Lezingen van de dag – maandag 5 aug 2019

 

maandag in week 18 door het jaar


Uit het boek Numeri 11, 4b-15

De Israëlieten beginnen voor de zoveelste keer te morren tegen Mozes. Zij krijgen slechts manna te eten en willen terug naar de vleespotten van Egypte. Het wordt Mozes te machtig. Hij wendt zich tot God omdat hij deze last niet langer kan dragen. Zo toont hij ons de weg wanneer onze verantwoordelijkheden ons drukken.

In die dagen begonnen de Israëlieten opnieuw te jammen. Ze zeiden: ‘Hadden we maar vlees te eten!’ zeiden ze. ‘We verlangen terug naar de vis die we in Egypte volop te eten hadden, naar de komkommers en watermeloenen, de prei, uien en knoflook. We drogen uit, we zien nooit iets anders dan dat manna.’ (Het manna leek op korianderzaad maar had de kleur van balsemhars. Ze verzamelden het overal in de omtrek, maalden het met een handmolen of stampten het fijn in een vijzel, kookten het in een pot en maakten er koeken van. Die smaakten alsof ze in olie gebakken waren. Wanneer het kamp ‘s nachts door de dauw bedekt werd, daalde ook het manna erop neer.)
Mozes hoorde hoe alle families bij de ingang van hun tent zaten te klagen. Toen de Heer in hevige woede ontstak, maakte Mozes zich kwaad. Hij vroeg de Heer: ‘Waarom doet U uw dienaar dit aan? Bent U mij zo weinig genegen, dat U mij de last van heel dit volk te dragen geeft? Ben ik soms zwanger geweest van dit volk, heb ik het ter wereld gebracht? En dan wilt U mij gebieden om het in mijn armen te dragen, zoals een voedster een zuigeling draagt, en het zo naar het land te brengen dat U zijn voorouders onder ede beloofd hebt? Ze komen bij mij klagen dat ze vlees willen. Maar waar haal ik voor dit hele volk vlees vandaan? Ik alleen kan de last van dit hele volk niet dragen, dat is te zwaar voor mij. Als U mij dit werkelijk wilt aandoen, dood me dan liever meteen. Dan blijft verdere ellende mij tenminste bespaard.’

 

Psalm 81, 12-17

Refr.: Huldig de Heer, onze sterkte !

Mijn volk luisterde niet,
Israël wilde niet van mij weten.
Toen liet Ik hen begaan,
koppig volgden zij hun eigen inzicht.

Ach, wilde mijn volk maar horen,
wilde Israël mijn wegen maar volgen.
Spoedig zou Ik zijn vijanden vernederen,
zou mijn hand zich keren tegen zijn belagers.

Wie de Heer haten, zouden kruipen voor zijn volk,
dat zou voor altijd hun lot zijn.
Maar Israël zou Hij voeden met de edelste tarwe;
ja, jou zou Ik spijzigen met honing uit de rots.’

 

Uit het evangelie volgens Matteüs 14, 13-21

De leerlingen staan ontredderd met een massa mensen op een eenzame plek zonder eten. Ze willen het volk wegsturen en denken niet aan de Heer om eraan te verhelpen. De Heer schudt hun geloof wakker en
vraagt dat ze het volk zelf zouden eten geven. De broodvermenigvuldiging wordt teken van de overvloed voor al wie vertrouwvol uitkijkt naar de messias.

Toen Jezus het bericht van de moord op Johannes vernomen had week Hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar Hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze Hem over land. Toen Hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde Hij medelijden met hen en Hij genas hun zieken.
Bij het vallen van de avond kwamen de leerlingen naar Hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur de mensen weg, laat ze naar de dorpen gaan om eten voor zichzelf te kopen.’
Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’
Ze antwoordden Hem: ‘We hebben hier niets, alleen vijf broden en twee vissen.’
Hij zei: ‘Breng ze mij.’
En nadat Hij de mensen opdracht had gegeven op het gras te gaan zitten, nam Hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit en brak de broden; Hij gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze door aan de mensen. Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze twaalf manden vol.
Er hadden ongeveer vijfduizend man gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld.

Van Woord naar leven

Nadat Jezus de mensen opdracht had gegeven op het gras te gaan zitten, nam Hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit en brak de broden; Hij gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze door aan de mensen. Iedereen at en werd verzadigd.Geven jullie hun maar te eten... zegt Jezus. Hij geeft zijn leerlingen de opdracht de mensen van voedsel te voorzien. Doch, het is wel degelijk Hij die het zegengebed uitspreekt en de enkele broden doet vermenigvuldigen om ze dan aan de leerlingen te geven om ze uit te delen.Zo is God. Hij geeft de opdracht aan ieder van ons. 'Geeft gij de wereld maar te eten', zegt Hij tot ons. Dit mogen we gerust letterlijk aanhoren, maar zeker ook spiritueel. Feit is, en daar gaat het hier om: God is de opdrachtgever. Doch kunnen wij de opdracht nooit tot voltooïng brengen wanneer we de werkzaamheid van Jezus niet zouden toelaten. God geeft de opdracht, maar tegelijkertijd geeft Hij, doorheen zijn Zoon, de genade om de opdracht te kunnen volbrengen.Ons christenzijn zou altijd geënt moeten zijn Jezus. Enkel vanuit Hem, in Hem en door Hem zullen we kunnen doen wat we te doen hebben. Wanneer we los van de Heer handelen is de kans groot dat onze 'werken' egoïstisch van aard worden, vol van eigenbelang, meer en meer verwijderd van de echte liefde. Wie in de Heer blijft, zal in de zuivere liefde blijven, vol van genade - zowel voor hem die liefheeft als voor hem die de liefde ontvangt.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer, geef dat wij steeds geënt mogen zijn op U. Opdat wij mogen liefhebben vanuit U, met U en in U. Zo zal onze liefde gevrijwaard blijven van egoïsme of andere ik-gerichtheid. Dat wij mogen liefhebben van binnen naar buiten, vanuit U naar de wereld. Kom heilige Geest. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.