Lezingen van de dag – zondag 19 juli 2020

 

zondag 16 door het jaar – A


Uit het boek Wijsheid 12, 13 + 16-19

De houding van God gedurende heel de geschiedenis van Israël, vooral zijn gematigdheid tegenover de vijanden van zijn volk, openbaart dat God onpartijdig is en geduld heeft, zelfs met de meest weerspannigen. Hij blijft zijn barmhartigheid aanbieden aan iedere zondaar. Mogen alle kinderen van God hierin hoop vinden.

Alleen U, die zorg draagt voor alle mensen, bent God, er is geen andere. Tegenover wie zou U moeten verklaren dat U geen onrechtvaardig vonnis velt?
Uw macht is de bron van uw rechtvaardigheid, en omdat U over alle mensen heerst, kunt U ook iedereen sparen.
U toont uw macht wanneer de volkomenheid ervan in twijfel wordt getrokken; wie uw macht kent en U toch uitdaagt, wordt daarvoor gestraft.
Omdat U Heer en Meester bent kunt U uw macht uitoefenen wanneer U dat wilt. Toch oordeelt u zachtmoedig en regeert U ons op milde wijze.
Door zo te handelen hebt U uw volk geleerd dat rechtvaardigen menslievend moeten zijn; U geeft uw kinderen de hoop dat zondaars naar U kunnen terugkeren.

 

Psalm 86, 5 + 6 + 9 + 10 + 15 + 16

Refr.: Heer, U bent groot, en genadig.

U, Heer, bent goed en tot vergeving bereid,
uw trouw is groot voor ieder die U aanroept.

Hoor mijn gebed, Heer,
luister naar mijn smeken.

Alle volken, door U gemaakt, komen
en buigen zich, Heer, voor U
en prijzen uw Naam.

U bent groot, U doet wonderen,
U alleen bent God.

U, Heer, bent een God die liefdevol is en genadig,
geduldig, trouw en waarachtig.

Keer U tot mij en wees mij genadig,
schenk kracht aan uw dienaar,
red het kind van uw dienares.

 

Uit de brief van Paulus aan de Romeinen 8, 26-27

Bij het smeekgebed gaat het erom zich af te stemmen op Gods kijk op ons leven. Laten wij de Geest zijn werk doen in ons voordeel. Hij wil immers wat God wil.

Broeders en zusters,
de Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.
God, die ons doorgrondt, weet wat de Geest wil zeggen. Hij weet dat de Geest volgens zijn wil pleit voor allen die Hem toebehoren.

 

Alleluia.

Wees getrouw tot de dood,
zegt de Heer,
en Ik zal u de kroon
van het leven geven.

Alleluia.

 

Uit het evangelie volgens Matteüs 13, 24-43

De twee kleine parabels van het mosterdzaadje en van de gist onderlijnen de tegenstelling tussen het povere begin van het koninkrijk en de grootse toekomst waarvoor het bestemd is.
De langere parabel van het onkruid tussen de tarwe is een les van geduld voor allen die zich verwonderen over de traagheid van Gods gerechtigheid en zijn gematigdheid tegenover de trouwelozen. Waarom zouden wij anderen oordelen als wij onze tijd nuttig moeten gebruiken om zelf vruchten te dragen ?

Jezus hield hun deze gelijkenis voor:
‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een mens die goed zaad op zijn akker uitzaaide. Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand onkruid tussen het graan zaaien en vertrok weer. Toen het jonge gewas opschoot en vrucht begon te dragen, kwam ook het onkruid te voorschijn. De knechten kwamen de heer des huizes vragen: “Heer, hebt u soms geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?” Hij antwoordde: “Dat is het werk van een vijand.” De knechten zeiden tegen hem: “Wilt u dat wij er het onkruid tussenuit wieden?” Hij antwoordde: “Nee, want dan zouden jullie met het onkruid ook het graan lostrekken. Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen: ‘Wied eerst het onkruid, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur.’”’

Hij hield hun een andere gelijkenis voor:
‘Het koninkrijk van de hemel lijkt op een zaadje van de mosterdplant dat iemand meenam en in zijn akker zaaide. Het is weliswaar het kleinste van alle zaden, maar het groeit uit tot de grootste onder de planten. Het wordt een struik, en de vogels van de hemel komen nestelen in de takken.’

Hij vertelde hun een andere gelijkenis: ‘Het Koninkrijk van de hemel lijkt op zuurdesem die door een vrouw met drie zakken meel werd vermengd tot alle meel doordesemd was.’

Al deze dingen zei Jezus in gelijkenissen tot de menigte; Hij sprak uitsluitend in gelijkenissen tot hen. Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet: ‘Ik zal het woord nemen en spreken in gelijkenissen; Ik zal bekendmaken wat sinds de grondvesting van de wereld verborgen was.’
Daarop stuurde Hij de mensen weg en ging naar huis.

Zijn leerlingen kwamen bij Hem en vroegen: ‘Wilt U ons de gelijkenis van het onkruid op de akker uitleggen?’
Hij antwoordde hun: ‘Hij die het goede zaad zaait is de Mensenzoon, de akker is de wereld, het goede zaad dat zijn de kinderen van het koninkrijk; het onkruid dat zijn de kinderen van het kwaad, de vijand die het zaait is de duivel, de oogst staat voor de voltooiing van deze wereld en de maaiers zijn de engelen. Zoals het onkruid bijeengebonden wordt en in het vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld: de Mensenzoon zal zijn engelen erop uitsturen, en ze zullen uit zijn koninkrijk allen die anderen ten val hebben gebracht en de wetten hebben verkracht bijeenbrengen en hen in de vuuroven werpen; daar zullen ze jammeren en knarsetanden. Dan zullen de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader stralen als de zon. Laat wie oren heeft goed luisteren!’

Van Woord naar leven

De overweging van deze zondag is van de hand van Frans Mistiaen, sjGelukkig leren wij dank zij gelijkenissen, beeldspraak en verhalen symbolisch kijken naar onze wereld. Zo kunnen wij de uiterlijke, eenvoudige dingen en de mensen zien als de dragers van een geestelijk geheim, als de tekens van een diepere werkelijkheid, als de symbolen van een goddelijke tegenwoordigheid. Wij kijken naar iets kleins en, in plaats van de schamelheid en de onmacht ervan te benadrukken, zien wij erin de kiem van een grote, hoopvolle toekomst. Wij kijken naar een mosterdzaadje, en ontwaren reeds een grote boom. Wij kijken naar gist, en smaken reeds het lekkere, gerezen brood. Wij kijken naar een kind, en bespeuren reeds een talentvolle volwassene. Zulk een levenshouding gaat uit van het fundamenteel geloof dat in onze wereld en in het hart van elke mens de kiem van een goede toekomst aanwezig is.God heeft het zaad van zijn goedheid ruim uitgezaaid in onze wereld. En toch kunnen wij niet ontkennen, dat er ook onkruid tussen de tarwe te vinden is. En dan herkennen wij ons misschien wel in de reactie van die slechte knechten van de zaaier, die dat kwade onkruid maar ineens radicaal wilden uittrekken. Eigenaardig, hoe wij, in sommige perioden van ons leven, – zoals trouwens in de geschiedenis van de Kerk – soms zo’n drang voelen opkomen naar zuivere volmaaktheid en daarbij denken dat wij de superieure kennis zouden bezitten om precies te onderscheiden wat goed en wat kwaad is. Vrij vlug komt daarbij dan een misplaatste ergernis over Gods geduld, die blijkbaar wél toelaat dat goed en kwaad in ons leven en onze wereld zo vermengd blijven met elkaar. Wij gaan in onze verwaandheid denken dat onze radicale machtsingreep positief effect zal hebben. Maar het evangelie van vandaag leert ons dat de wijsheid van onze God ons tot de tegenovergestelde houding uitnodigt. God heeft zoveel geduld met ons en met de anderen dat Hij “het onkruid en de tarwe samen laat opgroeien tot de oogst”.Is deze houding dan geen capitulatie tegenover het kwaad? Neen, zegt het evangelie ons vandaag, integendeel. Het is een houding van sterk geloof om nu, op dit moment, geen lichtvaardige veroordeling uit te spreken over het kwade, maar met groot vertrouwen onze energie vooral te blijven steken in het bevorderen van het goede dat er is, ook al blijven de vruchten ervan voorlopig nog onzichtbaar. In de plaats van nu zelf te willen oordelen laten wij de beoordeling over aan onze God waarvan wij geloven dat Hij uiteindelijk, bij de oogsttijd, ten volle onderscheid maakt tussen het goede en het kwade in elke mens, juist om het goede dat de mens deed uiteindelijk de laten zegevieren. Ondertussen leren wij van Hem, enerzijds veel geduld te oefenen en grote mildheid te tonen tegenover de menselijke zwakheid voor het kwaad, anderzijds actief te vertrouwen op, dat wil zeggen krachtig mee te werken met, de groeikracht van het goede dat nu reeds in ons leven is gezaaid. Dat goede is dikwijls nog zo onopvallend, onooglijk misschien, schijnbaar verloren, maar het is uiteindelijk sterker en het overwint. Deze geloofshouding is dus geen capitulatie voor het kwaad, maar een sterk vertrouwen in het goede dat groeit.Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer, Gij vraagt om over niemand te oordelen maar ieder met een hart vol barmhartigheid te benaderen. Geef dat wij elke mens zo nabij zouden zijn dat hij en wij steeds meer dorst krijgen naar uw liefde, naar U. Zo kunt Gij werkzaam zijn en zal het onkruid in de wereld meer en meer uit zichzelf verdwijnen. Kom Heer, toon U. Geef dat ieder U ten diepste mag ontmoeten. In uw naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.