maandag in de 4e paasweek

Uit de Handelingen van de Apostelen 11, 1-18

Steeds hebben mensen de bekoring gehad, God, het heil, en de Blijde Boodschap voor zich alleen te houden: Joden tegen heidenen, christenen tegen niet-christenen, katholieken en protestanten. In dit verhaal uit de Handelingen krijgen we een les in oecumene: God geeft het heil voor elke mens, elk volk en elk ras. Als God zo is, hoe zouden wij dan weigeren samen te geloven in ons leven, ons denken en ons spreken met anderen?

De apostelen en de gemeenteleden in Judea hoorden dat ook niet-Joden Gods woord hadden aanvaard. Toen Petrus terugkwam in Jeruzalem, spraken de Joodse gelovigen hem hierover aan en verweten hem dat hij onbesnedenen had bezocht en samen met hen had gegeten. 
Daarop zette Petrus uiteen wat er precies gebeurd was. Hij zei: ‘Toen ik in Joppe aan het bidden was, werd ik gegrepen door een visioen: een voorwerp dat op een groot linnen kleed leek, werd aan vier punten uit de hemel neergelaten tot vlak bij mij. Ik keek er aandachtig naar en zag de lopende en kruipende dieren van de aarde, en ook de wilde dieren en de vogels van de hemel. En ik hoorde een stem tegen me zeggen: “Ga je gang, Petrus, slacht en eet.” Maar ik antwoordde: “Nee, Heer, in geen geval, want ik heb nog nooit gegeten van iets dat verwerpelijk of onrein is.” Maar voor de tweede keer kwam er een stem uit de hemel: “Wat God rein heeft verklaard, zul jij niet als verwerpelijk beschouwen.” Dat gebeurde tot driemaal toe; daarna werd alles weer omhooggetrokken naar de hemel. Precies op dat moment kwamen er bij het huis waar wij verbleven drie mannen aan; ze waren uit Caesarea naar mij toe gestuurd. De Geest zei tegen me dat ik zonder aarzelen met hen mee moest gaan. Deze zes medegelovigen hebben me vergezeld, en samen zijn we het huis binnengegaan van de man die ons had laten komen. Hij vertelde ons dat hij in zijn huis een engel had zien staan, die tegen hem zei: “Stuur iemand naar Joppe om Simon, die ook Petrus wordt genoemd, te halen. Hij zal je vertellen hoe jij en al je huisgenoten kunnen worden gered.” Ik was nog maar nauwelijks begonnen te spreken of de heilige Geest daalde op hen neer, zoals destijds ook op ons. Ik herinnerde me dat de Heer tegen ons zei: “Johannes doopte met water, maar jullie zullen gedoopt worden met de heilige Geest.” Als God hun wegens hun geloof in de Heer Jezus Christus hetzelfde geschenk wilde geven als ons, hoe had ik Hem daar dan van kunnen weerhouden?’ 
Toen ze dat gehoord hadden, waren ze gerustgesteld en loofden ze God met de woorden: ‘Dan geeft God het dus ook aan mensen uit andere volken om tot inkeer te komen en het nieuwe leven te ontvangen.’

Psalm 42, 2-3 + Ps. 43, 3-4

Refr.: Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God.

Zoals een hinde smacht
naar stromend water,
zo smacht mijn ziel
naar U, o God.

Mijn ziel dorst naar God,
naar de levende God,
wanneer mag ik nader komen
en voor God verschijnen?

Zend uw licht en uw waarheid,
laten zij mij geleiden
en brengen naar uw heilige berg,
naar de plaats waar U woont.

Dan zal ik naderen tot het altaar van God,
tot God, mijn hoogste vreugde.
Dan zal ik U loven bij de lier,
God, mijn God.

Vers voor het evangelie (Joh. 10, 14)

Alleluia.
Ik ben de goede herder,
zegt de Heer,
Ik ken mijn schapen
en mijn schapen kennen Mij.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Johannes 10, 1-10

‘Ik ben de deur’

In die dagen sprak Jezus:
‘Werkelijk, Ik verzeker u, wie de schaapskooi niet binnengaat door de deur maar ergens anders naar binnen klimt, is een dief of een rover. Wie door de deur naar binnen gaat, is de herder van de schapen. Voor hem doet de bewaker open. De schapen luisteren naar zijn stem, hij roept zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten. Wanneer hij al zijn schapen naar buiten gebracht heeft, loopt hij voor ze uit en de schapen volgen hem omdat ze zijn stem kennen. Iemand anders volgen ze niet, ze lopen juist van hem weg omdat ze de stem van een vreemde niet kennen.’

Jezus vertelde hun deze gelijkenis, maar ze begrepen niet wat Hij bedoelde. Daarom vervolgde Hij: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, Ik ben de deur voor de schapen. Zij die vóór Mij kwamen waren allemaal dieven en rovers, maar naar hen hebben de schapen niet geluisterd. Ik ben de deur: wanneer iemand door Mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vinden. Een dief komt alleen om te roven, te slachten en te vernietigen, maar Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid.’

Van Woord naar leven

OVER DE VOLHEID VAN LEVEN

‘Een dief komt alleen om te roven, te slachten en te vernietigen, maar Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid.’ Zo houdt Jezus ons voor vandaag.

Christus is de incarnatie van Gods leven. Aan dit leven wil Hij ons deelgenoot maken. Dit kan alleen maar doordat Hij ons geschonken is door God zelf, gebaard in ieders ziel. Onze roeping is ons met Hem te verinnigen opdat we inderdaad deelgenoot zouden worden aan Gods leven. Niet als zelfprestatie van onzentwege, maar als een gebeuren van de heilige Geest in ons.

Het kwaad met zijn verlokkingen noemt Jezus vandaag dieven en rovers die komen om te slachten en te vernietigen. Het zijn al die zaken – vaak ook gemanifesteerd door mensen – die ons wegtrekken van het huwelijk tussen God en ons. Het komt tussen God en ons te staan en doet ons vreemd gaan. In al zijn creativiteit zal het kwade er alles aan doen om stokken in Gods wiel te steken.

Waakzaam en aandachtig leven is hier de boodschap. Met zin voor onderscheiding. Om dit laatste – wat een gave Gods is – mogen we bidden, mogen we vragen. Leven in het gegeven inzicht wat van God komt, en wat niet, is van fundamenteel belang voor ons christen-zijn.

Om dan te kiezen. Of beter: om ons dan te láten opnemen. Het je door Christus laten opnemen bestaat erin je te verbinden met de gloed van Gods Geest diep in jezelf die je in Christus zal brengen.

De verlokkingen van het kwaad zullen blijven. Oh ja … de rovers en dieven zullen blijven inbeuken op je ziel. Maak je daarover vooral geen illusies. En vaak denken we dan dat we de strijd tegen het kwaad moeten voeren; een dagelijks oorlogje waarin we soms het onderspit moeten delven, en soms weer terrein winnen.
Oh mensen … wat een vergissing! Nee hoor, we hoeven niet te strijden. We putten ons alleen maar uit en maken ons wijs dat we goed bezig zijn. We geraken daardoor op geestelijk vlak totaal oververmoeid en – als we niet oppassen – komen we terecht in een soort geloofs-burnout.
Het enige wat we moeten doen is ons biddend openen voor de Heer, en wel in de gloed van de Geest. Jezus welkom heten in onze diepste smeekbede: ‘Enkel Gij Heer!’ Arm en beschikbaar, leeg en vol verlangen. De Heer Heer laten zijn. Toelaten dat Hij je volheid wordt en is.
Dit is het gebed van de arme, van de diep gebogene voor God, zich geheel en al openend – in Christus – voor Hem.

Vanuit die volheid – ons in Christus gegeven – mogen we dan leven: bidden, zingen, liefhebben, vrede dragen en uitdragen. Het is leven met de glimlach van God, Hem steeds opnieuw barend in daden van goedheid. Het is leven en leven geven.

Wat een feest christen te mogen zijn! Een feest zonder einde!

Laten we in vreugde en dankbaarheid bidden

Hemelse Vader,
dank U om uw incarnatie in Christus.
Dank U om het volle leven
dat U in Hem schenkt.
Moge uw Geest ons openen,
ons beschikbaar maken voor Jezus,
opdat wij, verinnigd in Hem
uw vrede mogen zijn,
uw liefde mogen baren.
Oh Vader!
Er bestaat geen taal
om uw grootsheid en schoonheid
te verwoorden.
Maar weet, Vader,
dat we van U houden!
Zielsveel!
In Christus,
onze Broeder en Heer.
Amen.

Een mooie meimaand voor ieder van u!
Met een genegen groet,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.