maandag in week 13 door het jaar

Uit de profeet Amos 2, 6-10 + 13-16

De aardse goederen zijn toevertrouwd aan de mensen opdat ze er elkaar gelukkig mee zouden maken. In tijden van welstand gebeurt het niet zelden dat ze er misbruik van maken in het nadeel van armen en kleinen. Bij monde van de profeet Amos worden deze onrechtvaardigheden aangeklaagd. Uitzichtloos is de situatie niet als men Gods woord aanvaard.

Dit zegt de Heer: Misdaad op misdaad heeft Israël begaan – daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen! Ze verkopen de rechtvaardigen voor zilver en de armen voor een paar sandalen. Ze zijn erop uit de zwakken in het stof te laten kruipen, en de machtelozen dringen ze opzij. Een zoon en zijn vader komen bij hetzelfde meisje en ontwijden zo mijn heilige naam. Ze strekken zich naast de altaren uit op kleren die ze in onderpand hebben, en in het huis van hun God drinken ze wijn die als boete was ontvangen. En toch heb Ik ter wille van jullie de Amorieten uitgeroeid, die zo groot waren als ceders en zo sterk als eiken: met wortel en tak roeide Ik ze uit. Ik heb jullie uit Egypte weggeleid, Ik heb jullie veertig jaar lang door de woestijn gevoerd, opdat jullie het land van de Amorieten in bezit konden nemen.
Daarom zal Ik de grond onder jullie voeten doen kraken, zoals een kar vol schoven kraakt in zijn voegen. De snelste man vlucht dan tevergeefs, de sterke heeft niets aan zijn kracht, de krijgsheld redt zijn leven niet, geen boogschutter houdt stand, geen hardloper ontkomt, geen ruiter brengt het er levend af, zelfs de dapperste held zal naakt moeten vluchten die dag – spreekt de Heer.


Psalm 50, 16bc -23

Refr.: Versta het toch, jullie die aan God niet denken.

Wat baat het dat je mijn geboden opzegt
en mijn verbond in de mond neemt?
Je haat het als Ik je terechtwijs,
mijn woorden schuif je terzijde.

Zie je een dief, je loopt met hem mee,
en bij overspeligen ben je thuis.
Je gebruikt je mond voor lastertaal
en verbindt je tong aan bedrog.

Je getuigt tegen je eigen broer,
werpt een smet op de zoon van je moeder.
Zou Ik dan zwijgen bij wat je doet,
je denkt toch niet dat Ik ben als jij?

Ik klaag je aan, Ik som je wandaden op.
Begrijp dit goed, jullie die God vergeten,
of Ik verscheur je, en er is niemand die redt:
wie een dankoffer brengt, geeft Mij alle eer,
wie zo zijn weg gaat, zal zien dat God redt.


Vers voor het evangelie (Hebr. 4, 12)

Alleluia.
Het woord van God is levend en krachtig,
het dringt diep door tot waar ziel en geest elkaar raken.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Matteüs 8, 18-22

Jezus vraagt aan wie Hem willen volgen de onbaatzuchtige en radicale overgave die Hijzelf heeft laten blijken. Familiebanden en bezittingen moeten op het achterplan komen. Zoals Hij zullen zijn volgelingen dan, door de dood heen, komen tot de heerlijkheid.

Toen Jezus de mensenmassa om zich heen zag, gaf Hij bevel naar de overkant te varen. 
Maar een schriftgeleerde kwam op Hem af en zei: ‘Meester, ik zal U volgen waarheen U ook gaat.’ Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon heeft geen plaats waar Hij zijn hoofd te ruste kan leggen.’ 
Een ander, een van zijn leerlingen, zei: ‘Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.’ 
Maar Jezus zei tegen hem: ‘Volg Mij en laat de doden hun doden begraven.’

Van Woord naar leven

Het woord van God is levend en krachtig, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden.’

We lezen hier het gehele vers waarvan een stukje gekozen is als ‘vers voor het evangelie’ wat je net na de psalm kon lezen.

Wie het Woord uit de Schrift leest als werkelijk het ‘Woord van God’ zal inderdaad de inhoud van dit vers aan den lijve ondervinden, tot in het diepst van z’n ziel. Het Woord is inderdaad levend…’ Daarin verschilt het van eender welk woord uit welk boek ook. Dit laatste kan zeer interessant zijn, voedend, oproepend, door God zelf geïnspireerd,… maar het is in sé niet het Woord van God. Het Woord uit de Schrift is, zoals het vers het zegt, ‘levend’. Het wordt als het ware uitgesproken door Christus zelf, op de moment dat je het leest. In die zin is het altijd nieuw, en dus fris. Het is levend, woorden door de Heer in je hart gelegd. En daarbij moeten we verder kijken dan de woorden op zich. In het Woord spreekt Christus niet enkel, maar komt Hij ook met heel zijn persoon in ons. Hij legt zichzelf ten ruste in onze ziel, opdat wij ons met Hem zouden verinnigen. Wanneer wij het Woord lezen, of beluisteren, neemt Jezus als het ware bezit van ons leven, om ons met Hem te voeden.

Het woord is ‘krachtig’, zo staat er. Het is inderdaad geen wollig gebeuren. Het is krachtig, als een bliksemflits, vlammend, recht de ziel in. Tegelijk is het ook zacht, nederig, omhelzend, barmhartig. Net zoals Jezus was, en is. Niet opdringerig, maar wel duidelijk; sterk, krachtig, met een zekere dringendheid in intensiviteit.

Het is ‘scherper dan een tweesnijdend zwaard’, zo staat er. Als je het Woord toelaat is er inderdaad niets dat het tegen kan houden. Scherp en sterk als het is, gaat het regelrecht naar het centrum van ons bestaan; zonder omwegen. Het Woord daalt neer in het hart van ons leven, in het diepst van onze persoon. Het is daar waar de Heer ons aanspreekt, ons roept, ons uitnodigt deelgenoot te worden aan zijn liefde.

‘Het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken’. Het Woord legt zich niet enkel neer in het hart van ons bestaan, maar het brengt ook alles samen. Het slaat geen emotie, beleving, geloof, ongeloof, gewaarwording, over. Alles brengt het samen; bij wijze van spreken als een synthese van heel onze persoon. Het Woord, Christus zelf, wil namelijk geen stukje van ons ‘zijn’, Hij wil ons helemaal in zich opnemen; onze mooie kanten, maar ook onze duistere kanten, onze zonden, ook onze twijfels, ons ongeloof, onze kwetsuren. Hij brengt alles bij elkaar, en met ons hele zijn wil Hij op weg gaan.

‘Het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden.’ Christus wil helderheid scheppen in ons geloof, in ons denken, in ons bidden, in ons doen. De uitspraak bij van Jezus in het Johannesevangelie ‘De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer Hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid’ (Joh.16,13a) wil Hij in ons bewerkstelligen. En daarvoor zal Hij inderdaad zijn Geest schenken, doorheen het Woord. Hij zal helderheid scheppen. Hij zal ons doen inzien. Hij zal ons de gave van onderscheid schenken, opdat we in vrijheid voor Hem zouden kunnen kiezen.

Hoe rijk is toch het christelijk leven. Laten we het Woord, de Heer zelf, van harte welkom heten. Opdat zijn liefde mag geëerd worden, doorheen onze lofzang en daden van goedheid.

Met een genegen groet,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven: maandag in week 13 door het jaar (van-woord-naar-leven.blogspot.com)

Laten wij bidden

Vader,
mogen wij het Woord, uw Zoon, ten diepste welkom heten, in wel in de liefde van uw Geest.
Moge het Woord ons voeden en tot die mensen maken die Gij voor ons droomt.
In Christus’ naam.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.