Lezingen van de dag – maandag 10 dec 2018

maandag in de 2e week
van de advent


Uit de profeet Jesaja 35, 1-10

De profeet Jesaja spreekt de Joden in ballingschap moed in. In dichterlijke bewoordingen schildert hij het tafelreel van dat toekomstig geluk: blinden zullen zien, doven zullen horen, lammen zullen in staat zijn te springen als een hert… Dan zal er vreugde en blijdschap zijn.

Zo spreekt de Heer:
“De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn, de wildernis zal jubelen en bloeien, als een lelie welig bloeien, jubelen en juichen van vreugde. De woestijn tooit zich met de luister van de Libanon, met de schoonheid van de Karmel en de Saron. Men aanschouwt de luister van de Heer, de schoonheid van onze God.
Geef kracht aan trillende handen, maak knikkende knieën sterk. Zeg tegen het moedeloze volk: ‘Wees sterk en vrees niet, want jullie God komt met zijn wraak. Gods vergelding zal komen, Hijzelf zal jullie bevrijden.’
Dan worden blinden de ogen geopend, de oren van doven worden ontsloten. Verlamden zullen springen als herten, de mond van stommen zal jubelen: waterstromen zullen de woestijn splijten, beken de dorre vlakte doorsnijden. Het verzengde land wordt een waterplas, dorstige grond wordt waterrijk gebied; waar eenmaal jakhalzen huisden, maakt dor gras plaats voor riet en biezen.
Daar zal een gebaande weg lopen, ‘Heilige weg’ genaamd, geen onreine zal die betreden. Over die weg zullen zij gaan, maar dwazen zijn er niet te vinden. Geen leeuw of roofdier zal daar komen, geen enkel wild dier dwaalt er rond, ze blijven er allemaal weg, alleen zij die verlost zijn zullen daar gaan.
Zij die de Heer heeft bevrijd, keren terug. Jubelend komen zij naar Sion, gekroond met eeuwige vreugde. Gejuich en vreugde trekken de stad binnen, gejammer en verdriet vluchten eruit weg.”

 

Psalm 85, 9-14

Refr.: Gods glorie komt in ons land wonen.

Ik wil horen wat God ons zegt.
De Heer spreekt woorden van vrede.

Hij spreekt tot zijn volk, zijn getrouwen,
laten zij niet weer vervallen in dwaasheid!

Voor wie Hem eren is zijn hulp nabij:
zijn glorie komt wonen in ons land.

Trouw en waarheid omhelzen elkaar,
recht en vrede begroeten elkaar met een kus.

Uit de aarde bloeit de waarheid op,
het recht ziet uit de hemel toe.

De Heer geeft al het goede:
ons land zal vruchten geven.

Het recht gaat voor God uit
en baant voor Hem de weg.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 5, 17-26

Jezus’ optreden doet de oude voorspellingen in vervulling gaan. De genezing van de lamme is een bewijs van Jezus’ zending en komst voor hen die willen zien en geloven. Hij openbaart ons de Vader niet als een straffende, maar als een vergevende God. In de persoon van de lamme erkennen wij onszelf. Ook wij hebben genezing en bekering nodig.

Toen Jezus op een dag onderricht gaf, bevonden zich onder zijn gehoor ook Farizeeën en wetgeleerden die uit allerlei plaatsen in Galilea en Judea en uit Jeruzalem waren gekomen. De kracht van de Heer was werkzaam in Hem, opdat Hij zieken zou genezen.
Er kwamen een paar mannen met een verlamde op een draagbed, die ze naar binnen wilden brengen om hem voor Jezus neer te leggen. Maar ze zagen geen kans om door de mensenmassa heen te komen, en dus gingen ze het dak op en lieten hem op het bed door een opening in het tegeldak naar beneden zakken tot vlak voor Jezus.
Toen Hij hun geloof zag, zei Hij tegen hem: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’
De schriftgeleerden en de Farizeeën begonnen zich af te vragen: Wie is die man dat Hij deze godslasterlijke taal spreekt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?
Maar Jezus begreep wat ze dachten en zei tegen hen: ‘Vanwaar toch al die bedenkingen? Wat is gemakkelijker, te zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven” of: “Sta op en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’
En Hij zei tegen de verlamde: ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’
En onmiddellijk stond hij voor de ogen van alle aanwezigen op, pakte het bed waarop hij altijd had gelegen en vertrok naar huis, terwijl hij God loofde.
Allen stonden versteld en ze loofden God, en zeiden, vervuld van ontzag: ‘Vandaag hebben we iets ongelooflijks gezien!’

Van Woord naar leven

Er kwamen een paar mannen met een verlamde op een draagbed, die ze naar binnen wilden brengen om hem voor Jezus neer te leggen.  … zo lezen we vandaag in het evangelie.Kijk hoe liefdevol, vol broederlijkheid, deze paar mannen omgingen met hun broeder en hem tot bij Jezus brachten, of lieten zakken zoals beschreven.We zien hier twee zaken. De liefde waarmee ze dit deden, en het feit dat ze de verlamde tot bij Jezus brachten.Geliefde mensen, wanneer wij de straat opkijken, onze blik werpen in onze dorpen en steden, of rondkijken op de werkvloer, onze scholen en universiteiten, onze kennissenkring, of misschien heel nabij in onze directe familie- of gezinskring, dan zien misschien ook wij mensen die – om welke reden ook – verlamd door het leven gaan. Het zou ons moeten raken; diep raken. Dit laatste noemt men liefde. Liefde doet verlamming opmerken bij de medemens. Liefde doet je raken. En het zou ons zo moeten raken dat we op een of andere wijze in beweging komen om deze mensen tegemoet te gaan, hen de hand te reiken, hen je hart aan te bieden. Dat is evangelie. Als christenen kunnen we het niet maken op de zijlijn te blijven staan wanneer we zien dat mensen ‘niet meer mee kunnen’. Een christen is in wezen een gemeenschapsmens, ver over de grenzen van zijn eigen kerkbeleving. Elke medemens zou hij moeten zien als kind van God die vraagt bemind te worden, met een bijzondere (voor)liefde voor zij die ‘in nood’ zijn.Ja, ze zouden ons in beweging moeten zetten, geleid door de liefde, vanuit het dragen van de Heer. Hij deed immers ook zo. En in navolging van Hem, en vanuit Hem, mogen, of moeten, wij ook deze weg bewandelen. Ieder naar zijn mogelijkheden, gaven en talenten, biddend of handelend, maar altijd ‘in beweging’; van binnenuit naar de ander, gedreven door het warme gloed van de liefde.En als het kan, zou ik zeggen, tot bij Jezus. Zeker doorheen ons gebed voor hen, maar als het kan ook doorheen ons spreken met hen of ons handelen voor hen. Het is alsof we soms niet durven over God of Jezus praten, alsof we beschaamd zijn. Natuurlijk moeten we niet, zeker niet in eerste instantie, met God en de Blijde Boodschap afkomen. Maar we mogen het gesprek wel richting geven dat, als het kan, God toch ter sprake kan komen. Altijd in het grootste respect voor de ander, en met een inlevingsvermogen dat een christen past.En soms komt het voor dat er niet over God gepraat kan worden. Doorgaans merk je vrij snel of er opening is of niet. Dan is dat zo. Dat is ook niet erg. Je hebt dan ten minste laten aanvoelen dat je er wilt zijn, je hebt je vriendschap aangeboden, hopelijk belangloos en echt. Op zich is dat ook een tonen van God.Soms hoeft er ook niet over God gepraat te worden. Mensen die het Klein Kasteeltje niet in mogen omdat zij de 51e zijn, en het park worden ingestuurd, moeten gewoon eten en een onderdak krijgen. Punt. Maar wat dit laatste betreft zou er verandering komen. Laat ons hopen, want deze limiet van '50' was godgeklaagd en beschamend voor een beschaafd land als België.Laten we onthouden dat het evangelie van vandaag ons onder andere leert dat we hart en oog moeten hebben voor wie ‘verlamd’ is. Laten we een boontje hebben voor deze mensen, zoals het evangelie voorhoudt.En als we zelf verlamd zijn, laten we dan mensen opzoeken die ons willen dragen, als het kan tot bij Jezus. Kerk zijn is dragen, maar ook (en misschien vooral) je durven laten dragen.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer, wees het levend centrum van ons leven, de spil van ons handelen, de ziel van onze liefde. Laat ons, doorheen gebed en/of daden, elkaar brengen tot bij U. Opdat Gij ons allen moogt aanraken, ten diepste. Opdat wij, opgestaan in U, uw vredeslied mogen zingen naar allen die Gij op ons levenspad brengt. In uw naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.