Lezingen van de dag – vrijdag 13 sept 2019

 

vrijdag in week 23 door het jaar


Uit de eerste brief van Paulus aan Timoteüs 1, 1-2 + 12-14

Paulus schrijft aan zijn trouwe vriend Timoteüs. Hij is God dankbaar voor zijn roeping. Hij beseft maar al te goed hoe hij er vanaf is geweest. Vroeger had hij de christenen vervolgd. Nu was hij door Gods tussenkomst tot hun apostel gemaakt. Wat wij zijn, danken wij aan Gods barmhartigheid.

Van Paulus, apostel van Christus Jezus in opdracht van God, onze redder, en van Christus Jezus, onze hoop. Aan Timoteüs, mijn waarachtig kind in het geloof. Genade, barmhartigheid en vrede van God, de Vader, en Christus Jezus, onze Heer!
Ik dank Christus Jezus, onze Heer, dat Hij mij kracht gegeven heeft en het mij heeft toevertrouwd Hem te dienen, hoewel ik Hem vroeger heb bespot, vervolgd en beschimpt. Toch heeft Hij zich over mij ontfermd, omdat ik door mijn ongeloof niet wist wat ik deed.
Onze Heer heeft mij zijn genade in overvloed geschonken, evenals het geloof en de liefde die we in Christus Jezus bezitten.

 

Psalm 16, 1 + 2a + 5 + 7 + 8 + 11

Refr.: Steeds houd ik de Heer voor ogen.

Behoed mij, God, ik schuil bij U.
Ik zeg tot de Heer: U bent mijn Heer.

Heer, mijn enig bezit, mijn levensbeker,
U houdt mijn lot in handen.

Ik prijs de Heer die mij inzicht geeft,
zelfs in de nacht spreekt mijn geweten.

Steeds houd ik de Heer voor ogen,
met Hem aan mijn zijde wankel ik niet.

U wijst mij de weg naar het leven:
overvloedige vreugde in uw nabijheid,
voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 6, 39-42

Om mensen te leiden moeten wij eerst ingetogenheid, gezond verstand en scherpzinnigheid tegenover onszelf gebruiken. Men geeft slechts wat men zelf is. Hierbij moeten wij de ingevingen van ons hart voor laten gaan op elk formalisme en elke schijnheiligheid. In de mate dat wijzelf het woord van God hebben opgenomen zullen wij in staat zijn uit de rijkdom van ons hart, de Kerk, een woord te spreken dat anderen kan helpen en leiden.

Jezus hield de leerlingen deze gelijkenis voor:
‘Kan de ene blinde de andere blinde leiden? Vallen ze dan niet beiden in een kuil? Een leerling staat niet boven zijn leermeester; pas als iemand zich alles heeft eigen gemaakt, zal hij de gelijke zijn van zijn leermeester.
Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? Hoe kun je tegen hen zeggen: “Laat mij de splinter in je oog verwijderen”, terwijl je de balk in je eigen oog niet ziet? Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter in het oog van je broeder of zuster te verwijderen.’

Van Woord naar leven

‘Verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter in het oog van je broeder of zuster te verwijderen.” Zo zegt Jezus ons vandaag.Er is dus een soort balk in onze ogen die ons weerhoudt op een juiste wijze naar de ander te kijken. Pas wanneer die balk verwijderd is, zo zegt Jezus, zullen we scherp genoeg zien om een mogelijke splinter uit het oog van de ander te verwijderen.Het gaat hier, naar mijn aanvoelen, onder andere over de balk van het oordeel. Oh hoe snel zijn we in het onmiddellijk overdelen over een ander. Ik weet niet hoe dat bij jullie is, maar zelf betrap ik mij daar meermaals per dag op. Je ziet iemand een bepaalde houding aannemen of gewoon iets doen, je stoort je daar aan, en floep: daar is het oordeel. De ander is geklasseerd. Voila.Moesten we de kunst verstaan de balk van het oordeel uit onze ogen te verwijderen… we zouden heel anders naar de ander kijken. Op zich zouden we hetzelfde zien, maar in ons kijken benaderen we de ander wezenlijk anders. We kijken immers niet meer vanuit een oordelend hart, maar vanuit een liefhebbend en zorgend hart. We zullen de ander zien als kind van God die uit zichzelf niet vraagt beoordeeld te worden, maar wel vraagt bemind te worden.Wilt dat dan zeggen dat we blind moeten zijn voor merkwaardige, of misschien zelfs zondige, gedragingen van anderen? Nee, tuurlijk niet. Het is niet fout dingen vast te stellen. Maar waar het over gaat is hoe je deze mens benadert; vanuit oordeel dat nog weinig ruimte laat om lief te hebben, of vanuit een minnend hart dat ten allen tijde met zorg kijkt naar die ander.Wie dit laatste kan klaarspelen, kijkt bijvoorbeeld naar een zondaar als iemand die diep in zichzelf een zekere genezing nodig heeft. Dit hoeft echt geen oordeel te zijn. Eerder een vaststelling; maar eentje vervuld van liefde. Wat je doorheen het gedrag van de ander ziet, is dat de liefde gekwetst werd, en dat zet jou alleen maar aan tot meer liefhebben. Met gevolgen natuurlijk: je zult die liefde naar de ander toe op een of andere wijze moeten uiten. Door hem niet te verfoeien, door daadwerkelijk naar hem toe te gaan, hem te willen ontmoeten, door je vriendschap aan te bieden, door mogelijks het ‘goede gesprek’ aan te gaan, door voor hem te bidden.Het kan merkwaardig klinken, maar liefde zet altijd aan tot genezing. En dan heb ik het over liefde die geworteld is in Christus zelf. Wie vanuit Christus bemint, laat toe dat Jezus genadevol werkzaam is in de wereld. Wij mogen zijn instrumenten zijn; nederig en klein, maar tegelijk moedig en fier.Maar dit laatste is niet eenvoudig. Velen van ons, ik op kop, lopen met balken in hun ogen om u tegen te zeggen; balken van oordeel die ons belemmeren de ander met liefde te zien en te benaderen.Laten we ons hiervan bewust worden, en die balken uit onze ogen verwijderen. Opdat we naar de ander in liefde zouden kijken; in de liefde van de Heer. Met alle mooie en goede gevolgen van dien.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God, help ons te leven in Christus, om vanuit U naar de ander te kunnen kijken, hem lief te hebben, zoals Gij ons liefhebt. Ja God, trek ons in de brand van uw liefde. Om deze genade bidden wij U, in Christus, onze Broeder en Heer. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.