Lezingen van de dag – maandag 27 april 2015
MAANDAG IN DE 4e PAASWEEK
Uit de Handelingen van de Apostelen 11, 1-18
Steeds hebben mensen de bekoring gehad, God, het heil, en de Blijde Boodschap voor zich alleen te houden: Joden tegen heidenen, christenen tegen niet-christenen, katholieken en protestanten. In dit verhaal uit de Handelingen krijgen we een les in oecumene: God geeft het heil voor elke mens, elk volk en elk ras. Als God zo is, hoe zouden wij dan weigeren samen te geloven in ons leven, ons denken en ons spreken met anderen?
De apostelen en de gemeenteleden in Judea hoorden dat ook de heidenen Gods woord hadden aanvaard.
Toen Petrus terugkwam in Jeruzalem, spraken de Joodse gelovigen hem hierover aan en verweten hem dat hij onbesnedenen had bezocht en samen met hen had gegeten. Daarop zette Petrus uiteen wat er precies gebeurd was.
Hij zei:
‘Toen ik in Joppe aan het bidden was, werd ik gegrepen door een visioen: een voorwerp dat op een groot linnen kleed leek, werd aan vier punten uit de hemel neergelaten tot vlak bij mij. Ik keek er aandachtig naar en zag de lopende en kruipende dieren van de aarde, en ook de wilde dieren en de vogels van de hemel.
En ik hoorde een stem tegen me zeggen: “Ga je gang, Petrus, slacht en eet.”
Maar ik antwoordde: “Nee, Heer, in geen geval, want ik heb nog nooit gegeten van iets dat verwerpelijk of onrein is.”
Maar voor de tweede keer kwam er een stem uit de hemel: “Wat God rein heeft verklaard, zul jij niet als verwerpelijk beschouwen.”
Dat gebeurde tot driemaal toe; daarna werd alles weer omhooggetrokken naar de hemel.
Precies op dat moment kwamen er bij het huis waar wij verbleven drie mannen aan; ze waren uit Caesarea naar mij toe gestuurd. De Geest zei tegen me dat ik zonder aarzelen met hen mee moest gaan. Deze zes broeders hebben me vergezeld, en samen zijn we het huis binnengegaan van de man die ons had laten komen.
Hij vertelde ons dat hij in zijn huis een engel had zien staan, die tegen hem zei: “Stuur iemand naar Joppe om Simon, die ook Petrus wordt genoemd, te halen. Hij zal je vertellen hoe jij en al je huisgenoten kunnen worden gered.”
Ik was nog maar nauwelijks begonnen te spreken, of de heilige Geest daalde op hen neer, zoals destijds ook op ons.
Ik herinnerde me dat de Heer tegen ons zei: “Johannes doopte met water, maar jullie zullen gedoopt worden met de heilige Geest.”
Als God hun wegens hun geloof in de Heer Jezus Christus hetzelfde geschenk wilde geven als ons, hoe had ik hem daar dan van kunnen weerhouden?’
Toen ze dat gehoord hadden, waren ze gerustgesteld en loofden ze God met de woorden: ‘Dan geeft God dus ook de heidenen de kans om tot inkeer te komen en het nieuwe leven te ontvangen.’
Ps. 42, 2-3 + Ps. 43, 3-4
Refr.: Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God.
Zoals een hinde smacht naar stromend water,
zo smacht mijn ziel naar U, o God.
Mijn ziel dorst naar God,
naar de levende God,
wanneer mag ik nader komen
en Gods gelaat aanschouwen ?
Zend uw licht en uw waarheid,
laten zij mij geleiden
en brengen naar uw heilige berg,
naar de plaats waar U woont.
Dan zal ik naderen tot het altaar van God,
tot God, mijn hoogste vreugde.
Dan zal ik U loven bij de lier,
God, mijn God.
Uit het evangelie volgens Johannes 10, 11-18
Omdat de schapen hem niet toebehoren, laat de huurling hem gemakkelijk in de steek. Christus is de Goede Herder. Hij kent zijn schapen en Hij zorgt voor hen. De Vader wil dat zijn schapen een nieuw leven leiden. En omdat de Vader zo met ons begaan is, zal de Zoon in alle vrijheid zijn leven geven.
Jezus sprak:
‘Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. Een huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; de man is een huurling en de schapen kunnen hem niets schelen.
Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij, zoals de Vader mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen.
Maar ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet Ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder.
De Vader heeft mij lief omdat Ik mijn leven geef, om het ook weer terug te nemen.
Niemand neemt mijn leven, Ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen; dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb gekregen.’
Van Woord naar leven
'Ik ben de goede herder', zegt de Heer.Jezus is de herder die naar God leidt. Hij brengt zijn schapen naar daar waar hun diepste thuis is: bij God.Mag Jezus ook voor ons die herder zijn? Want laten we niet te snel denken dat wij volledig in God leven. Allemaal hebben we in ons leven plekjes die vervreemd zijn geraakt van God; plekjes die we, merkwaardig genoeg, soms koesteren. Het zijn 'onze' plekjes, die we niet zomaar willen prijsgeven.Jezus weet dat, en kent als geen ander onze angst om 'alles' prijs te geven. Hij kent onze angst om helemaal van Hem te zijn, want... ja, dan moeten we gaan liefhebben zoals het evangelie ons voorhoudt, liefhebben zoals Hij het ons heeft voorgedaan, en daar kiezen we niet altijd voor. We zijn angstig onszelf te verliezen, angstig om geen applaus te krijgen van de omgeving, angstig om die dingen niet meer te kunnen doen die ons ‘ikje’ zo voeden.Laten we onze angsten leggen in de schoot van Jezus, opdat Hij ze kan omvormen tot de vrijheid van het evangelie dat ons – met Hem - zal brengen in dat diepe innige ‘ja’ tot de Vader.krisLaten wij bidden
Heer Jezus, goede Herder, leid ons als uw kudde naar de Vader, onze eeuwige schaapsstal. Schenk dat nieuwe leven van liefde waarvan Gij zelf het levend hart zijt. Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.