Lezingen van de dag – vrijdag 29 maart 2019

 

vrijdag in de 3e week van de vasten


Uit het boek Hosea 14, 2-10

God is opnieuw bereid zijn liefde te schenken, maar daartoe moet Israël schuld bekennen. Oprechtheid van hart is meer waard dan offerdieren. Tegen het maaksel van hun handen zullen zij nooit meer zeggen: U bent onze God. In dichterlijke bewoordingen en beelden schildert de profeet de tedere en bijna jaloerse liefde van God voor zijn volk.

Zo spreekt de Heer:
“Keer terug, Israël, naar de Heer, je God! Door je eigen wandaden ben je ten val gekomen.
Kom met woorden van berouw en keer terug naar de Heer. Zeg tegen Hem: ‘Vergeef ons al onze misdaden. Neem wat goed is van ons aan. Als offer brengen wij U oprechte woorden. Onze redding verwachten we niet langer van Assyrië, op paarden en strijdwagens zullen wij niet meer vertrouwen, wat we zelf gemaakt hebben niet meer onze god noemen. Immers, bij U vindt een wees ontferming!’
Ik genees hen van hun ontrouw, mijn hart gaat naar hen uit. Mijn toorn heb Ik laten varen.
Ik zal voor Israël zijn als de dauw. Het zal bloeien als een lelie, wortelen als een ceder op de Libanon; zijn jonge loten zullen uitlopen. Het zal als een prachtige olijfboom pronken en geuren als de ceders op de Libanon.
Dan is het weer goed toeven in zijn schaduw, er wordt weer koren verbouwd.
Het zal bloeien als een wijnstok, befaamd zijn als de wijn van de Libanon.
Dan zegt Efraïm: ‘Wat heb ik nog met afgoden te maken? Ik wil zijn liefde beantwoorden, mijn oog op hem richten. Dan ben ik als een cipres, altijd groen; het zijn uw vruchten die ik draag.’
Wie inzicht heeft doorgrondt deze woorden, wie wijs is neemt ze ter harte. Want de wegen van de Heer zijn recht: wie rechtvaardig is verlaat ze niet, maar wie zich verzet komt ten val.

 

Psalm 81, 9 + 10 + 11 + 14 + 17

Refr.: Ik ben de Heer, je God.

Hoor, mijn volk, Ik moet je vermanen,
Israël, luister naar mij.
Laat geen andere god bij je toe,
buig je niet voor een vreemde god.

Ik ben de Heer, je God,
die je wegleidde uit Egypte.
Open wijd je mond, Ik zal hem vullen.

Ach, wilde mijn volk maar horen,
wilde Israël mijn wegen maar volgen.
Israël zou Ik voeden met de edelste tarwe.
Ja, jou zou Ik spijzigen met honing uit de rots.

 

Uit het evangelie volgens Marcus 12, 28b-34

Wat is er wezenlijk voor het christelijk leven? Jezus herinnert ons er aan: de liefde! De christen volgt een dubbel gebod van liefde tot God en tot de naaste. Maar dit vormt slechts één liefde om tot het koninkrijk van God te naderen.

Een schriftgeleerde legde Jezus de volgende vraag voor: ‘Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?’
Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” Het op een na belangrijkste is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.’
De schriftgeleerde zei tegen Hem: ‘Inderdaad, meester, wat U zegt is waar: Hij alleen is God en er is geen andere God dan Hij, en Hem liefhebben met heel ons hart en met heel ons inzicht en met heel onze kracht, en onze naaste liefhebben als onszelf betekent veel meer dan alle brandoffers en andere offers.’
Jezus vond dat hij verstandig had geantwoord en zei tegen hem: ‘U bent niet ver van het koninkrijk van God.’
En niemand durfde Hem nog een vraag te stellen.

Van Woord naar leven

Vandaag lezen we in de eerste lezing uit het boek Hosea: Keer terug, Israël, naar de Heer, je God! Door je eigen wandaden ben je ten val gekomen. Kom met woorden van berouw en keer terug naar de Heer. Zeg tegen Hem: ‘Vergeef ons al onze misdaden. Neem wat goed is van ons aan. Als offer brengen wij U oprechte woorden. Onze redding verwachten we niet langer van Assyrië, op paarden en strijdwagens zullen wij niet meer vertrouwen, wat we zelf gemaakt hebben niet meer onze god noemen. Immers, bij U vindt een wees ontferming!’De diepste oorzaak van de wandaden, waarvan sprake is, was het niet vertrouwen op God. Men wilde bouwen op strijdwagens en dergelijke, op allerlei zaken en handelingen die ze ‘god’ waren gaan noemen. Van hun ‘ik’ hadden ze een soort god gemaakt, een god die gediend moest worden en waar alles voor moest wijken.Het is de zonde van de hoogmoed. Heel actueel overigens. Hoe dikwijls meent de mens niet dat hij zelf de touwtjes in handen kan en moet nemen, zonder God erbij te betrekken. Inhoud van goed en kwaad wordt zelf bepaald, men bepaalt tot waar anderen mogen komen en niet verder dan dat (ja, we mogen dit letterlijk lezen), het ‘ik’ staat centraal.Het is de zonde van Adam en Eva, die, terwijl ze al het goede kregen van God, aten van de vruchten van de boom van goed en kwaad. Ze wilden voor God gaan spelen, zelf normeren wat goed en kwaad is, aan de liefde een ‘maat’ geven, enz. Ja, de hoogmoed … een kwalijk duiveltje.Laten we God God laten zijn. En wij zijn kinderen. Laten we ons nederig openen voor zijn Woord, voor zijn komen in Christus. Laten we er ons aan toevertrouwen in volle overgave. Opdat het wonder van de liefde, van Gods liefde, mag en kan gebeuren.Of, zoals we verder lezen in de eerste lezing van vandaag: 'Dan zal Ik voor Israël zijn als de dauw. Het zal bloeien als een lelie, wortelen als een ceder op de Libanon; zijn jonge loten zullen uitlopen. Het zal als een prachtige olijfboom pronken en geuren als de ceders op de Libanon. Dan is het weer goed toeven in zijn schaduw, er wordt weer koren verbouwd. Het zal bloeien als een wijnstok, befaamd zijn als de wijn van de Libanon.'krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader, genees ons van elke vorm van hoogmoed. Raak ons in uw Zoon ten diepste aan, opdat wij worden arm van Geest, beschikbaar voor U, bereid U God te laten zijn. Om deze genade bidden wij U, in Christus, onze broeder en Heer. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.