Lezingen van de dag – zondag 12 juni 2016

11e zondag door het jaar – Cbijbel


Uit het tweede boek Samuël 12, 7-10 + 13

Nog niet tevreden met zijn overspelige passie voor Batseba ging David zover Uria, de man van Batseba, te laten doden. Als koning heeft hij de zending om het recht te handhaven. Nu heeft hij zelf onrecht bedreven en is vervallen tot de diepste morele ellende. Maar het profetische woord doet hem ontwaken. Tegelijk ontdekt hij de werkelijkheid van zijn zonde en de barmhartigheid van God. De straf zal hem slaan, maar hij zal niet sterven.

De profeet Natan sprak tot David: ‘Dit zegt de Heer, de God van Israël: Ik was het die je zalfde tot koning van Israël, Ik was het die je redde uit de greep van Saul. Have en goed van je heer, en de vrouwen van je heer erbij, heb Ik jou in de schoot geworpen; de heerschappij over Israël en Juda heb Ik aan jou overgedragen. Als dat je te weinig is, zal Ik er nog het een en ander aan toevoegen. Waarom heb je dan mijn geboden met voeten getreden door iets te doen dat slecht is in mijn ogen? De Hethiet Uria is door jouw toedoen gedood. Je hebt hem zijn vrouw afgenomen en hem in de strijd tegen de Ammonieten laten vermoorden. Welnu, voortaan zullen moord en doodslag in je koningshuis om zich heen grijpen, omdat je Mij hebt getrotseerd en de vrouw van Uria tot vrouw hebt genomen.’
David antwoordde Natan: ‘Ik heb gezondigd tegen de Heer.’
Toen zei Natan: ‘De Heer vergeeft u die zonde, u zult niet sterven.’

 

Psalm 32, 1 + 2 + 5 + 7 + 11

Refr.: U vergaf mijn zonde.

Gelukkig de mens
van wie de ontrouw wordt vergeven, Drieeenheid_2
van wie de zonden worden bedekt.
Gelukkig als de Heer zijn schuld niet telt,
als in zijn geest geen spoor van bedrog is.

Toen beleed ik U mijn zonde,
ik dekte mijn schuld niet toe,
ik zei: ‘Ik beken de Heer mijn ontrouw’,
en U vergaf mij mijn zonde, mijn schuld.

Bij U ben ik veilig, U behoedt mij in de nood
en omringt mij met gejuich van bevrijding.
Verheug u in de Heer, rechtvaardigen, en juich,
zing het uit, allen die oprecht zijn van hart.

 

Uit de brief van Paulus aan de Galaten 2, 16 + 19-21

Met Christus gekruisigd en levend voor God dank zijn Christus, heeft Paulus ondervonden dan men niet gered wordt door de werken van de wet, maar door het geloof in de Zoon van God. Van deze zekerheid maakte hij de kern van zijn prediking. Zo werd hij de apostel van de belangeloze goddelijke vergeving.

Broeders en zusters,
we weten dat niemand als rechtvaardige wordt aangenomen door de wet na te leven, maar door het geloof in Jezus Christus. Ook wij zijn tot geloof in Christus Jezus gekomen om daardoor, en niet door de wet, rechtvaardig te worden, want niemand wordt rechtvaardig door de wet na te leven.
Want ik ben gestorven door de wet en leef niet langer voor de wet, maar voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven.
Ik verwerp Gods genade niet; als we door de wet rechtvaardig zouden kunnen worden, zou Christus voor niets gestorven zijn.

 

Alleluia.images

Uw woord is waarheid, Heer,
wijd ons U toe in de waarheid.

Alleluia.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 7, 36 – 8, 3

De Farizeeër Simon vindt de tranen en kussen van de zondares ontoelaatbaar. Wanneer Jezus ze wel aanvaardt, brengt Hij zichzelf in discrediet. Maar voor deze vrouw is het de stille uitdrukking van haar berouw en van haar erkentelijkheid voor de vergeving die zij reeds voorvoelt. Jezus bevestigt haar aanvoelen.

Een van de Farizeeën nodigde Jezus uit voor de maaltijd, en toen Hij het huis van de Farizeeër was binnengegaan, ging hij aan tafel aanliggen.
Een vrouw die in de stad bekendstond als zondares had gehoord dat Hij bij de Farizeeër thuis zou eten, en ze ging naar het huis met een albasten flesje met geurige olie.
Ze ging achter Jezus staan, aan het voeteneinde van het aanligbed; ze huilde en zijn voeten werden nat door haar tranen. Ze droogde ze met haar haar, kuste ze en wreef ze in met de olie.
Toen de Farizeeër die Hem had uitgenodigd dit zag, zei hij bij zichzelf: Als Hij een profeet was, zou Hij weten wie de vrouw is die Hem aanraakt, dat ze een zondares is.
Maar Jezus zei tegen hem: ‘Simon, Ik heb je iets te zeggen.’
‘Meester, spreek!’ zei hij.
‘Er was eens een geldschieter die twee schuldenaars had: de een was hem vijfhonderd denarie schuldig, de ander vijftig. Omdat ze het geld niet konden terugbetalen, schold hij beiden hun schuld kwijt. Wie van de twee zal hem de meeste liefde betonen?’
Simon antwoordde: ‘Ik veronderstel degene aan wie hij het grootste bedrag heeft kwijtgescholden.’
Hij zei tegen hem: ‘Dat is juist geoordeeld.’
Toen draaide Hij zich om naar de vrouw en vroeg aan Simon: ‘Zie je deze vrouw? Ik ben in jouw huis te gast, en je hebt me geen water voor mijn voeten gegeven; maar zij heeft met haar tranen mijn voeten natgemaakt en ze met haar haar afgedroogd. Je hebt me niet begroet met een kus; maar zij heeft, sinds Ik hier binnenkwam, onophoudelijk mijn voeten gekust. Je hebt mijn hoofd niet met olie ingewreven; maar zij heeft met geurige olie mijn voeten ingewreven. Daarom zeg Ik je: haar zonden zijn haar vergeven, al waren het er vele, want ze heeft veel liefde betoond; maar wie weinig wordt vergeven, betoont ook weinig liefde.’
Toen zei Hij tegen haar: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’
Zijn tafelgenoten dachten bij zichzelf: Wie is Hij, dat Hij zelfs zonden vergeeft?
Hij zei tegen de vrouw: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede.’

Kort daarop begon Hij rond te trekken van stad tot stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te verkondigen. De twaalf vergezelden Hem, en ook enkele vrouwen die van boze geesten en ziekten genezen waren: Maria uit Magdala, bij wie zeven demonen waren uitgedreven, Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna, en nog tal van anderen, die uit hun eigen middelen voor hen zorgden.

Van Woord naar leven

De tranen van de zondares waren de bloesem van haar berouw. Deze tranen, tegelijk van droefheid en van vreugde, banen de weg die zij voortaan zal gaan: het volgen van de Heer.Het mooie in dit verhaal is dat Jezus haar al gewonnen had nog voor zij zich gewonnen gaf. Dat is bij ieder van ons zo. Alleen moeten wij de moed hebben naar Hem toe te gaan... Hij die ons roept.Simon, de Farizeeër, is de man van het zogenaamde 'gerust geweten'. Hij denkt dat hem slechts weinig moet vergeven worden. Maar de ziel van deze vrouw staat open voor de genade. Zij biedt God haar meest kwetsbare zijde aan, wat de liefde toelaat haar hart van steen om te vormen tot een echt mensenhart dat door de Heer zelf genezen is.Jezus is niet enkel iemand die gewetens opkalefatert. Hij geneest ten diepste het hart. Wanneer men met zijn zonde in alle oprechtheid naar de Heer toegaat, kan Hij inderdaad van een vod een bruiloftskleed maken, van het zaaisel van een boef een heilige oogst.Ons geweten mag geen lege doos zijn. Laat het een ontmoetingsplaats met God zijn. En als ons geweten zegt dat we niet goed bezig zijn, laten we ons dan werpen in de armen van Jezus; Hij die op ons wacht, ons wilt genezen, ons wilt laten delen in zijn Pasen.Laten we naar Hem toegaan. Hij wacht.Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God,jesus-753063_640 Gij alleen zijt bij machte onze ontrouw te vergeven. Sterk ons geloof in uw onvoorwaardelijke liefde, opdat wij de moed mogen ontvangen naar U toe te gaan met al onze duisternis. Wil ons dan in U opnemen, ons ten volle vergeven, opdat we weer ten diepste mogen leven voor uw aanschijn. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.