwam naar Hem toe, en toen hij Jezus zag viel hij aan zijn voeten neer. Hij smeekte hem dringend: ‘Mijn dochter ligt op sterven; kom haar de handen opleggen om haar te redden en te zorgen dat ze in leven blijft.’
Hij ging met hem mee. Een grote menigte volgde Hem en verdrong zich om Hem heen.

Onder hen was ook een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. Ze had veel ellende doorgemaakt door de behandeling van allerlei artsen, aan wie ze haar hele vermogen had uitgegeven zonder dat ze ergens baat bij had gehad; integendeel, ze was alleen maar achteruitgegaan. Ze had gehoord over Jezus, en ze begaf zich tussen de menigte en raakte zijn bovenkleed van achteren aan, want ze dacht: Als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken, zal ik al gered worden. En meteen hield het bloed op te vloeien en merkte ze aan haar lichaam dat ze voorgoed van de kwaal genezen was.
Op hetzelfde ogenblik werd Jezus zich ervan bewust dat er kracht uit Hem was weggestroomd. Midden in de menigte draaide Hij zich om en vroeg: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’
Zijn leerlingen zeiden tegen hem: ‘U ziet dat de menigte zich om U verdringt en dan vraagt U: “Wie heeft mij aangeraakt?”’
Maar hij keek om zich heen om te zien wie het gedaan had.
De vrouw, die bang was geworden en stond te trillen omdat ze wist wat er met haar was gebeurd, kwam naar Hem toe en viel voor Hem neer en vertelde Hem de hele waarheid.
Toen zei Hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede en wees genezen van uw kwaal.’

Nog voor Hij uitgesproken was, kwamen enkele mensen tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven, waarom valt u de meester nog lastig?’
Maar Jezus hoorde dat en zei tegen de leider van de synagoge: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’
Hij stond niemand toe om met Hem mee te gaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus.
Ze kwamen bij het huis van de leider van de synagoge en zagen daar een groep mensen die luid stonden te huilen en te weeklagen.
Hij ging naar binnen en zei tegen hen: ‘Waarom maken jullie zo’n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’
Ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde hen allemaal naar buiten en ging met de vader en moeder van het kind en de leerlingen die bij Hem waren de kamer van het kind binnen. Hij pakte de hand van het kind vast en zei tegen haar: ‘Talita koem!‘ In onze taal betekent dat: ‘Meisje, ik zeg je, sta op!’
Meteen stond het meisje op en begon heen en weer te lopen. Ze was twaalf jaar. Iedereen was met stomheid geslagen.
Hij drukte hun op het hart dat niemand dit te weten mocht komen, en zei dat ze haar te eten moesten geven.

Van Woord naar leven

Vandaag horen we twee genezingsverhalen in het evangelie. Mogen wij vandaag het derde zijn ?Laten we naar Jezus toegaan. Hij komt ook tot ons. En laat de ontmoeting gebeuren, gewoon, zoals Hij het wil. Misschien voelen we het aan den ziele, misschien ook niet. Maar feit is dat de ontmoeting er zeer zeker zal zijn wanneer wij naar Hem toegaan.Want dat vraagt Jezus van ons: een stap. Hij vraagt van ons de beslissing naar Hem toe te gaan. Die vrijheid wilt Hij ons niet ontnemen. Integendeel, Hij zal er ons op aanspreken. Het enige dat Hij zal doen is zijn Geest in ons leggen die ons zal warm maken stappen naar Hem te zetten. Maar dan nog zullen we moeten beslissen. De vrouw uit het evangelie is hiervan een mooi voorbeeld. Ze besliste om achter Hem aan te gaan, Hem aan te raken. Jezus prees dit geloof, en kon haar genezen.Het kind echter kon niet achter Jezus aan. Gelukkig waren er anderen die voor het kind naar Jezus gingen. Het is een mooi beeld van onze wereld waar zoveel mensen smachten naar genezing, de moed of het geloof niet hebbend de beslissing te hebben naar Jezus toe te gaan. Zie hier de grote verantwoordelijkheid van ieder van ons! Wij mogen, wij moeten, bidden voor hen die om welke reden ook, ziek zijn en toch niet naar de Heer toestappen. Als zij het niet doen, mogen wij dat voor hen doen; dat is liefde.Het mooie van het christelijk gebed is dat wij in de plaats van anderen mogen bidden, voor hen die het niet meer kunnen, voor hen die twijfelen, voor hen die het niet meer willen. Liefhebben is in het hart van de Kerk gaan staan om in de naam van de Heer allen en alles biddend bij God te brengen.Ja, uiteraard is liefhebben ook werken. Maar het is ook bidden; bidden voor anderen. Ons geloof is, wat dit betreft, soms bijzonder klein.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus, beziel uw Kerk met de gave van het gebed opdat zij biddend in het leven mag staan, alles en allen bij U brengend. Maak ons bewust van deze verantwoordelijkheid die Gij aan ieder van ons schenkt. Help ons niet lui te zijn in het gebed voor anderen, maar leer ons hen lief te hebben, ook in het gebed voor hen. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.