Lezingen van de dag – vrijdag 20 juli 2018

vrijdag in week 15 door het jaar


Uit de profeet Jesaja 38, 1-6 + 21-22 + 7-8

De bede van koning Hizkia om genezing wordt verhoord. Hij mag nog langer leven want hij deed wat de Heer behaagde. Zulke gebeden lijken ons wat onwezenlijk. Zij wijzen ons echter op de nauwe band die er bestaat tussen dit leven en de voortzetting ervan.

Hizkia werd dodelijk ziek. De profeet Jesaja, de zoon van Amos, kwam naar hem toe en zei: ‘Dit zegt de Heer: Maak je laatste wilsbeschikking op, want je sterft. Je zult niet meer beter worden.’
Hizkia draaide zijn gezicht naar de muur en bad tot de Heer: ‘Heer, ik smeek U, neem toch in aanmerking dat ik me altijd oprecht en met heel mijn hart naar uw wil heb gericht en steeds heb gedaan wat goed is in uw ogen.’ Daarbij stortte hij bittere tranen.
Toen richtte de Heer zich opnieuw tot Jesaja: ‘Ga naar Hizkia toe en zeg tegen hem: “Dit zegt de Heer, de God van je voorvader David: Ik heb je gebed gehoord en je tranen gezien. Welnu, Ik geef je nog vijftien jaar te leven, en Ik zal jou en deze stad redden uit de handen van de koning van Assyrië. Ik zal deze stad beschermen.”’
Jesaja beval de dienaren van de koning een plak gedroogde vijgen te nemen en de ontstoken plek ermee in te wrijven, waarop Hizkia nieuwe krachten kreeg. Hij vroeg: ‘Krijg ik van de Heer ook een teken dat ik weer naar de tempel zal kunnen gaan?’
Jesaja zei: ‘De Heer geeft u het volgende teken dat Hij zijn belofte zal nakomen: ik laat de schaduw op de zonnewijzer van Achaz tien graden achteruitgaan in plaats van vooruit.’ En de schaduw ging tien graden achteruit.

 

Jes. 38, 10 + 11 + 12abc + 16

Refr.: De Heer geeft mij nieuwe kracht, Hij doet mij herleven.

Ik dacht: In de bloei van mijn leven moet ik gaan,
de tijd die mij rest verblijf ik in het dodenrijk,
ik zal de Heer niet meer zien in het land der levenden.
Ik dacht: nooit zal ik een mens nog aanschouwen
daar waar alles zijn einde vindt.

Mijn woonplaats werd ontruimd en lag open,
zoals de tent van een herder;
ik rolde mijn leven op zoals een wever het tentdoek,
hij heeft mijn draad afgesneden.
Maar mijn Heer zei: ‘Tijd om te leven!’
Al die tijd zal mijn geest in leven blijven.
U geeft mij nieuwe kracht, U doet mij herleven.

 

Uit het evangelie volgens Matteüs 12, 1-8

Mensen mogen niet gebruikt worden om wetten te rechtvaardigen maar integendeel zijn die wetten er voor de mensen. Dit was een van de vernieuwingen die Christus bracht. De Farizeeën offerden mensen op om hun wetten te redden. Christus bracht wetten om mensen te redden.

In die tijd liep Jezus op een sabbat door de korenvelden. Zijn leerlingen hadden honger en begonnen aren te plukken en ervan te eten.
Toen de Farizeeën dat zagen, zeiden ze tegen Hem: ‘Kijk, uw leerlingen doen iets dat op sabbat niet mag.’
Hij antwoordde: ‘Hebt u niet gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger hadden, hoe hij het huis van God binnenging en er met hen van de toonbroden at, terwijl noch hij noch zijn mannen daarvan mochten eten, alleen de priesters? En hebt u niet in de wet gelezen dat de priesters die op sabbat in de tempel dienst doen en zo de sabbat ontwijden, onschuldig zijn? Ik zeg u: hier gaat het om meer dan de tempel! Als u begrepen had wat bedoeld wordt met: “Barmhartigheid wil Ik, geen offers”, dan zou u geen onschuldigen hebben veroordeeld. Want de Mensenzoon is Heer en meester over de sabbat.’

Van Woord naar leven

‘Barmhartigheid wil Ik, geen offers’, zegt Jezus ons vandaag.Wanneer je 'barmhartigheid' opzoekt in het woordenboek, krijg je: 'Barmhartigheid is de behoefte om hulp te verlenen aan mensen die in geestelijke of lichamelijke nood verkeren. Het is nauw verbonden met naastenliefde en rechtvaardigheid.' Christelijk geduid zou je dan kunnen stellen dat barmhartigheid de stap is om vanuit Jezus' aanwezigheid in jezelf naar de ander toe te gaan om hem Gods liefde aan te bieden.Het ware offer dat we God moeten aanbieden is de gave van ons hele zijn ten dienste van de liefde. Het gaat niet om schapen, bokken, of wat dan ook. Het gaat om de gave van onszelf; om een totale beschikbaarheid voor het werk van de Heer.Laten we ons geven aan Christus’ aanwezigheid in ons, opdat we dragers en uitdragers mogen zijn van Gods liefde en barmhartigheid. Ja, laat ons zo Kerk zijn; fris én met de glimlach van God.kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God, Heer van hemel en aarde, Gij vraagt geen offers, maar barmhartigheid. Geef dat wij oproep tot liefde mogen welkom heten, haar koesteren en beminnen, opdat uw Rijk meer en meer gestalte mag krijgen in onze huizen, straten, dorpen en steden. Alle dagen van ons leven. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.