Lezingen van de dag – zondag 26 april 2020

 

3e zondag in de paastijd – A


Uit de Handelingen van de Apostelen 2, 14 + 22-32

Psalm 15 dient als antwoord op deze lezing. Deze voorspelt dat de Rechtvaardige niet zal sterven zonder de zekerheid te ontkomen aan het bederf van het graf. Overtuigd van de verrijzenis van de Heer, beroept Petrus zich op deze psalm om zijn Joodse toehoorders te doen inzien dat de Schriften in vervulling zijn gegaan.

Petrus trad naar voren, samen met de elf andere apostelen, verhief zijn stem en sprak de menigte toe: ‘U, Joden en inwoners van Jeruzalem, luister naar mijn woorden en neem ze ter harte.
Israëlieten, luister naar wat ik u zeg: Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht.Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft Hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van Hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over Hem niet behouden.
David zegt immers over Hem: “Steeds houd ik de Heer voor ogen, hij is aan mijn zijde, ik wankel niet. Daarom verheugt zich mijn hart en jubelt mijn tong van blijdschap. Ja, mijn lichaam zal behouden blijven, want u zult mij niet overleveren aan het dodenrijk en het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan. U hebt mij de weg naar het leven getoond, Uw nabijheid zal mij vervullen met vreugde.”
Broeders en zusters, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, heeft hij de opstanding van de messias voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen.

 

Psalm 16, 2 + 5 + 7 + 8 + 9 + 10 + 11

Refr.: Juich, rechtvaardigen, voor de Heer.

Ik zeg tot de Heer: U bent mijn Heer,
mijn geluk, niemand gaat U te boven.

Heer, mijn enig bezit, mijn levensbeker,
U houdt mijn lot in handen.

Ik prijs de Heer die mij inzicht geeft,
zelfs in de nacht spreekt mijn geweten.

Steeds houd ik de Heer voor ogen,
met Hem aan mijn zijde wankel ik niet.

Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel,
mijn lichaam voelt zich veilig en beschut.

U levert mij niet over aan het dodenrijk
en laat uw trouwe dienaar het graf niet zien.

U wijst mij de weg naar het leven:
overvloedige vreugde in uw nabijheid,
voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde.

 

Uit de eerste brief van Petrus 1, 17-21

Waarom hopen en geloven in God ? Omdat Hij, door zijn Zoon te doen verrijzen, zich geopenbaard heeft als een God van levenden. Goud en geld zijn valse zekerheden. Christus heeft ons gered door zijn eigen bloed.

Dierbaren,
aangezien u Hem die iedereen beoordeelt naar zijn daden, zonder aanzien des persoons, Vader noemt, moet u tijdens uw leven als vreemdeling ook ontzag voor Hem hebben.
U weet immers dat u niet met zoiets vergankelijks als zilver of goud bent vrijgekocht uit het zinloze leven dat u van uw voorouders had geërfd, maar met kostbaar bloed, van een lam zonder smet of gebrek, van Christus.
Al voor de grondvesting van de wereld is Hij door God uitgekozen, en nu is Hij, aan het einde van de tijd, verschenen omwille van u.
Door Hem gelooft u in God, die Hem uit de dood heeft opgewekt en Hem laat delen in zijn luister, zodat uw geloof tevens hoop is op God.

 

Alleluia.

Heer Jezus,
ontsluit voor ons de Schriften,
doen ons hart branden
terwijl Gij tot ons spreekt.

Alleluia.

 

Uit het evangelie volgens Lucas 24, 13-35

Voor alle generaties die moeten geloven zonder gezien te hebben, schetst Lucas hier een pedagogie van het paasgeloof. Het is een lange weg tot we het kruis beschouwen, niet als een mislukking, maar als een bron van ons heil. Wij moeten Christus de tijd laten om ons de Schriften te verklaren. Aan de tafel van de Eucharistie herkennen wij zijn aanwezigheid en wordt het ons mogelijk aan onze broeders en zusters te vertellen dat Hij leeft.

Twee van de leerlingen gingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen.
Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze Hem niet herkenden.
Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan.
Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent U dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’
Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’
Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriesters en leiders hebben Hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft. Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’
Toen zei Hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’
Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de Schriften over Hem geschreven stond, en Hij begon bij Mozes en de Profeten.
Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof Hij verder wilde reizen. Maar ze drongen er sterk bij Hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen.
Toen Hij met hen aan tafel aanlag, nam Hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun.
Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem. Maar Hij werd onttrokken aan hun blik.
Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’
Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en Hij is aan Simon verschenen!’
De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.

Van Woord naar leven

Het Emmaüsverhaal… Mooi en rijk tot in z’n diepste vezels. Zeker wanneer je jezelf spiegelt in heel het gebeuren. De Emmaüsgangers zijn namelijk dikwijls wij zelf; meer dan we vermoeden. In de zin van: zo dikwijls loopt de Heer naast en met ons mee, spreekt Hij ons aan, gaan we in dialoog met Hem,…En dan zijn er twee mogelijkheden. Ofwel herkennen we Hem, ofwel herkennen we Hem niet.De Emmaüsgangers uit het evangelie erkenden Hem wel, ofschoon niet onmiddellijk. Pas bij het breken van het brood herkenden ze hun Heer. In genade maakte Hij zich kenbaar; zichzelf gevend in het brood, het brekend en delend.Ik denk dat Jezus in veel meer situaties dan we vermoeden met ons het brood komt breken. Maar we zien het niet altijd, omdat we er geen oog voor hebben, verblind door onze bezigheden die we ons dikwijls op zo’n wijze toe-eigenen dat er voor God geen of amper nog plaats is. Terwijl Jezus, als vreemdeling uit de hemel, in alles wat we doen aanwezig komt; als metgezel, als Heer en Broer, als behoeder en gids, als voorganger en inspirator.Als we in al ons doen, én ons laten, Hem aanwezig weten, Hem als Heer herkennen, zullen we de diepe ervaring ontvangen dat Hij het brood met ons zal delen, zichzelf gevend aan ons diepste binnenste, vragend ons aan Hem te schenken, om vanuit het gezonden worden naar ons Jeruzalem terug te keren; Hem verkondigend in daad, gebaar en woord.Moge bij ons allen ons harten in vlam komen te staan wanneer Hij met ons meegaat.krisReageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer God, open onze ogen voor het komen van Jezus. Mogen we ons dan aan Hem schenken, zoals Hij zich aan ons schenkt. Om met Hem te bouwen aan het nieuwe Jeruzalem; uw rijk van Liefde en Vrede. In Christus, onze Broeder en Heer. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.