Lezingen van de dag – zondag 9 dec 2018

2e zondag van de advent – C


Uit de profeet Baruch 5, 1-9

Willen de ballingen leven in vrede, dan moeten zij rechtvaardig zijn. Willen zij gekroond worden met heerlijkheid, dan moeten zij trouw zijn aan God. Want Hij alleen kan alle mensen verzoenen en zijn volk verzamelen in een nieuwe Stad van fonkelend licht en uitgelaten vreugde.

Jeruzalem, leg het gewaad van je verdriet en je lijden af en hul je voorgoed in de waardigheid van Gods majesteit; sla de mantel van Gods gerechtigheid om en zet de kroon van de luister van de Eeuwige op je hoofd. God zal je laten schitteren voor heel de wereld; voor eeuwig luidt de naam die God je geeft: ‘Vrede door gerechtigheid’, ‘Luister door vroomheid’.
Richt je op, Jeruzalem, ga staan op de berg, richt je blik naar het oosten en zie je kinderen, uit alle windstreken bijeengeroepen door de Heilige, zich verheugend over Gods trouw. Te voet gingen ze bij je vandaan, meegevoerd door de vijand, maar vorstelijk is hun intocht, nu God hen bij je terugbrengt.
Hij gebood elke hoge berg en iedere aloude heuvel hun hoogte te slechten, en elk ravijn zich te vullen, opdat de aarde geëffend zou worden en Israël, door Gods macht, met vaste tred kan gaan. De bossen en alle geurige bomen bieden op Gods bevel aan Israël hun schaduw.
God zal Israël met vreugde leiden bij het licht van zijn luister, onder betoon van zijn barmhartigheid en gerechtigheid.

 

Psalm 126, 1-6

Refr.: Geweldig was het wat de Heer ons deed.

Toen de Heer het lot van Sion keerde,
was het of wij droomden,
een lach vulde onze mond,
onze tong brak uit in gejuich.

Toen zeiden alle volken:
‘De Heer heeft voor hen iets groots verricht.’
Ja, de Heer had voor ons iets groots verricht,
we waren vol vreugde.

Keer ook nu ons lot, Heer,
zoals U water doet weerkeren in de woestijn.
Zij die in tranen zaaien,
zullen oogsten met gejuich.

Wie in tranen op weg gaat,
dragend de buidel met zaad,
zal thuiskomen met gejuich,
dragend de volle schoven.

 

Uit de brief van Paulus aan de Filippenzen 1, 3-6 + 8-11

Christus komt terug, wij stappen op naar zijn Dag. Paulus is ervan overtuigd. Hij wenst vurig dat zijn geliefden volop de genade verkrijgen van de nakende komst. Daar bidt hij om. Het is ook de grond van de eisen die hij de christenen van alle tijden in herinnering roept.

Broeders en zusters,
ik dank mijn God altijd wanneer ik aan u denk, telkens wanneer ik voor u allen bid. Dat doe ik vol vreugde, omdat u vanaf de eerste dag tot nu toe hebt bijgedragen aan de verspreiding van het evangelie. Ik ben ervan overtuigd dat Hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voltooien op de dag van Christus Jezus.
God kan getuigen dat ik naar u allen verlang met de genegenheid van Christus Jezus.
En ik bid dat uw liefde blijft groeien door inzicht en fijnzinnigheid, zodat u kunt onderscheiden waar het op aankomt. Dan zult u op de dag van Christus zuiver en onberispelijk zijn, vol van de vruchten van de gerechtigheid, die u dankt aan Jezus Christus, tot lof en eer van God.

 

Alleluia.

Bereid de weg van de Heer,
maak zijn paden recht,
en heel de mensheid
zal Gods redding zien.

Alleluia.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 3, 1-6

Midden de geschiedenis van aardse koninkrijken en de heilsgeschiedenis van het Rijk Gods, ontvangt Johannes zijn zending. Het Woord neemt bezit van hem en hij profeteert de lang verwachte boodschat: het heil van God gaat op over de mensheid. Met deze nakende komst voor ogen wordt iedereen opgeroepen berouw te hebben over zijn zonden en zich te keren naar Hem die komen gaat.

In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus Judea bestuurde, en Herodes tetrarch was over Galilea, zijn broer Filippus over het gebied van Iturea en Trachonitis, en Lysanias over Abilene, en toen Annas en Kajafas hogepriester waren, richtte God zich in de woestijn tot Johannes, de zoon van Zacharias.
Daar ging Johannes in de omgeving van de Jordaan verkondigen dat de mensen zich moesten laten dopen en tot inkeer moesten komen, om zo vergeving van zonden te verkrijgen, zoals geschreven staat in het boek met de uitspraken van de profeet Jesaja: ‘Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden! Iedere kloof zal worden gedicht, elke berg en heuvel geslecht, kromme wegen recht gemaakt, hobbelige wegen geëffend; en al wat leeft zal zien hoe God redding brengt.”’

Van Woord naar leven

De oproep van Johannes de Doper is niet enkel een feitje uit de geschiedenis, eertijds aan de oever van de Jordaan. Het ‘Bekeer u !’ weergalmt dagelijks over onze wereld, onze dorpen en steden, onze straten en huizen waar we wonen, een oproep aan ieder van ons persoonlijk diep in ons hart gelegd. Streng en zacht tegelijk. Streng omdat we het anders misschien niet horen, maar tevens zacht omdat uitnodiging tot bekering altijd te maken heeft met innige en hartelijke godsontmoeting.Het klinkt cliché, maar die bekering, die ommekeer, hebben we allemaal nodig. Hij die zegt het niet meer nodig te hebben heeft het meer dan ooit nodig, als was het maar door het feit dat hij zegt geen bekering nodig te hebben. Nee, allen hebben we nood aan die diepe kering naar God, het zich volledig richten naar de Allerhoogste. Als christen dragen we immers allemaal het diepe verlangen in ons in alle puurte voor het aangezicht van de Allerhoogste te staan, diep verbroederd met Jezus, in de liefde van hun heilige Geest. Allemaal hunkeren we ernaar de immense goedheid van God uit te dragen naar de mensen die ons gegeven zijn.Het gevaar bestaat erin dat we een soort religieuze frustratie oplopen wat onszelf betreft: we hunkeren naar iets waar we niet toe komen. En dat kan ons bedroeven, diep triestig maken. Op zich is dat niet zo erg, tenminste als we de droefheid niet het laatste woord geven. Wie dit laatste wel doet loopt het gevaar in een zeer donker straatje terecht te komen dat ons wegvoert van de Heer. We hadden het daar de voorbije week al over. In de innerlijke droefheid van het besef niet die persoon te zijn waarnaar we verlangen, kan de Heer aanwezig komen wanneer we Hem welkom heten. Hij staat vol ongeduld te wachten om onze droefheid, en soms ook schuld, in zich op te nemen door ons te omhelzen met zijn barmhartigheid.Gods barmhartigheid is het hemels medicijn bij uitstek dat de genade in zich draagt je ten diepste te genezen. Gods barmhartigheid omhelst, vergeeft, geneest, tilt op. Gods barmhartigheid trekt ons in innige vereniging met God zelf. Dit huwelijk van de ziel zal ons tot die mensen maken waartoe God ons trekt. Niet van vandaag op morgen, met veel vallen en evenveel weer opstaan, maar de groei zal er zijn, steeds meer, steeds dieper. Ja, steeds meer zullen we volwassen worden (gemaakt) in het geloof.Het is en blijft waar: God is barmhartig. Maar dat neemt niet weg dat ieder van ons heel persoonlijk een immense verantwoordelijkheid in zich draagt wat je bekering betreft. God wacht, nederig als Hij is, op onze beslissing. Ja, daar wacht Hij op. Geen sentimentele beslissing, maar een beslissing van het hart: oprecht, trouw belovend, je ja-woord gevend.Moge Johannes de Doper ons tot deze beslissing aanzetten.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede Vader, moge uw heilige Geest diep in ons neerdalen opdat wij uw roep tot bekering ten diepste mogen aanvoelen. Moge uw roep ons aanzetten te beslissen voor U, ons werpend in Christus’ armen, drinkend van uw barmhartigheid. Moge wij zo groeien in de mens die Gij voor ons droomt. Van dag tot dag, met vallen en opstaan, maar steeds in uw genade. Door Christus, onze broeder en Heer. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.