Lezingen van de dag – donderdag 29 nov 2018

donderdag in de laatste week
van het liturgisch jaar


Uit het boek Apocalyps 18, 1-2 + 21-23 + 19, 1-3 + 9a

Johannes symboliseert het rijk van de satan met Babylon en met het Romeinse rijk van zijn tijd. Elders noemt hij hem de antichrist. De uiteindelijke triomf van Christus’ Rijk, mag ons de realiteit van de macht van het kwade niet doen vergeten.

Ik, Johannes, zag een andere engel uit de hemel neerdalen. Hij had groot gezag en zijn luister verlichtte de aarde. Met een krachtige stem riep hij: ‘Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad! Ze is een woonplaats voor demonen geworden, ze biedt onderdak aan elke onreine geest, elke onreine vogel en elk onrein, afschuwelijk dier.
Toen tilde een sterke engel een steen zo groot als een molensteen op en smeet die in zee met de woorden: ‘Zo zal ook Babylon, die grote stad, worden weggeslingerd; ze zal voorgoed verdwijnen. De klank van lier en zang, bazuin en fluit zal in jou voorgoed verstommen, de bedrijvigheid van ieder ambacht zal in jou voorgoed stilvallen. Het geluid van de molen zal nooit meer in je klinken, het licht van de lamp nooit meer in je schijnen. Het feestgedruis rond bruid en bruidegom zal in jou nooit meer te horen zijn.
Eens waren je handelaars de groten der aarde, alle volken bezweken voor je verleidende toverij. Hierna hoorde ik in de hemel een geweldige stem als van een grote menigte zeggen: ‘Halleluja! De redding, de eer en de macht zijn van onze God, want zijn vonnis is betrouwbaar en rechtvaardig. Hij heeft immers de grote hoer, die door haar ontucht de wereld in het verderf heeft gestort, veroordeeld en het bloed van zijn dienaren op haar gewroken.’ Opnieuw zeiden ze: ‘Halleluja! Haar rook stijgt op tot in eeuwigheid.’
Toen zei hij tegen mij: ‘Schrijf op: “Gelukkig zijn zij die voor het bruiloftsmaal van het lam zijn uitgenodigd.”’

 

Psalm 100, 2-5

Refr.: Zalig zij die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal van het Lam.

Dien de Heer met vreugde,
kom tot Hem met jubelzang.

Erken het: de Heer is God,
Hij heeft ons gemaakt.

Hem behoren wij toe,
zijn volk zijn wij, de kudde die Hij weidt.

Kom zijn poorten binnen met een loflied,
hef in zijn voorhoven een lofzang aan.

Breng Hem hulde, prijs zijn Naam:
de Heer is goed.

Zijn liefde duurt eeuwig,
zijn trouw van geslacht op geslacht.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 21, 20-28

Christus spreekt over de voortdurende vervolging van de leerlingen. Hij geeft een profetie over de verwoesting van Jeruzalem. Dan volgt, aan de hand van apocalyptische beelden, de belofte van zijn glorievolle wederkomst. Dit vooruitzicht wekt ons hoop.

Jezus sprak tot zijn leerlingen:
Wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legertroepen omsingeld is, weet dan dat de verwoesting van de stad nabij is.
Wie in Judea is moet dan de bergen in vluchten, wie in Jeruzalem is moet er wegtrekken, en wie op het land is moet niet naar de stad gaan, want in die dagen wordt de straf voltrokken, waardoor alles wat geschreven staat in vervulling zal gaan.
Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! Want er zal ontzaglijk veel leed zijn in het land, en een zwaar vonnis zal de bevolking treffen. De inwoners zullen omkomen door het zwaard of in gevangenschap worden weggevoerd en onder alle volken worden verstrooid, terwijl Jeruzalem vertrapt zal worden door heidenen, tot de tijd van de heidenen voorbij is.
Dan zullen er tekenen zijn aan de zon en de maan en de sterren, en op aarde zullen de volken sidderen van angst voor het gebulder en het geweld van de zee; de mensen worden onmachtig van angst voor wat er met de wereld zal gebeuren, want de hemelse machten zullen wankelen.
Maar dan zullen ze op een wolk de Mensenzoon zien komen, bekleed met macht en grote luister.
Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!’

Van Woord naar leven

Tijdens deze laatste dagen van het liturgisch jaar spreekt Jezus ons apocalyptische woorden toe met betrekking op zijn wederkomst op het einde der dagen. Het zijn woorden die ons stil doen worden, misschien zelfs angstig maken. Stil mogen we worden, maar angst hoeft ons niet in te boezemen.Vandaag zegt Jezus ons niet: 'Wanneer dit alles op u afkomt, zoek dan dekking in het aangezicht van de komende nood, blijf zitten waar je zit, ga plat op de grond liggen, ga de kelder in, bouw je een atoomschuilkelder of iets in die geest'. Wat Hij zegt is: wanneer het heel zwaar voor u wordt: "Richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij."Terwijl de mensen het besterven van schrik, in spanning om wat de wereld gaat overkomen, kan de gelovige zich oprichten. Waarom? Waar haalt de gelovige het vandaan om midden in het onweer met opgeheven hoofd zijn weg te gaan? Omdat hij weet van een Ander, die midden in het onweer op hem toekomt. Omdat het onweer nooit alleen komt, omdat er een stem is die midden in de storm tot ons roept, zoals eertijds op het meer van Galilea: "Wees maar niet bang, Ik ben het". Een hand die ons in de duisternis vasthoudt.Maar dan moeten wij wel ons eigen ik, ons verlangen onszelf te redden, loslaten.Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer, wat er ook moge gebeuren... geef dat wij altijd uw vrede mogen bewaren, rustig verblijvend in U. Uw vrede zal ons behoeden voor angst, en ons doen uitkijken naar uw komst, nu, en op het einde der dagen. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.