Lezingen van de dag – zaterdag 6 juni 2015
ZATERDAG IN WEEK 9 DOOR HET JAAR
Uit het boek Tobit 12, 1 + 5-15 + 20
De engel rafaël is een prachtig voorbeeld voor ons apostolaat: middelaar en boodschapper zijn van God. Elke vergoeding wijst hij af. Als er dank moet gebracht worden voor diensten die hij bewees, moet deze dank worden gebracht aan zijn opdrachtgever: de Gever van alle Goeds, God zelf.
In die dagen riep Tobit zijn zoon bij zich en sprak tot hem: “Wat kunnen wij geven aan deze heilige man, die u begeleid heeft?”
Daarop riepen zij de man terzijde en vroegen hem, of hij de helft van alles, wat zij hadden meegebracht, zou willen aanvaarden.
Toen zei de engel tot hen: “Prijs God in de hemel en loof Hem ten aanzien van al wat leeft want Hij heeft u barmhartigheid bewezen. Men doet er goed aan de geheimen der koningen te bewaren, maar Gods daden bekend maken is eervol voor zijn dienaars. Bidden en vasten is uitstekend en liefdadigheid is beter dan het oppotten van schatten goud. Want het schenken van aalmoezen redt van de dood, het reinigt van de zonden en verdient barmhartigheid en eeuwig leven. Maar de zondaars en ongerechtigen zijn de vijanden van hun eigen leven. Ik ga u de waarheid zeggen en u niets verborgen houden. Wanneer gij onder tranen hebt gebeden en uw ontbijt liet staan om de doden te begraven, overdag de doden verborgt in uw huis om ze in de nacht te begraven, toen heb ik uw gebed aan de Heer opgedragen. Maar omdat gij God welgevallig waart, moest gij ook door lijden worden beproefd. Nu heeft God mij gezonden om uw blindheid te genezen en uw schoondochter Sara van de kwade geest te verlossen. Ik ben Rafaël, een van de zeven engelen die staan voor de troon van Gods heerlijkheid en Hem de gebeden der heiligen aanbieden. Nu is het tijd, dat ik terugkeer naar Hem die mij gezonden heeft; gij echter, looft de Heer en verkondigt al zijn wondere daden.”