Lezingen van de dag – vrijdag 20 oktober 2017
vrijdag in week 28 door het jaar
Uit de brief van Paulus aan de Romeinen 4, 1-8
Wanneer Paulus de eerste christenen tracht duidelijk te maken wat geloven is, verwijst hij naar het geloof van Abraham. Onze godsdienst is immers geen systeem dat keurig omschrijft en bepaalt wat geloven is. Het is veeleer een ontmoeting met een persoonlijke God waarvoor men zich persoonlijk inzet.
Broeders en zusters,
wat moeten wij nu zeggen over onze stamvader Abraham? Indien hij als een rechtvaardige zou zijn aangenomen op grond van zijn daden, dan had hij zich daarop kunnen laten voorstaan. Maar niet tegenover God, want wat zegt de Schrift? ‘Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend.’
Iemand die zijn loon verdient, krijgt het niet als een gunst maar als een recht. Maar iemand zonder verdienste, die echter vertrouwt op Hem die de schuldige vrijspreekt, wordt vanwege zijn vertrouwen rechtvaardig verklaard. Zo prijst ook David de mens gelukkig die door God rechtvaardig wordt verklaard zonder dat hij enige verdienste heeft: ‘Gelukkig is de mens wiens onrecht is vergeven, wiens zonden zijn bedekt; gelukkig is de mens wiens zonden de Heer niet telt.’
Psalm 32, 1 + 2 + 5 + 11
Refr.: Verheug u in de Heer, rechtvaardigen, en juich !
Gelukkig de mens
van wie de ontrouw wordt vergeven, 
van wie de zonden worden bedekt.
Gelukkig als de Heer zijn schuld niet telt,
als in zijn geest geen spoor van bedrog is.
Toen beleed ik U mijn zonde,
ik dekte mijn schuld niet toe,
ik zei: ‘Ik beken de Heer mijn ontrouw’,
en U vergaf mij mijn zonde, mijn schuld.
Verheug u in de Heer,
rechtvaardigen, en juich,
zing
