Lezingen van de dag – zondag 14 april 2019

 

Palmzondag

Passie van de Heer – C


Uit het evangelie volgens Lucas 19, 28-40

Voor Lucas is de manifestatie met de palmen de laatste verwittiging van Jezus aan het adres van zijn stad. Zoals steeds bij deze evangelist vinden we ook hier aan de ene kant ‘de massa’ van de leerlingen die de Heer toejuichen, en aan de andere kant de groep van de Farizeeën die de vreugde van het volk niet aanvaarden.

Jezus trok verder, op weg naar Jeruzalem.
Toen Hij Betfage en Betanië bij de Olijfberg naderde, stuurde Hij twee van de leerlingen vooruit en zei tegen hen: ‘Ga naar het dorp daarginds. Daar zullen jullie een vastgebonden veulen vinden, dat nog nooit door iemand bereden is. Maak het los en breng het hier. Als iemand jullie vraagt: “Waarom maken jullie het los?” moeten jullie antwoorden: “De Heer heeft het nodig.”’
De beide leerlingen gingen op weg en vonden het veulen, precies zoals Jezus had gezegd. Toen ze het dier losmaakten, vroegen de eigenaars hun: ‘Waarom maken jullie het los?’ Ze antwoordden: ‘De Heer heeft het nodig.’
Daarna brachten ze het veulen naar Jezus. Ze wierpen hun mantels over het dier en lieten Jezus erop zitten.
Onderweg spreidden de leerlingen hun mantels voor hem op de grond uit.
Toen Hij op het punt stond de Olijfberg af te dalen, begon de hele groep leerlingen vol vreugde en met luide stem God te prijzen om alle wonderdaden die ze hadden gezien. Ze riepen: ‘Gezegend Hij die komt als koning, in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!’
Enkele Farizeeën in de menigte zeiden tegen Jezus: ‘Meester, berisp uw leerlingen.’
Maar Hij antwoordde: ‘Ik zeg u: als zij zouden zwijgen, dan zouden de stenen het uitschreeuwen.’

 

Uit de profeet Jesaja 50, 4-7

In het zogenaamde ‘derde lied van de knecht van God’ drukt Jesaja er zijn vertrouwen in God uit. Hij plaatst er de standvastigheid van de dienaar in het volle licht. Hij steunt hiertoe op God, wiens ijverige leerling hij is. Deze lezing krijgt haar volle betekenis wanneer men het lijdensverhaal van Christus tot zich neemt.

God, de Heer, gaf mij een vaardige tong, waarmee ik de moedeloze kan opbeuren.
Elke ochtend wekt Hij mijn oor, zodat het toegerust is om aandachtig te horen. God, de Heer, heeft mijn oren geopend en ik heb geen verzet geboden, ik ben niet teruggedeinsd.
Ik heb mijn rug blootgesteld aan mijn folteraars, wie mij de baard uittrokken, bood ik mijn wangen aan. Ik heb mijn gezicht niet verborgen toen ze mij beschimpten en bespuwden.
God, de Heer, zal mij helpen, daarom word ik niet gekwetst en is mijn gezicht zo onbewogen als een rots, want ik weet dat ik niet beschaamd zal staan.

 

Psalm 22, 8 + 9 + 17 + 18 + 19 + 20 + 23 + 24

Refr.: Mijn God, mijn God, waarom verlaat U mij ?

Allen die mij zien, bespotten mij,
ze schudden meewarig het hoofd:
‘Wend je tot de Heer ! Laat Hij je verlossen,
laat Hij je bevrijden, Hij houdt toch van je ?’

Honden staan om mij heen,
een woeste bende sluit mij in,
zij hebben mijn handen en voeten doorboord.

Ik kan al mijn beenderen tellen.
Zij kijken vol leedvermaak toe,
verdelen mijn kleren onder elkaar
en werpen het lot om mijn mantel.

Heer, houd U niet ver van mij,
mijn sterkte, snel mij te hulp.
Ik zal uw Naam bekendmaken,
U loven in de kring van mijn volk.

Loof Hem, allen die de Heer vrezen,
breng Hem eer, kinderen van Jakob,
wees beducht voor Hem, volk van Israël.

 

Uit de brief van Paulus aan de Filippenzen 2, 6-11

Deze oudchristelijke hymne verwoordt goed de dubbele beweging van Christus’ Paastocht. Aan zijn vernedering op het kruis, zo gewild door de Dienaar van God, beantwoordt zijn verheffing in heerlijkheid. Deze geloofsbelijdenis in de goddelijkheid van de Heer moet ons voor ogen blijven gedurende heel de lezing van het lijdensverhaal.

Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.
Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader.

 

Kyrie eleison.

Christus is voor ons
gehoorzaam geworden tot de dood,
tot de dood aan een kruis.
Daarom heeft God Hem hoog verheven
en Hem de Naam verleend
die boven alle namen is.

Kyrie eleison.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 23, 1-49

Het lijdensverhaal volgens Lucas is het verhaal van een leerling die met tederheid de lotgevallen van zijn Meester opnieuw beleeft. Hij beklemtoont Jezus’ menselijke grootheid en geweldloosheid, zijn mildheid en vergevingsgezindheid en tenslotte de kinderlijke overgave van Hem die door Pilatus onschuldig wordt verklaard. Het is ook een dringende oproep om met de vereiste gesteltenis aan Christus’ lijden deel te nemen.

Ze stonden allen op en leidden Jezus voor aan Pilatus. Daar brachten ze de volgende beschuldigingen tegen Hem in: ‘We hebben vastgesteld dat deze man ons volk van het rechte pad afbrengt en de mensen ervan weerhoudt belastingen aan de keizer te betalen en dat Hij van zichzelf zegt de messiaanse koning te zijn.’
Pilatus vroeg Hem: ‘Bent U de koning van de Joden?’
Jezus antwoordde: ‘U zegt het.’
Daarop zei Pilatus tegen de hogepriesters en de samengeschoolde menigte: ‘Ik vind niets waaraan deze man schuldig is.’
Maar ze bleven hardnekkig beweren: ‘In heel Judea ruit Hij met zijn onderricht het volk op, van Galilea tot hier!’
Toen Pilatus dit hoorde, vroeg hij aan Jezus of Hij uit Galilea kwam, en toen hij besefte dat hij onder Herodes’ gezag viel, stuurde hij Hem naar Herodes, die op dat moment in Jeruzalem verbleef.

Herodes was bijzonder blij toen hij Jezus zag, want hij wilde Hem al heel lang ontmoeten omdat hij veel over Hem gehoord had. Bovendien hoopte hij Hem een wonder te zien doen.
Hij ondervroeg Hem uitvoerig, maar Jezus antwoordde hem niet één keer.
De hogepriesters en de schriftgeleerden die erbij stonden, brachten zware beschuldigingen tegen Hem in.
Hierop begonnen Herodes en zijn soldaten Jezus te honen, en ze dreven de spot met Hem door Hem een pronkgewaad om te hangen. Zo stuurde hij Hem terug naar Pilatus.

Op die dag werden Herodes en Pilatus vrienden, terwijl ze altijd elkaars vijanden waren geweest.
Pilatus riep de hogepriesters en de leiders en het volk bij zich en zei tegen hen: ‘U hebt die man voor mij gebracht als iemand die het volk van het rechte pad afbrengt, maar u weet dat ik Hem, toen ik Hem in uw bijzijn verhoorde, aan geen van de zaken waarvan u Hem beticht schuldig heb bevonden. En Herodes evenmin, hij heeft Hem immers naar ons teruggestuurd; hij heeft niets gedaan waarop de doodstraf staat. Dus zal ik Hem vrijlaten, nadat ik Hem heb laten geselen.’

Maar ze begonnen met zijn allen luidkeels te schreeuwen: ‘Weg met Hem! Laat Barabbas vrij!’
Deze laatste was gevangengezet wegens een oproer dat in de stad had plaatsgevonden en wegens moord.
Pilatus praatte opnieuw op hen in omdat hij Jezus wilde vrijlaten.
Maar ze schreeuwden het uit: ‘Kruisig Hem, kruisig Hem!’

Voor de derde maal zei hij tegen hen: ‘Wat voor kwaad heeft die man dan gedaan? Ik heb niets gevonden waarvoor Hij de doodstraf verdient. Dus zal ik Hem vrijlaten, nadat ik Hem heb laten geselen.’
Maar ze bleven luidkeels eisen dat Hij gekruisigd zou worden, en met hun geschreeuw wonnen ze het pleit: Pilatus besloot hun eis in te willigen.
Hij liet de man gaan die wegens oproer en moord gevangen was gezet en om wiens vrijlating ze hadden gevraagd, en leverde Jezus uit aan hun willekeur.

Toen Jezus werd weggeleid, hielden de soldaten een zekere Simon van Cyrene aan, die net de stad binnenkwam. Ze legden het kruis op zijn rug en lieten het hem achter Jezus aan dragen.
Een grote volksmenigte volgde Jezus, evenals enkele vrouwen die zich op de borst sloegen en over Hem weeklaagden.
Jezus keerde zich echter naar hen om en zei: ‘Dochters van Jeruzalem, huil niet om Mij. Huil liever om jezelf en je kinderen, want weet, de tijd zal aanbreken dat men zal zeggen: “Gelukkig wie onvruchtbaar is, gelukkig de moederschoot die niet gebaard heeft en de borst die geen kind heeft gezoogd.” Dan zullen de mensen tegen de bergen zeggen: “Val op ons neer!” en tegen de heuvels: “Bedek ons!” Want als dit gebeurt met het jonge hout, wat zal het verdorde hout dan niet te wachten staan?’
Samen met Jezus werden nog twee anderen, beiden misdadigers, weggeleid om terechtgesteld te worden.

Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, werd Hij gekruisigd, samen met de twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links.
Jezus zei: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’
De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen.
Het volk stond toe te kijken. De leiders hoonden Hem en zeiden: ‘Anderen heeft Hij gered; laat Hij nu zichzelf redden als Hij de messias van God is, zijn uitverkorene!’
Ook de soldaten dreven de spot met Hem, ze gingen voor Hem staan en boden Hem zure wijn aan, terwijl ze zeiden: ‘Als je de koning van de Joden bent, red jezelf dan!’
Boven hem was een opschrift aangebracht: ‘Dit is de koning van de Joden’.
Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen Hem: ‘Jij bent toch de messias? Red jezelf dan en ons erbij!’
Maar de ander wees hem terecht met de woorden: ‘Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat?
Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan.’ En hij zei: ‘Jezus, denk aan mij wanneer U in uw koninkrijk komt.’
Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met Mij in het paradijs zijn.’

Rond het middaguur werd het donker in het hele land omdat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden.
En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg Ik mijn geest.’
Toen Hij dat gezegd had, blies Hij de laatste adem uit.

De centurio zag wat er gebeurd was en loofde God met de woorden: ‘Werkelijk, deze mens was een rechtvaardige!’
De mensen die voor het schouwspel samengekomen waren en de gebeurtenissen hadden gadegeslagen, keerden terug naar huis, terwijl ze zich op de borst sloegen.
Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand blijven staan, ook de vrouwen die hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden zien gebeuren.

Van Woord naar leven

Palmzondag. We lazen heel het passieverhaal van de Heer. Uit liefde voor de mens, de mens van alle tijden, is Hij de weg van totale nederigheid gegaan. In zijn onmetelijke trouw aan de Vader, en aan de mens, was Hij de meest lijdende, ook de grootste zondaar, nabij op het kruis. Over solidariteit met ons diepste mens-zijn gesproken. Indrukwekkend. Op het kruis ging Hij mee, omhelsde Hij, vergaf Hij, genas Hij, schonk Hij redding. Wat een liefde ! Er zijn geen woorden om deze grootsheid tot uitdrukking te brengen.Voor het gebeuren op het kruis zich voltrok, leidde Hem een kleine ezel naar Jeruzalem, de stad waar zijn totale liefde zich zal voltrekken. Men rolde mooie stoffen voor Hem uit, men juichte Hem toe met zang en groene takken. Het moet Hem zeker hebben ontroerd. Maar... Hij weende ook. Hij wist immers hoe weinig er Hem écht zouden volgen op zijn liefdesweg. Waar waren al deze mensen wanneer Hij daar hing op het kruis...Zijn wij bereid met Hem mee te gaan ?krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus, leer ons zwijgen, leer ons kijken naar U, diep schouwen, om van U te ontvangen de liefde die Gij ons zijt voorgegaan. Innig in U. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.