maandag in week 18 door het jaar

Uit de profeet Jeremia 28, 1-17

Valse profeten zijn geneigd de mensen naar de mond te praten om hen te winnen. Zij deinzen er niet voor terug de ware boodschap af te zwakken of te verdraaien. Echte profeten doen juist het tegenovergestelde omdat ze trouw willen zijn aan hun opdracht. Dat ze daardoor eventueel aanstoot geven, stoort hen niet. Durven ook wij voor de volle waarheid uitkomen of sluiten wij compromissen om zogenaamd geen mensen te verliezen?

In het begin van de regering van koning Sedekia van Juda, in de vijfde maand van het vierde jaar, zei de profeet Chananja uit Gibeon, de zoon van Azzur, in de tempel van de Heer ten overstaan van de priesters en alle andere aanwezigen tegen mij: ‘Dit zegt de Heer van de hemelse machten, de God van Israël: Ik ga het juk van de koning van Babylonië breken. Binnen twee jaar zal Ik alle kostbaarheden uit de tempel van de Heer, die koning Nebukadnessar heeft meegevoerd naar Babel, naar Jeruzalem terugbrengen. Ik zal ook koning Jechonja, de zoon van Jojakim, en alle ballingen uit Juda die naar Babel zijn gevoerd, naar Jeruzalem terugbrengen – spreekt de Heer. Want Ik ga het juk van de koning van Babylonië breken.’ 
Toen antwoordde de profeet Jeremia de profeet Chananja ten overstaan van de priesters en alle anderen die in de tempel van de Heer aanwezig waren: ‘Ja! Laat de HEER dat doen. Hopelijk laat Hij jouw profetie uitkomen en brengt Hij al het tempelgerei en alle ballingen uit Babel naar deze stad terug. Maar luister nu naar wat ik jou en alle anderen te zeggen heb. Sinds mensenheugenis hebben de profeten die vóór jou en mij hebben geleefd tegen veel landen en machtige koninkrijken niets dan oorlogen, onheil en pest geprofeteerd. Van een profeet die voorspoed en vrede profeteert, weten we pas dat hij inderdaad door de Heer gezonden is als zijn woorden uitkomen.’ 
Chananja nam toen het juk van Jeremia’s nek, brak het in stukken en zei ten overstaan van allen die daar waren: ‘Dit zegt de Heer: Zo zal Ik binnen twee jaar het juk van koning Nebukadnessar van Babylonië van alle volken afnemen en in stukken breken.’
Hierop verliet Jeremia de tempel.

Enige tijd later richtte de Heer zich tot Jeremia: ‘Ga naar Chananja en zeg hem: Dit zegt de Heer: Je hebt een houten juk in stukken gebroken en het door een ijzeren juk vervangen. Want dit zegt de Heer van de hemelse machten, de God van Israël: Ik leg alle volken een ijzeren juk op, waarmee ze koning Nebukadnessar van Babylonië moeten dienen. Zelfs de wilde dieren onderwerp Ik aan hem.’ 
De profeet Jeremia zei toen tegen de profeet Chananja: ‘Luister goed, Chananja! Jij bent niet door de Heergezonden. Je hebt het volk met leugens misleid. Daarom – dit zegt de Heer: Ik zal je alsnog zenden, Ik zend je weg van de aarde. Je zult nog dit jaar sterven, want met je profetieën heb je het volk opgezet tegen de Heer.’ 
En de profeet Chananja stierf nog datzelfde jaar, in de zevende maand.


Psalm 119, 29 + 43 + 79 + 80 + 95 + 102

Refr.: U, Heer, bent het die mij onderricht.

Houd mij ver van bedrieglijke wegen
en leer mij genadig uw wet.
Neem de waarheid nooit weg uit mijn mond,
in uw voorschriften stel ik mijn hoop.

Laat mijn vriend zijn wie U vreest
en uw richtlijnen kent.
Laat mij volmaakt naar uw wetten leven,
dan zal ik niet beschaamd staan.

Zondaars zijn uit op mijn ondergang,
maar uw richtlijnen geven mij inzicht.
Van uw voorschriften wijk ik niet af,
U bent het die mij onderricht.


Vers voor het evangelie (Ps 119, 27)

Alleluia.
Leer mij de weg van uw regels begrijpen,
en ik zal uw wonderen overdenken.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Matteüs 14, 13-21

De leerlingen staan ontredderd met een massa mensen op een eenzame plek zonder eten. Ze willen het volk wegsturen en denken niet aan de Heer om eraan te verhelpen. De Heer schudt hun geloof wakker en vraagt dat ze het volk zelf zouden eten geven. De broodvermenigvuldiging wordt teken van de overvloed voor al wie vertrouwvol uitkijkt naar de Messias.

Toen Jezus het bericht van de moord op Johannes vernomen had, week Hij per boot uit naar een afgelegen plaats waar Hij alleen kon zijn. Maar de mensen kwamen het te weten, en vanuit de steden volgden ze Hem over land. Toen Hij uit de boot stapte en de grote menigte zag, voelde Hij medelijden met hen en Hij genas hun zieken.
Bij het vallen van de avond kwamen de leerlingen naar Hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur de mensen weg, laat ze naar de dorpen gaan om eten voor zichzelf te kopen.’ 
Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’ 
Ze antwoordden Hem: ‘We hebben hier niets, alleen vijf broden en twee vissen.’ 
Hij zei: ‘Breng ze Mij.’ 
En nadat Hij de mensen opdracht had gegeven op het gras te gaan zitten, nam Hij de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit en brak de broden; Hij gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze door aan de mensen. 
Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze twaalf manden vol. Er hadden ongeveer vijfduizend mannen gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld.

Van Woord naar leven

Bij het vallen van de avond kwamen de leerlingen naar Hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur de mensen weg, laat ze naar de dorpen gaan om eten voor zichzelf te kopen.’ Maar Jezus zei: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’ 
Zo lezen we vandaag in het evangelie.

Laat ons eerst de bezorgdheid van de leerlingen prijzen die zij hebben naar de mensen toe. Vanuit een oprechte goedheid zaten ze met het feit in dat heel deze menigte nog moest avondeten. Mooi toch.

En dan dat licht vermanende, maar liefdevolle, en vooral wijze wederwoord van Jezus: ‘Ze hoeven niet weg, geven jullie hun maar te eten.’ 

Eerst ‘ze hoeven niet weg’. Wanneer mensen naar de Heer luisteren mogen we hen dat in feite nooit ontnemen. Net zoals Maria (de zus van Marta), kiezen zij die naar de Heer luisteren voor ‘het beste deel’. Het luisteren naar de Heer, Hem welkom heten doorheen zijn Woord, is het begin van alles. Al het goede waartoe de mens in staat is ontspringt vanuit het luisteren naar Gods stem. Ze hoeven dus niet weg.

Maar wat met hun fysieke honger? ‘Geven jullie hun maar te eten’, zegt Jezus. We horen dan dat de leerlingen het karige eten dat er is – vijf broden en twee vissen –  geeft aan de Heer. Een les in gehoorzaamheid. Op het woord van de Heer, doen ze wat Hij vraagt. Zijn ook wij bereid op zijn woord te doen wat Hij vraagt?  Als wij in de morgen, of tijdens een viering, of wanneer of waar dan ook, het evangelie lezen, en we beluisteren daar een oproep in, zijn we dan werkelijk bereid gehoor te geven aan wat er gevraagd wordt? En wel, zoals de leerlingen, erop vertrouwend dat dit de beste keuze is? Als de Heer iets vraagt, vraagt Hij het nooit voor niets.
Wie de ‘leestip’ van vandaag leest hoort het woord van de Heer: “Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?” We kennen het antwoord van Jezus: ‘Niet zevenmaal, maar zeventig maal’. Met andere woorden: je moet ten allen tijde bereid zijn vergeving te schenken. Dat is een heel concreet voorbeeld van gehoor geven aan het woord van de Heer waar vergeving geven geen evidentie is. Gehoor geven aan het woord van de Heer komt altijd de gemeenschap ten goede: jijzelf, én de mensen rondom je, én in in wezen de Kerk, én eigenlijk de hele mensheid.

‘Geven jullie hun maar te eten’, zegt de Heer. Jezus vraagt de leerlingen, en dus aan ieder van ons, instrumenten te zijn van zijn liefde. Het zou al te makkelijk zijn om alles over te laten aan de Heer. Nee, Hij vraagt ons in zijn dienst, opdat het wonder van Liefde kan gebeuren. Hij heeft ons nodig, zoals een wijngaard arbeiders nodig heeft. Wat een eer in dienst te mogen leven van de Heer!

En je moet echt geen zekere graad van heiligheid bereikt hebben om geroepen te worden door de Heer. Oh ja, Hij roept heiligen. Zoals Hij ook mensen roept die hun hele leven lang vroom en weldadig geleefd hebben. Maar Hij roept ook mensen die het een en ander in hun leven hebben uitgespookt. Het evangelie staat er vol van. Hoeren, tollenaars, weglopers, kwaadsprekers,… allemaal worden ze geroepen. Niet enkel op het eerste zicht vrome mensen die schijnbaar een zuiver parcours rijden in hun leven. Nee, iedereen wordt geroepen. Ook die mensen zoals u en ik, aan elkaar hangend met haken en ogen, getekend door het leven, met onze rugzak, met onze kwaadheid, bitterheid, frustraties, gekwetstheden, maar ook met onze vreugdes en mooie kantjes,… Enfin, de gewone mens dus.
Iedereen wordt geroepen. Niemand is vrijgesteld. In het Rijk Gods bestaat geen werkloosheid. Allemaal worden we geroepen, en kunnen we de Kerk en de wereld ten dienste zijn door ons ja-woord op de Blijde Boodschap; ieder in zijn roeping, ieder met zijn gaven en talenten.

Lieve mensen, dat is toch wel een blij nieuws. Om dankbaar te zijn, denk ik dan.
Laten we in eenvoud, in diep geloof, en in evangelische vreugde, ‘ja’ zeggen op de uitnodiging van de Heer door in zijn dienst te treden.
De wereld wordt er alleen maar mooier van.

Een mooie maandag voor ieder van u.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
leer ons naar het voorbeeld van de leerlingen uit het evangelie gehoor te geven aan uw Woord dat Gij richt doorheen Jezus aan ieder van ons. Moge de vrucht van ons ja-woord uw wonder van Liefde zijn.
In Christus’ naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.