Lezingen van de dag – zondag 22 oktober 2017

29e zondag door het jaar – A


Uit de profeet Jesaja, 45, 1 + 4-6

Koning Cyrus trekt op naar Babylon, waar hij de gevangen Joden zal bevrijden. Zo zal zijn politieke aktie, zonder dat hij het zelf vermoedt, het plan dienen van God met zijn volk.

Dit zegt de Heer tegen Cyrus, zijn gezalfde, die Hij bij de rechterhand neemt, aan wie Hij volken onderwerpt, voor wie hij koningen ontwapent, voor wie Hij deuren opent – geen poort blijft gesloten:
‘Omwille van mijn dienaar Jakob, van Israël, dat Ik heb uitgekozen, heb Ik je bij je naam geroepen en je met een erenaam getooid, ofschoon je me niet kende. Ik ben de Heer, er is geen ander, buiten mij is er geen god. Ik heb je omgord met wapens, ofschoon je me niet kende. Zo zal iedereen, van oost tot west, weten dat er niets is buiten mij. Ik ben de Heer, er is geen ander.’

 

Psalm 96, 1 + 3 + 4 + 5 + 7 + 8 + 9 + 10

Refr.: Groot is de Heer, Hem komt alle lof toe.

Zing voor de Heer een nieuw lied,
zing voor de Heer, heel de aarde.
Maak aan alle volken zijn majesteit bekend,
aan alle naties zijn wonderdaden.

Groot is de Heer, Hem komt alle lof toe,
geducht is Hij, meer dan alle goden.
De goden van de volken zijn minder dan niets,
maar de Heer: Hij heeft de hemel gemaakt.

Erken de Heer, stammen en volken,
erken de Heer, zijn majesteit en macht.
Erken de Heer, de majesteit van zijn naam,
draag geschenken zijn voorhoven binnen.

Buig u voor de Heer in zijn heilige glorie,
huiver, heel de aarde, als Hij verschijnt.
Zeg aan de volken: ‘De Heer is koning.
Vast staat de wereld, zij wankelt niet.
Hij oordeelt de volken naar recht en wet.’

 

Uit de eerste brief van Paulus aan de Tessalonicenzen 1, 1-5b

De christenen van Tessalonica hadden van meet af aan te lijden van de vele stadsgenoten die niet tot geloof gekomen waren. Daarom is Paulus hen dankbaar om hun geloof, liefde en hoop die zij in hun midden blijven dragen.

Van Paulus, Silvanus en Timoteüs. Aan de gemeente in Tessalonica, die toebehoort aan God, de Vader, en de Heer Jezus Christus. Genade zij u en vrede.
Wij danken God altijd voor u allen: wij noemen u onophoudelijk in onze gebeden en gedenken dan voor onze God en Vader hoeveel uw geloof tot stand brengt, hoe krachtig uw liefde is en hoe standvastig u blijft hopen op de komst van Jezus Christus, onze Heer.
God heeft u lief, broeders en zusters. Wij weten dat Hij u heeft uitgekozen: onze verkondiging aan u overtuigde immers niet alleen door onze woorden, maar ook door de overweldigende kracht van de heilige Geest.

 

Alleluia.

Gij schittert als sterren aan het heelal,
hou het woord van het leven vast.

Alleluia.

 

Uit het evangelie volgens Matteüs 22, 15-21

Zal Jezus zich door het Romeinse gezag laten brandmerken als revolutionair, of zal Hij zich door zijn landgenoten laten veroordelen als colleborateur? Het probleem is te eng voor degene die van boven komt. De staat, zo antwoordt Hij, kan de mens zijn geld en zijn diensten eisen, maar enkel God kan de totale inzet vragen van zijn persoon.

De Farizeeën trokken zich terug om zich erop te beraden hoe ze Jezus met een uitspraak in de val konden lokken.
Ze stuurden enkele van hun leerlingen samen met een aantal Herodianen naar Hem toe, met de vraag: ‘Meester, wij weten dat U oprecht bent en in alle oprechtheid onderricht geeft over de weg van God. We weten dat U zich aan niemand iets gelegen laat liggen, U kijkt immers niemand naar de ogen. Zeg ons daarom wat U vindt: is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet?’
Maar Jezus had hun boze opzet door en zei: ‘Waarom stelt u me op de proef, huichelaars? Laat me de belastingmunt zien.’
Ze reikten Hem een denarie aan.
Hij vroeg hun: ‘Van wie is dit een afbeelding en van wie is het opschrift?’
Ze antwoordden: ‘Van de keizer.’
Daarop zei Hij tegen hen: ‘Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’

Van Woord naar leven

De overweging van deze zondag is van de hand van Frans Mistiaen, s.j.Wel of geen belasting betalen aan de Romeinse keizer, die Palestina bezet hield, dat was niet alleen een politiek probleem waarover de Joden het onder elkaar oneens waren, maar het was ook een religieus probleem. Want de belasting moest uitsluitend met Romeinse munten worden betaald, waarop stond geschreven: "Van Tiberius, zoon van de goddelijke Augustus". Een Romeinse munt aanraken, betekende voor de strikt gelovige joden dan ook zoveel als een godslastering. Jezus staat voor een dilemma: Hij kan niet antwoorden dat men geen belasting moet betalen aan de keizer, want dan zouden de partijgangers van de Herodes (Herodianen), die de Romeinen steunden, Hem zeker beschuldigen van opstandigheid tegen het wettelijk gezag. Antwoordt Hij dat men wel belasting moet betalen, dan zou de andere strekking nl. de strenge farizeeërs Hem zeker verwijten geen echte jood te zijn, maar de Romeinse keizer in plaats van Jahweh als god te erkennen.Jezus kan het niet nalaten toch eerst even hun huichelarij te ontmaskeren. Hij vraagt hun de belastingsmunt te zien. Met tegenzin moeten zijn aanvallers toegeven dat zij die verfoeide Romeinse munt wél in hun beurs dragen en blijkbaar dus toch gebruiken en aanraken.Maar dan dient Hij hun ook van antwoord. "Geef aan de keizer wat aan de keizer toekomt, maar geef aan God wat aan God toekomt!" Wij vragen ons natuurlijk af: "Wat komt er dan wel aan God toe?"Jezus nodigt ons uit zijn redenering te vervolledigen: "Wat het beeld van de keizer draagt, komt toe aan de keizer". Wij mogen dus vervolledigen: "Aan God komt toe wat het beeld van God draagt". Welnu wie of wat draagt het beeld van God? Dat is de mens zelf, die geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Wat behoort dus uiteindelijk nooit toe aan de keizer, aan de staat of aan de politieke machten? De kern van de mens, die van God is, zijn diepste wezen zelf, zijn vrijheid, zijn unieke persoon, zijn beminnenswaardigheid, zijn eeuwigheidsdrang. Daarover heeft geen enkele menselijke organisatie macht. Jezus zegt dus dat het gezag van God uiteindelijk boven de politieke machten staat, als die het wezen van de mens zouden willen verknechten. Een politieke structuur is nooit absoluut, maar steeds relatief dwz. aanvaardbaar in zoverre zij de kern van de mens dient, de mens respecteert als unieke persoon en als kind van God.Hiermee wordt dus helemaal niet gezegd dat geloof en politiek totaal gescheiden zijn van elkaar. Het is niet zo dat een deel van de mens - vb. zijn openbaar leven - aan de staat zou toebehoren en een ander deel - vb. zijn privé-leven - aan God, als twee gescheiden domeinen zonder invloed op elkaar. Het evangelie moet integendeel invloed hebben op de concrete organisatie van onze maatschappij. De christen wordt juist vanuit het evangelie opgeroepen om als gelovige mee te werken aan de opbouw van een meer menswaardige samenleving. Het evangelie zegt ons niet concreet welke concrete politieke structuren nu de beste zijn voor een land, een streek of voor de wereld in onze tijd. Jezus’ woord vandaag biedt ons alleen een waarschuwing voor elke machthebber, groot of klein: politieke macht is enkel verantwoord als zij ten dienste staat van de menselijke waardigheid. Boven elke maatschappelijke ordening staat het Rijk van Gods liefde die de unieke persoon van elke mens respecteert.Op elk muntstuk staat een beeltenis geprent. Wij vragen ons vandaag af: "Wiens beeld of opschrift dragen wij uiteindelijk in ons binnenste mee? Aan wie behoort onze diepste persoonlijkheid toe? Behoren wij toe aan één of andere afgod, een verslavende macht? Of behoren wij werkelijk toe aan de God van de liefde?"
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God, Gij alleen zijt de Heer en niemand anders. Help ons oprechte christenen te zijn: dat wij niet offeren aan geld of goed, dat macht een aanzien ons hart niet maken tot een steen. Maak dat wij de blik op Hem gevestigd houden die ons van U het levend beeld gegeven heeft: Jezus Christus, uw Zoon, onze broeder en Heer. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.