Lezingen van de dag – zondag 15 sept 2019

 

zondag 24 door het jaar – C


Uit het boek Exodus 32, 7-11 + 13-14

Het volk wilde zich een god maken binnen handbereik, het gouden kalf. Daarom verliet het zoals de verloren zoon, zijn God en Vader die het verwekt had bij de uittocht uit Egypte. Maar door het gebed van Mozes herinnert God zich zijn belofte. Zijn genade en vergeving zullen altijd groter zijn dan de ontrouw van zijn kinderen.

De Heer zei tegen Mozes: ‘Ga terug naar beneden, want jouw volk, dat je uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich. Nu al zijn ze afgeweken van de weg die Ik hun gewezen heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield, er offers aan gebracht en gezegd: “Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!”’
De Heer zei verder tegen Mozes: ‘Ik weet hoe onhandelbaar dit volk is. Houd Mij niet tegen: mijn brandende toorn zal hen verteren. Maar uit jou zal Ik een groot volk laten voortkomen.’
Mozes probeerde de Heer, zijn God, milder te stemmen: ‘Wilt U dan uw toorn laten woeden tegen uw eigen volk, Heer, dat U met sterke hand en grote macht uit Egypte hebt bevrijd? Denk toch aan uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie U onder ede deze belofte hebt gedaan: “Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn, en het hele gebied waarvan Ik gesproken heb zal Ik hun voor altijd in bezit geven.”’
Toen zag de Heer ervan af zijn volk te treffen met het onheil waarmee hij gedreigd had.

 

Psalm 51, 3 + 4 + 12 + 13 + 17 + 19

Refr.: Ik ga weer naar mijn Vader.

Wees mij genadig, God, in uw trouw,
U bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet.

Was mij schoon van alle schuld,
reinig mij van mijn zonden.

Schep, o God, een zuiver hart in mij,
vernieuw mijn geest, maak mij standvastig.

Verban mij niet uit uw nabijheid,
neem uw heilige Geest niet van mij weg.

Ontsluit mijn lippen, Heer,
en mijn mond zal uw lof verkondigen.

Het offer voor God is een gebroken geest;
een gebroken en verbrijzeld hart
zult U, God, niet verachten.

 

Uit de eerste brief van Paulus aan Timoteüs 1, 12-17

Paulus, zoon van Israël, opstandig kind van de God der belofte, werd gegrepen, vergeven en gered door Christus. Dit is het fundament van zijn apostolische zending: getuigenis afleggen van het evangelie van de genade.

Ik dank Christus Jezus, onze Heer, dat Hij mij kracht gegeven heeft en het mij heeft toevertrouwd Hem te dienen, hoewel ik Hem vroeger heb bespot, vervolgd en beschimpt. Toch heeft Hij zich over mij ontfermd, omdat ik door mijn ongeloof niet wist wat ik deed.
Onze Heer heeft mij zijn genade in overvloed geschonken, evenals het geloof en de liefde die we in Christus Jezus bezitten. Deze boodschap is betrouwbaar en verdient onze volledige instemming: Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden. Ik was de eerste, en juist over mij heeft Christus Jezus zich ontfermd; ik was de eerste aan wie Hij zijn grote geduld toonde, zodat ik een voorbeeld werd voor allen die in Hem geloven en het eeuwige leven zullen ontvangen.
Aan de koning der eeuwen, de onvergankelijke, onzichtbare en enige God, zij de eer en glorie tot in alle eeuwigheid. Amen.

 

Alleluia.

Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zegt de Heer,
en Ik ken ze, en ze volgen mij.

Alleluia.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 15, 1-32

Een herder vertrekt op zoek naar zijn schaap, een vrouw zoekt bezorgd naar haar zilverstuk, een vader wacht geduldig op de terugkeer van zijn zoon: drie beelden van de barmhartige Vader. Hiermee wil Jezus een antwoord geven aan alle oudste zonen die zich ergeren over het onthaal dat de goede Vader biedt aan de zondaars.

Alle tollenaars en zondaars kwamen Jezus opzoeken om naar Hem te luisteren.
Maar zowel de Farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’

Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis:
‘Als iemand van u honderd schapen heeft waarvan er één verloren is geraakt, laat hij dan niet de negenennegentig andere in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te gaan tot hij het gevonden heeft? En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde op zijn schouders en gaat hij naar huis. Daar roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tegen hen: “Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap gevonden dat verdwaald was.” Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben.
En als een vrouw tien drachmen heeft en er één verliest, steekt ze toch de lamp aan, veegt het hele huis schoon en zoekt ze alles af tot ze het muntstuk gevonden heeft? En als ze het gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buren bijeen en zegt: “Deel in mijn vreugde, want ik heb de drachme gevonden die ik kwijt was.” Zo, zeg ik u, heerst er ook vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot inkeer komt.’

Vervolgens zei Hij:
‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen.
Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte.
Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.
Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.”
Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem.
“Vader”, zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.”
Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.
De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”
Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren.
Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”
Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.”’

Van Woord naar leven

Gisteren, waar we het feest van Kruisverheffing vierden, aanschouwden we de liefde van de Heer voor al het gebrokene in onze samenleving. Vandaag horen we de parabel van de verloren zoon; een verhaal dat in wezen over hetzelfde gaat dan datgene wat we gisteren vierden en aanschouwden bij de Kruisverheffing.De jongste zoon, die een roekeloos besluit had genomen zijn vader te verlaten, was diep gebroken. Hij was het toen hij het huis verliet, hij was het toen hij voor de varkens zorgde, hij was het toen hij terug verlangde naar het leven bij zijn vader, hij was het toen hij terug keerde en zich in de armen sloot van zijn vader. In zijn gebrokenheid werd hij weer opgenomen door zijn vader; de vader die in de parabel beeld is van Gods liefde. God is liefde. En liefde bemint. Liefde gooit nooit weg. Liefde kijkt altijd uit. Liefde laat nooit los. Liefde is altijd bereid. Zo is God.En dan de vreugde om het verlorene dat terug gevonden is. Daar had in de parabel onze oudste zoon het ferm lastig mee. Puur menselijk gezien begrijpelijk. Voor hem die altijd trouw was werd er niet gefeest. Alle aandacht ging naar zijn broer. Hij mocht dan wel terug thuis zijn gekomen, maar hij was het wel die lange tijd gehoerd en geboerd had. En voor hem, de oudste zoon, die altijd trouw was, was er geen feest. Over gebrokenheid gesproken… Maar onze goede vader uit de parabel, ook hier optredend als beeld van Gods liefde, ging met de oudste zoon praten. Hij liet hem eerst uitrazen, en vertelde dan hoe groot zijn liefde voor hem altijd geweest is, en dat alles wat hij had ook van hem was, enz. De oudste zoon mocht dan wel zijn plichten hebben vervuld, maar zijn hart was doorheen de jaren verhard geraakt. Hij kon niet blij zijn om zijn broer die weer thuis was gekomen. Er was geen vreugde om het verlorene dat terug gevonden was. Platte jaloersheid, kwaadheid, niet willen mee feesten, was het gevolg. Jammer toch.De parabel leert ons dat we met onze eigen gebrokenheid altijd welkom zijn bij God; ten allen tijde. De parabel leert ons ook dat wij met de ogen van God naar elkaar en allen mogen kijken die, op welke wijze ook, gebroken door het leven gaan. Met een liefdevol hart dus, altijd bereid de ander te omarmen en diep te ontvangen. De parabel leert ons ook te delen in Gods vreugde wanneer iemand vanuit zijn gebrokenheid het Leven terug vindt. Ja, dan mag er blijdschap zijn. Want niets is waardevoller dan (terug) thuiskomen bij God.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus, leg in onze gebrokenheid het diepe verlangen naar U toe te komen; zodat wij onze diepste thuis weer vinden: bij en in God. En mogen wij, op onze beurt, met uw ogen, kijken naar het gebrokene in onze samenleving. Moge ons hart gelijken op het uwe: een en al liefde en bereidheid te ontvangen. En ja, mogen wij delen in Gods vreugde voor hen die hun thuis hebben gevonden bij God. In uw naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.