Lezingen van de dag – woensdag 17 augustus 2016

woensdag in week 20 door het jaar

Uit de profeet Ezechiël 34, 1-11

De leiders van Israël moesten er voor zorgen dat de mensen het verbond zouden kunnen onderhouden. Zij hebben echter hun taak misbruikt: de herders leven ten koste van de schapen. Ze profiteren ervan en buiten hen uit. De Heer zal daarom zelf als herder optreden om zijn volk trouw te houden aan het verbond.

De Heer richtte zich tot mij:
‘Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de Heer: Wee jullie, herders van Israël, want jullie hebben alleen jezelf geweid! Horen herders niet hun schapen te weiden? Jullie eten wel van hun kaas, jullie gebruiken hun wol voor je kleren en jullie slachten de vette dieren, maar de schapen weiden, dat doen jullie niet. Zwakke dieren hebben jullie niet laten aansterken, zieke dieren niet genezen, gewonde dieren niet verbonden, verjaagde dieren niet teruggehaald, verdwaalde dieren niet gezocht; jullie hebben de dieren hard en wreed behandeld. Zonder herder raakten ze verstrooid, en werden ze door wilde dieren verslonden. Mijn schapen zijn verstrooid, ze dwalen rond in de bergen en hoog in de heuvels; over heel het aardoppervlak raken ze verstrooid, en er is niemand die naar ze omziet, niemand die naar ze op zoek gaat.
Daarom, herders, luister naar de woorden van de Heer: Zo waar ik leef – spreekt God, de Heer –,mijn schapen hadden geen herder, ze werden weggeroofd en door de wilde dieren verslonden; en jullie, herders, keken niet naar mijn schapen om, jullie hebben alleen jezelf geweid maar niet mijn schapen!
Daarom, herders, luister naar de woorden van de Heer: Dit zegt God, de Heer: Ik zal de herders straffen en mijn schapen opeisen; zij zullen ze niet meer mogen weiden. Ook zullen ze niet langer zichzelf weiden: Ik zal mijn schapen uit hun mond redden, ze zullen ze niet meer eten! Dit zegt God, de Heer: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen.’


Psalm 23, 1-6

Refr.: De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets.

De Heer is mijn herder,
het ontbreekt mij aan niets.
Hij laat mij rusten in groene weiden
en voert mij naar vredig water,
Hij geeft mij nieuwe kracht
en leidt mij langs veilige paden Drieeenheid_2
tot eer van zijn Naam.

Al gaat mijn weg
door een donker dal,
ik vrees geen gevaar,
want U bent bij mij,
uw stok en uw staf,
zij geven mij moed.

U nodigt mij aan tafel
voor het oog van de vijand,
u zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over.

Geluk en genade volgen mij
alle dagen van mijn leven,
ik keer terug in het huis van de Heer
tot in lengte van dagen.


Uit het evangelie volgens Matteüs 20, 1-16a

Wij kunnen maar moeilijk verdragen dat anderen goedheid ondervinden. We wensen dat ze worden behandeld zoals wij. We aanvaarden dikwijls niet dat ze anders zijn dan wij. De parabel van de werkers in de wijngaard stelt ons voor de bezinningsvraag: ‘Zijt gij kwaad omdat ik goed ben?’

Jezus vertelde volgende gelijkenis:
‘Het is met het Koninkrijk van de hemel als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uittrok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken. Nadat hij met de arbeiders een dagloon van een denarie overeengekomen was, stuurde hij hen naar zijn wijngaard. Drie uur later trok hij er opnieuw op uit, en toen hij anderen werkloos op het marktplein zag staan, zei hij ook tegen hen: “Gaan jullie ook maar naar de wijngaard, de betaling zal rechtvaardig zijn.” En ze gingen erheen. Rond het middaguur ging hij er nogmaals op uit, en drie uur later weer, en handelde als tevoren. Toen hij tegen het elfde uur van de dag nog eens op weg ging, trof hij een groepje dat er nog steeds stond. Hij vroeg hun: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?” “Niemand wilde ons in dienst nemen”, antwoordden ze. Hij zei hun: “Gaan jullie ook maar naar de wijngaard.”
Toen de avond gevallen was, zei de heer van de wijngaard tegen zijn rentmeester: “Roep de arbeiders bij je en betaal hun het loon uit. Begin daarbij met de laatsten en eindig met de eersten.” En zij die er vanaf het elfde uur waren, kwamen naar voren en kregen ieder een denarie. En toen zij die als eersten waren gekomen naar voren stapten, dachten ze dat zij wel meer zouden krijgen. Maar ook zij kregen ieder die ene denarie.
Toen ze die in handen hadden, gingen ze bij de landheer hun beklag doen: “Die laatsten hebben één uur gewerkt en u behandelt hen zoals u ons behandelt, terwijl wij het onder de brandende zon de hele dag hebben volgehouden.”
Hij gaf een van hen ten antwoord: “Beste man, ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het loon van één denarie? Neem dan aan wat je toekomt en ga. Ik wil aan die laatsten nu eenmaal hetzelfde betalen als aan jou. Of mag ik met mijn geld niet doen wat ik wil? Zet het kwaad bloed dat ik goed ben?”
Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten.’

Van Woord naar leven

Het probleem van de werkers van het eerste uur is dat zij hun blik fixeren op wat hun collega's ontvangen en daardoor geen oog hebben voor het goede dat de Heer hun in handen legt. Ons probleem - velen van ons voelen zich trouwe kerkgangers van het eerste uur - is dat ook wij onze gelovige inzet claimen als een privé-verdienste, dat wij onze naastenliefde door God gehonoreerd willen zien - voor wat, hoort wat; dat wij op die manier onze inzet en naastenliefde degraderen tot te betalen liefde. Ons probleem is dat wij wel eens vergeten dat christelijke inzet en naastenliefde gratis zijn, onbetaalbaar, omdat, wat wij geven, slechts een schamel en verhakkeld doorgeven is wat van ons eerst gratuit geschonken werd: Gods liefde die maar in één maat verkrijgbaar is, en dat is een overvolle maat. Want God is liefde.De overweging van vandaag is van de hand van Marc Christiaens, o.p.
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Barmhartige God,yun_3792 uw goedheid gaat naar alle mensen: de trouwe vrienden van het begin, maar ook de werkers van het laatste uur. Gij hebt ze allen lief; uw wegen zijn zo wonderbaar ! Wij bidden dat wij ten diepste blij zouden zijn met wat Gij aan anderen geeft, zoals wij ook blij en dankbaar zijn met wat Gij ons geeft. Leer ons uw liefde beminnen en navolgen. In Christus' naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.