Lezingen van de dag – zaterdag 10 februari 2018

zaterdag in week 5 door het jaar


Uit het eerste boek Koningen 12, 26-32 + 13, 33-34

Het rijk van het Noorden onder Jerobeam maakt zichzelf een god zonder geloof. Alle andere daden van de konong van het Noordrijk zijn op het eerste gezicht politieke daden om succes te hebben. God naar zijn hand trachten te zetten was en is nu nog altijd even ondoenbaar. Wie het probeert loopt onherroepelijk vast.

Jerobeam bedacht dat er alle kans was dat het koningschap weer zou terugvallen aan het huis van David en overlegde bij zichzelf: Wanneer het volk naar Jeruzalem blijft gaan om daar offers op te dragen in de tempel van de Heer, zullen ze zich weer hechten aan hun heer, koning Rechabeam van Juda. Dan zullen ze mij vermoorden en zich weer bij Rechabeam aansluiten.
Na rijp beraad besloot hij om twee gouden beelden te laten maken in de vorm van een stierkalf. Daarop zei hij tegen het volk: ‘U bent nu vaak genoeg ter bedevaart naar Jeruzalem gegaan! Israël, dit is uw god die u uit Egypte heeft geleid.’
Het ene beeld liet hij in Betel plaatsen, en het andere in Dan, waar het door de Israëlieten in optocht naartoe werd gebracht. Zo verviel het volk tot zonde.
Jerobeam liet tempels bouwen op de offerhoogten en stelde priesters aan die niet tot de nakomelingen van Levi behoorden, maar afkomstig waren uit alle groepen van de bevolking. Ook stelde hij op de vijftiende dag van de achtste maand een feest in dat leek op het feest in Juda. Hij besteeg dan, in Betel, de treden naar het altaar om offers op te dragen aan de stierenbeelden die hij had laten maken. In Betel installeerde hij ook de priesters die hij voor de offerplaatsen had aangesteld.
Ondanks de woorden van de profeet beterde Jerobeam zijn leven niet. Hij bleef voor de offerplaatsen priesters aanstellen uit alle groepen van de bevolking; wie maar wilde kon een aanstelling krijgen als priester van de offerplaatsen.
Zo verviel het koningshuis van Jerobeam tot zonde, waardoor het uiteindelijk zou worden uitgeroeid en van de aarde weggevaagd.

 

Ps. 106, 6 + 7a + 19 + 20 + 21 + 22

Refr.: Vergeet mij niet, Heer, ik die uw vok welgezind ben.

Wij hebben gezondigd zoals onze voorouders,
wij hebben gefaald en kwaad bedreven.
Toen onze voorouders in Egypte waren,
sloegen zij geen acht op uw wonderen,

Zij maakten een stierkalf bij de Horeb
en bogen zich voor een stuk metaal.
God, hun eer, ruilden zij in voor een beeld
van een dier dat gras eet.

Vergeten waren zij God, hun redder,
die iets groots had verricht in Egypte,
wonderen in het land van Cham,
geduchte daden bij de Rietzee.

 

Uit het evangelie volgens Marcus 8, 1-10

Het evangelie van vandaag verwijst naar de eucharistie. Jezus is bezorgd voor de mensen en breekt voor hen brood voor onderweg. Dit zal Hij ook doen in de eucharistie. Daar breekt Hij echter zichzelf tot brood voor het leven.

Toen er op een keer weer een grote menigte bijeen was, en ze niets meer te eten hadden, riep Jezus de leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik heb medelijden met al die mensen, want ze zijn nu al drie dagen bij me en hebben niets meer te eten. Als Ik hen met een lege maag naar huis stuur, zullen ze onderweg bezwijken; sommigen zijn immers van ver gekomen.’
Zijn leerlingen antwoordden: ‘Maar hoe zou iemand hen hier, in deze verlatenheid, van genoeg brood kunnen voorzien?’
Hij vroeg hun: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’
‘Zeven’ , antwoordden ze.
Hij zei tegen de mensen dat ze op de grond moesten gaan zitten; Hij nam de zeven broden, sprak het dankgebed uit, brak de broden en gaf ze aan de leerlingen om ze aan de mensen uit te delen, en dat deden ze. Ze hadden ook een paar kleine vissen bij zich; Hij sprak er het zegengebed over uit en zei dat ze ook de vissen moesten uitdelen.
De mensen aten tot ze verzadigd waren; de leerlingen haalden op wat er van het eten overschoot: zeven manden vol.
Er waren ongeveer vierduizend mensen.
Toen stuurde Hij hen weg.
Meteen daarna stapte Hij met zijn leerlingen in de boot en voer naar het gebied van Dalmanuta.

Van Woord naar leven

Toen er op een keer weer een grote menigte bijeen was … zo lezen we.Wat ik altijd mooi vind in Jezus-films zijn die scenes waar tientallen of honderdtallen mensen op de grond zitten ergens op de flank van een heuvel, of in een veld, luisterend naar Jezus. Mannen, vrouwen, kinderen, ze hangen aan zijn lippen, dorst als ze hebben naar zijn woord; woorden waarvan ze aanvoelen dat ze waar zijn, woorden die over hen gaan, woorden die spreken van Gods barmhartigheid, woorden van vergeving en oproep tot bekering, woorden van liefde en vrede, ja, woorden die ze beluisteren als woorden van God. Mooie scenes.Mogen wij ons bij die menigten weten ? Dragen ook wij in ons die dorst naar het woord van God ? Nemen wij de nodige tijd om naar de Heer te luisteren ? Gunnen we ons, elkaar, en Hem, de ruimte bij Hem te vertoeven ? Praten we onze gebedsmomenten niet teveel vol met formulierengebeden ? Ja, krijgt de stilte de nodige plaats wanneer we bidden ? Mag vooral Hij aan het woord zijn ? Zij we bereid daarvoor zelf te zwijgen ? Lopen we niet te snel weg van de stilte ? Verstaan we de kunst in de dorst te blijven ?En ja hoor, de Heer ziet onze dorst, Hij kent onze honger, en zal, naar het woord uit het evangelie, uit medelijden bewogen, zorgen voor het lessen van onze dorst en het stillen van onze honger. Hij zal zichzelf aanbieden als levend voedsel voor ons hele ‘zijn’.Laat ons Gods komen in Christus niet en nooit weigeren, maar het juist diep beminnen en koesteren. Opdat Hij mag zijn wie Hij is: ‘Ik zal er zijn voor u’, Ja, ‘God met ons’.kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer God, beziel ons gebedsleven met uw heilige Geest. Moge Hij het zijn die ons doet zwijgen, en ons doet horen. Moge de Geest ons verlangen zuiveren, en ons brengen in het ja-woord van uw Zoon. Groeiend in Hem. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.