Lezingen van de dag – zondag 26 mei 2019

 

6e zondag in de paastijd – C


Uit de Handelingen van de Apostelen 15, 1-2 + 22-29

Paulus en Barnabas vertrekken uit Antiochië naar Jeruzalem. In tegenwoordigheid van de apostelen zal het er eerste concilie van de Kerk plaats vinden. De vraag die men er besprak was belangrijk. Moet een christen die zich bekeert uit het heidendom zich schikken naar de gebruiken van de Joden om gered te worden? Gelijkaardige vragen stellen zich in alle tijden in verband met de missie. Als de Kerk haar oor te luisteren legt bij de Geest, zal zij de moedige antwoorden vinden die zich opdringen.

Er kwamen enkele leerlingen uit Judea, die betoogden dat de broeders zich moesten laten besnijden, overeenkomstig het door Mozes overgeleverde gebruik, omdat ze anders niet konden worden gered. Dit leidde tot grote onenigheid met Paulus en Barnabas en mondde uit in een felle woordenstrijd. Besloten werd dat Paulus en Barnabas, samen met enkele andere leerlingen, naar Jeruzalem zouden gaan om deze kwestie voor te leggen aan de apostelen en de oudsten.
Daarop besloten de apostelen en de oudsten in overleg met de hele gemeente enkele afgevaardigden met Paulus en Barnabas mee te zenden naar Antiochië. De keuze viel op twee leiders uit de gemeente: Judas, wiens bijnaam Barsabbas luidde, en Silas.
Men gaf hun een brief mee met de volgende inhoud: ‘Van de apostelen en de oudsten. Aan hun broeders en zusters in Antiochië, Syrië en Cilicië die uit de heidense volken afkomstig zijn: gegroet! Wij hebben vernomen dat enkelen van ons u een bezoek hebben gebracht – zonder dat wij hun dat hadden opgedragen – en dat hun uitspraken aanleiding zijn geweest tot verwarring en verontrusting. Daarom hebben we eensgezind besloten enkele broeders naar u toe te zenden in het gezelschap van onze geliefde Barnabas en Paulus, mensen die hun leven op het spel hebben gezet voor de naam van onze Heer Jezus Christus. We hebben Judas en Silas afgevaardigd, en zij zullen de inhoud van deze brief mondeling toelichten. In overeenstemming met de heilige Geest hebben wij namelijk besloten u geen andere verplichtingen op te leggen dan wat strikt noodzakelijk is: onthoud u van offervlees dat bij de afgodendienst is gebruikt, van bloed, van vlees waar nog bloed in zit, en van ontucht. Als u zich hier aan houdt, doet u wat juist is. Het ga u goed.’

 

Psalm 62, 2 + 3 + 5 + 6 + 8

Refr.: Geef dat alle volken U eren, oh God.

God, wees ons genadig en zegen ons,
laat het licht van uw gelaat over ons schijnen.

Dan zal men op aarde uw weg leren kennen,
in heel de wereld uw reddende kracht.

Laten de naties juichen van vreugde,
want U bestuurt de volken rechtvaardig
en regeert over de landen op aarde.

Dat de volken U loven, God,
dat alle volken U loven.

Moge God ons blijven zegenen,
zodat men ontzag voor Hem heeft
tot aan de einden der aarde.

 

Uit het boek Apocalyps 21, 10-14 + 22-23

Jezus beloofde dat Hij zou terugkeren bij de zijnen en dat zijn Vader de heilige Geest zou zenden. De eerste resultaten van deze belofte krijgen wij hier. Het is de Kerk zelf, die als stad van God gegrond is op de twaalf apostelen van het Lam. Zij zal haar voltooïng vinden op de dag dat de Heer alles in allen zal zijn.

Ik, Johannes, raakte in vervoering, toen een engel van de Heer mij mee nam naar een heel hoge berg en me de heilige stad Jeruzalem liet zien, die uit de hemel neerdaalde, bij God vandaan.
De stad schitterde door Gods luister, met een schittering als van een edelsteen, als een kristalheldere jaspis. Ze had een grote, hoge muur met twaalf poorten en bij elke poort stond een engel. Op de poorten waren namen geschreven: de namen van de twaalf stammen van Israëls zonen. Vanuit het oosten gezien waren er drie poorten, vanuit het noorden drie, vanuit het zuiden drie en vanuit het westen drie.
De stadsmuur had twaalf grondstenen, met daarop de namen van de twaalf apostelen van het Lam.
Maar een tempel zag ik niet in de stad, want God, de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het Lam.
De stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig: over haar schijnt Gods luister, en het Lam is haar licht.

 

Alleluia.

Als iemand mij liefheeft,
zal hij mijn woord onderhouden;
mijn Vader zal hem liefhebben.

Alleluia.

 

Uit het evangelie volgens Johannes 14, 23-29

Zoals God verblijf hield in de Tempel, zo wonen Jezus en zijn Vader in hen die het Woord onderhouden en verzoend zijn met God en met elkaar. De meester van het innerlijk leven is de heilige Geeest. Hun overtuiging is groot. Waarlijk, de onzichtbare Christus blijft tegenwoordig. Moge onze vreugde blijven.

In die dagen zei Jezus tot zijn leerlingen:
‘Wanneer iemand mij liefheeft zal hij zich houden aan wat Ik zeg, mijn Vader zal hem liefhebben en mijn Vader en Ik zullen bij hem komen en bij hem wonen.
Maar wie mij niet liefheeft, houdt zich niet aan wat Ik zeg, en wat jullie mij horen zeggen, zijn niet mijn woorden, maar de woorden van de Vader door wie Ik gezonden ben. Dit alles zeg Ik tegen jullie nu Ik nog bij jullie ben.
Later zal de pleitbezorger, de heilige Geest die de Vader jullie namens mij zal zenden, jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat Ik tegen jullie gezegd heb.
Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan.
Maak je niet ongerust en verlies de moed niet.
Jullie hebben toch gehoord dat Ik zei dat Ik wegga en bij jullie terug zal komen? Als je me liefhad zou je blij zijn dat ik naar mijn Vader ga, want de Vader is meer dan Ik.
Ik vertel jullie dit nu, voordat het gebeurt, zodat jullie het geloven wanneer het zover is.

Van Woord naar leven

Vandaag zegt Jezus ons: 'Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie'.Het is een mooi gebaar tijdens de eucharistieviering dat wij elkaar de vrede mogen schenken. Doch dit gebaar doen wij na een ander gebaar. Eerst zegt namelijk de priester: 'De vrede van de Heer zij met u allen'. En vanuit die vrede, die de Heer ons geeft, geven wij elkaar de vrede. De vrede die wij elkaar toewensen en onder elkaar beleven, vindt haar oorsprong in de vrede van de Heer. Hij schenkt ze ons om haar vanuit dit geschenk aan elkaar te geven.Laten we vredevolle mensen worden door te drinken bij de bron die Jezus zelf is. Zo zullen we in staat zijn (zeg maar 'vol van genade') om de vrede van de Heer van harte aan elkaar te kunnen geven door te werken aan verzoening daar waar nodig is, door vergeving te schenken daar waar we elkaar pijn deden, door terug gemeenschap te vormen met elkaar daar waar deze gekwetst was, door elkaar graag te zien in gebaar, daad en woord.Ja, laten we het begrip ‘broederschap’, wat toch eigen is aan het evangelie, hoog in het vaandel dragen. Moge de vrede van de Heer, ja de Heer zelf, het hart zijn van deze beleving.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer, maak mij een werktuig van uw vrede: zodat ik liefde verspreid waar men elkaar haat, dat ik vergeef waar men elkaar beledigt, dat ik verenig waar men strijdt, dat ik de waarheid spreek waar dwaling heerst, dat ik het geloof breng waar twijfel terneer drukt, dat ik hoop wek waar vertwijfeling heerst, dat ik uw licht ontsteek waar duisternis is, dat ik vreugde breng waar leed woont.

Heer, laat mij er naar streven niet dat ik getroost word, maar dat ik troost breng, niet dat ik begrepen word, maar dat ik de ander versta, niet dat ik geliefd word, maar dat ik liefheb.

Want wie geeft, ontvangt, wie zich zelf vergeet, die vindt, wie vergeeft, hem wordt vergeven en wie sterft, ontwaakt ten eeuwigen leven.

Amen.

(gebed toegeschreven aan Franciscus van Assisi)

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.