Lezingen van de dag – dinsdag 16 juni 2020

 

dinsdag in week 11 door het jaar


Uit het eerste boek Koningen 21, 17-29

De profeet Elia ontmaskert koning Achab op een treffende manier. Zoals alle profeten is ook Elia verdediger van de rechtvaardigheid. Maar Achab ziet zijn fout in en dan is Elia ook de boodschapper van Gods barmhartigheid. God wil niet de ondergang van de zondaar maar zijn bekering.

De Heer richtte zich tot de Tisbiet Elia met de woorden:
‘Kom, ga Achab, de koning van Israël, tegemoet. Hij is uit Samaria naar de wijngaard van Nabot gekomen om die in bezit te nemen. Zeg tegen hem: “Dit zegt de Heer: Je hebt een moord gepleegd en je het bezit van een ander toegeëigend.” Zeg hem ook: “Dit zegt de Heer: Op de plaats waar de honden het bloed van Nabot hebben opgelikt, zullen ze ook jouw bloed oplikken.”’
Toen Achab Elia zag, zei hij: ‘Mijn vijand heeft me dus weer weten te vinden.’
‘Ik heb u gevonden’, antwoordde Elia. ‘U hebt u ertoe geleend iets te doen dat slecht is in de ogen van de Heer. Daarom breng ik onheil over u: U zult worden weggevaagd en alle mannelijke leden van uw koningshuis, van hoog tot laag, zullen worden uitgeroeid. Omdat u de Heer hebt getergd door de Israëlieten aan te zetten tot zonde, zal het uw familie vergaan zoals het de familie van Jerobeam, de zoon van Nebat, vergaan is, en de familie van Basa, de zoon van Achia. En over Izebel heeft de Heer gezegd: “De honden zullen Izebel opvreten onder de stadsmuur van Jizreël.” Wie van de familie van Achab in de stad sterft, zal door de honden worden opgevreten, en wie sterft in het open veld, zal worden opgevreten door de vogels.’
(Inderdaad, niemand heeft zich er meer dan Achab op toegelegd te doen wat slecht is in de ogen van de Heer. En het was zijn vrouw Izebel die hem daartoe aanzette. Het was gruwelijk, zoals hij afgoden vereerde naar het voorbeeld van de Amorieten, die door de Heer voor de Israëlieten waren verdreven.)
Bij het horen van deze woorden scheurde Achab zijn kleren. Hij trok een boetekleed aan, dat hij op zijn blote lijf droeg en waarin hij ook sliep. Hij vastte en gedroeg zich ook verder zeer berouwvol.
De Heer richtte zich tot Elia met de woorden: ‘Heb je gezien hoe Achab zich voor mij vernedert? Omdat hij berouw toont, zal Ik het onheil over zijn koningshuis niet tijdens zijn leven voltrekken, maar tijdens het leven van zijn zoon.’

 

Psalm 51, 3 + 4 + 5 + 6a + 11 + 16

Refr.: God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid.

Wees mij genadig, God, in uw trouw,
U bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet.

Was mij schoon van alle schuld,
reinig mij van mijn zonden.

Ik ken mijn wandaden,
ik ben mij steeds van mijn zonden bewust.

Tegen U, tegen U alleen heb ik gezondigd,
ik heb gedaan wat slecht is in uw ogen.

Sluit uw ogen voor mijn zonden
en doe heel mijn schuld teniet.

U bent de God die mij redt,
bevrijd mij, God, van de dreigende dood,
en ik zal juichen om uw gerechtigheid.

 

Uit het evangelie volgens Matteüs 5, 43-48

Beminnen die ons beminnen is niet zo moeilijk. Veel lastiger is het te houden van diegenen die ons kwaad hebben gedaan. In de grond zijn we daarin echter kortzichtig. Want als iemand ons echt kwaad heeft gedaan, is hij beklagenswaardig, is hij de ongelukkige die ons medelijden en meeleven nodig heeft. Niet omgekeerd.

Jezus zei tot zijn leerlingen:
‘Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.”
En Ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo?
En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo?
Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.’

Van Woord naar leven

God zorgt, zoals we vandaag lezen in het evangelie, niet alleen voor goede, maar ook voor zogenaamd slechte mensen. Hij zorgt voor hen die Hem beminnen, maar ook voor hen die door het stellen van slechte daden Hem misschien niet of minder beminnen. Hij draagt zorg voor ieder mensenkind.Wij, die geroepen zijn Christus na te volgen, worden opgeroepen deze wijze van liefhebben in zijn naam te beleven; dus zowel de goede alsook de anderen, én er zorg voor dragen.Liefde die zich richt tot liefdevolle mensen is mooi. Maar we moeten ons de vraag durven stellen of we hen die minder liefdevol in het leven staan even warm beminnen. Want daar roept het evangelie dus toe op.Jezus predikt en toont ons een universele liefde tot allen en alles. Hij toont ons een Vader die elke mens de moeite waard vindt (wat die ook heeft uitgespookt!) om deze onvoorwaardelijk te beminnen.En wij... wij zijn geroepen deze zelfde liefde voor allen te beleven. Niet vanzelfsprekend. Wel mogelijk.Laten we ons verinnigen met Christus opdat het mogelijk zou worden.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus, mogen wij in ons leven beeld zijn van Gods barmhartigheid voor de mensheid. In uw naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.