maandag in week 16 door het jaar

Uit de profeet Micha 6, 1-4 + 6-8

Onder de vorm van een rechtsgeding roept de profeet Micha zijn volk op om zich te houden aan het recht en zich ootmoedig te gedragen tegenover God. Hij gaat de voornaamste fasen uit de heilsgeschiedenis na om hen eraan te herinneren wat God voor hen allemaal heeft gedaan. Wij weten wel wat goed is. De zaak is, het nu ook te doen.

Hoor toch wat de Heer zegt! Sta op, laat de bergen uw rechtsgeding horen, laat de heuvels getuige zijn. Luister, bergen, naar de aanklacht van de Heer, hoor toe, onwrikbare fundamenten van de aarde. De Heer voert een geding tegen zijn volk, Hij klaagt Israël aan: ‘Mijn volk, wat heb Ik je misdaan? Waarmee heb Ik je gekweld? Antwoord Mij! Ik heb je uit Egypte geleid, je bevrijd uit de slavernij. Ik zond Mozes, Aäron en Mirjam om je voor te gaan.’
Wat kan ik de Heer aanbieden, waarmee hulde brengen aan de verheven God? Moet ik Hem tegemoet treden met brandoffers, zou Hij eenjarige stieren aanvaarden? Kan ik Hem gunstig stemmen met duizenden rammen, met olie, stromend in tienduizend beken? Moet ik mijn eerstgeborene geven voor wat ik heb misdaan, de vrucht van mijn schoot voor mijn zondig leven?’
Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de Heer van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.


Psalm 50, 5-6 + 8-9 + 16bc-17 + 21 + 23

Refr.: Wie rechte wegen gaat, zal zien dat God redt.

Breng mijn getrouwen vóór Mij,
die zich met offers aan Mij verbinden.
De hemel verkondigt Gods gerechtigheid,
Hijzelf treedt op als rechter. 

Ik klaag je niet aan om je offers,
nooit dooft voor Mij het offervuur.
Maar de stier uit je stal heb Ik niet nodig,
noch de bokken uit je kooien.

Wat baat het dat je mijn geboden opzegt
en mijn verbond in de mond neemt?
Je haat het als Ik je terechtwijs,
mijn woorden schuif je terzijde.

Zou Ik dan zwijgen bij wat je doet,
je denkt toch niet dat Ik ben als jij?
Ik klaag je aan, Ik som je wandaden op.
wie een dankoffer brengt, geeft Mij alle eer,
wie zo zijn weg gaat, zal zien dat God redt.’


Vers voor het evangelie (cf Hand 16, 14b)

Alleluia.
Maak ons hart ontvankelijk, Heer;
dat wij ons richten naar het woord van uw Zoon.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Matteüs 12, 38-42

Zoals vele mensen vroegen ook de Farizeeën een teken van Christus’ zending. Hij geeft er geen tenzij het teken van zijn verrijzenis waarop Hij in bedekte termen een toespeling maakt aan de hand van Jona. Tegelijk prijst Hij diegenen die geloofden op een eenvoudig mensenwoord en zich niet verzetten zoals de Farzeeën.

Enkele schriftgeleerden en farizeeën spraken tot Jezus: ‘Meester, we zouden graag een teken van U zien.’ 
Hij antwoordde: ‘Dit is een verdorven en trouweloze generatie. Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen dan dat van de profeet Jona. Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde verblijven. Op de dag van het oordeel zullen de Ninevieten samen met deze generatie opstaan en haar veroordelen; want zij waren na de prediking van Jona tot inkeer gekomen, en hier ziet u iemand die meer is dan Jona! Op de dag van het oordeel zal de koningin van het Zuiden samen met deze generatie opstaan en haar veroordelen; want zij was van het uiteinde van de aarde gekomen om te luisteren naar de wijsheid van Salomo, en hier ziet u iemand die meer is dan Salomo!

Van Woord naar leven

‘Mijn volk, wat heb Ik je misdaan? Waarmee heb Ik je gekweld? Antwoord Mij! Ik heb je uit Egypte geleid, je bevrijd uit de slavernij. Ik zond Mozes, Aäron en Mirjam om je voor te gaan.’ Zo lezen we vandaag bij de profeet Micha.

Meer dan een beschuldiging is dit een klaagzang van God die niet kan berusten in het verraad van zijn volk. Alles heeft Hij gedaan om hen te bevrijden. Hij heeft hen vergezeld op hun tocht door de woestijn en hen naar het beloofde land geleid. Maar, ondanks zijn reddende aanwezigheid, wendt het volk zich af van Hem en volgt hardnekkig zijn eigen weg die verschillend is van de weg waartoe Hij uitnodigt. Daarbij komt dat de hoogmoed van de zelfbevestiging de mens blind en dwaas maakt, met alle gevolgen van dien.

Dit laatste gebeurt zo vaak. God laat niet los. God is trouw. Altijd opnieuw is Hij bereid met de mens op weg te gaan. En de mens… ondankbaar en blind als hij is, laat God wel los, en gaat z’n eigen weg. We zien het zo vaak gebeuren. Veraf, dichtbij, en ook in ons eigen leven.

Wanneer de mens de moed zou hebben om in stilte naar het kruis van Jezus te kijken, zal hij de woorden van God opnieuw horen zoals we die vandaag uit zijn mond beluisteren bij de profeet Micha: ‘Wat heb Ik je misdaan? Waarmee heb Ik je gekweld? Antwoord Mij’. Ja, op het kruis bevraagt de Heer ons over onze afstandelijkheid. Hij doet ons in de spiegel kijken. Hij bevraagt ons met ogen vol barmhartigheid en een hart dat dorst naar liefde.

Want liefde, dat is Hij. Zijn verhaal met de mensheid is er een van grenzeloze nabijheid en liefde. Terwijl het verhaal van de mens dikwijls kil is, afstandelijk en soms zelfs zéér wreed. Kijk naar wat er vandaag de dag gebeurt in Oekraïne. Zo wreed kan een mens worden. Het is toch godgeklaagd.

‘Mijn volk, wat heb Ik je misdaan? Waarmee heb Ik je gekweld? Antwoord Mij.’ Deze klaagzang van God klinkt tussen de bombardementen door die dagelijks plaatsvinden in steden en dorpen in Oekraïne. Zijn woorden weergalmen op al die plaatsen in de wereld waar mensen vertrappeld worden, waar onrecht bedreven wordt, waar het eigen eigen ego en de machtswellust hoogtij viert. Dit klaaglied van God is echter geen kille veroordeling, maar enkel een liefdevol roepen vanuit een Hart dat niet kan berusten in het kil en afstandelijk gedrag van de mens. Liefdevol en trouw als Hij is zal Hij altijd opnieuw zijn hand uitstrekken, bereid zijnde ieder mensenkind in zijn armen te sluiten.

In het beste geval luistert de mens naar God, en vraagt zich af wat hij kan doen om alles weer goed te maken. ‘Moet ik Hem tegemoet treden met brandoffers, zou Hij eenjarige stieren aanvaarden? Kan ik Hem gunstig stemmen met duizenden rammen, met olie, stromend in tienduizend beken? Moet ik mijn eerstgeborene geven voor wat ik heb misdaan, de vrucht van mijn schoot voor mijn zondig leven?’ Met deze woorden, leggend in de mond van de mens, toont Micha hoe moeilijk het schijnbaar voor de mens is om de weg te bewandelen die God van hem vraagt. Het gaat niet om brandoffers van dieren, en al zeker niet het offer van je eigen kinderen. Waar haalt de mens het in zijn hoofd? Ja, hoe dom kan een mens soms zijn?

‘Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de Heer van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.’ Het zijn geen mis te verstane woorden die Micha hier legt in de mond van God. Diep vanbinnen weten we wat we moeten doen. Het is ons gezegd, het is neergeschreven, we weten het. Het is gewoon een kwestie van doen. Kiezen. Bekering. En doen. Je relatie met God onderhouden en zijn liefde belichamen. Ora et labora. Laten we niet zeggen dat we het niet weten. We weten het.

Laten we het dan ook doen, geworteld in het leven van Christus, in zijn Pasen; in eenvoud en vreugde.

Moge de Heer zich ontfermen waar de mensheid doof en blind is voor zijn boodschap van vrede en liefde.

Laat ons bidden voor de wereld.

Een gezegende maandag,

kris

Bij deze overweging heb ik me laten inspireren door Vincenzo Paglia.

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus,
ontferm U over de mensheid. Vergeef haar wanneer zij de liefde kwetste door geen gehoor te geven aan Gods oproep om – verenigd met U – een wereld te creëren waar het goed is om leven voor ieder. Mogen wapens zwijgen, moge onrecht ophouden, mogen de armen bemind worden. Ja, mogen we liefde zijn voor elkaar. In U.
Om deze genade bidden wij U, in uw naam.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.