maandag in week 19 door het jaar

Uit de profeet Ezechiël 1, 2-5 + 24-28

In het roepingsvisioen van de profeet Ezechiël vormen vier levende wezens de wagen van Gods heerlijkheid. In een overweldigende verschijning wordt Ezechiël geconfronteerd met Gods aanwezigheid. Zij is niet gebonden aan de tempel of een bepaalde plaats, maar ze is universeel.

Op de vijfde dag van die maand, en wel in het vijfde jaar van koning Jojachins ballingschap, richtte de Heer zich tot de priester Ezechiël, de zoon van Buzi, in het land van de Chaldeeën, bij het Kebarkanaal. Daar werd hij door de hand van de Heer gegrepen.
Dit is wat ik zag: een stormwind, komend uit het noorden, een grote gloeiende wolkenmassa, een vuur van bliksemflitsen. Daar middenin zag ik iets dat glansde als wit goud. In het midden van het vuur zag ik iets dat leek op een viertal wezens. Ze leken op mensen.
Toen hoorde ik het geluid van hun vleugels. Het klonk als het gebulder van de zee, als de stem van de Ontzagwekkende, als het rumoer van een mensenmassa, als een dreunend leger. Wanneer ze stilstonden vouwden ze hun vleugels weer toe. Toen hoorde ik ook een geluid boven de koepel boven hun hoofd – maar zijzelf stonden stil met toegevouwen vleugels. En boven de koepel zag ik iets dat leek op een troon van saffier, en daarboven, op die troon, zag ik een gedaante als van een mens. Vanaf wat zijn heupen leken te zijn naar boven toe zag ik iets dat glansde als wit goud en door iets als vuur omgeven was, en naar beneden toe zag ik iets als vuur, omgeven door een stralende gloed. Zoals de boog die bij regen verschijnt in de wolken, zo zag die gloed eruit.
Dit was de aanblik van de stralende verschijning van de Heer, en toen ik dit alles zag, wierp ik me voorover op de grond. 


Psalm 148, 1-2 + 11-14

Refr.: Laten wij loven de Naam van de Heer.

Loof de Heer, bewoners van de hemel,
loof Hem daar in de hoogten.
Loof Hem, herauten van de Heer,
loof Hem, hemelse legermacht.

Loof Hem, koningen der aarde en naties,
vorsten en leiders, overal ter wereld,
jonge mannen en jonge vrouwen,
oud en jong tezamen.

Laten zij loven de Naam van de Heer,
alleen zijn Naam is hoogverheven,
zijn luister gaat aarde en hemel te boven.

Hij verhoogt het aanzien van zijn volk,
de roem van al wie Hem trouw zijn,
het volk van Israël, dat Hem nabij is.


Vers voor het evangelie (Ps 119, 135)

Alleluia.
Laat het licht van uw gelaat over mij schijnen, Heer,
onderwijs uw dienaar in uw wetten.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Matteüs 17, 22-27

Om samen te leven met mensen moet een christen veel doen en laten om geen aanstoot te geven. Anders wordt hij vooringenomen en gaat hij zich afsluiten of verzetten tegen de Blijde Boodschap. Echte vrijheid van de kinderen Gods geeft geen aanstoot.

Toen ze bij elkaar waren in Galilea, sprak Jezus tot zijn leerlingen: ‘De Mensenzoon zal uitgeleverd worden aan de mensen. Die zullen Hem doden, maar op de derde dag zal Hij uit de dood worden opgewekt.’
Dit maakte hen zeer bedroefd.

Toen ze in Kafarnaüm waren aangekomen, kwamen de inners van de tempelbelasting bij Petrus en vroegen: ‘Draagt uw meester de dubbeldrachme niet af?’
Hij antwoordde: ‘Zeker wel!’
Toen hij thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: ‘Wat denk je, Simon: van wie innen de heersers op aarde tol of belasting? Van hun eigen kinderen of van anderen?’ 
Op zijn antwoord: ‘Van anderen,’ zei Jezus tegen hem: ‘Dan zijn de kinderen dus vrijgesteld. Maar laten we hen niet voor het hoofd stoten; ga naar het meer, werp een vishaak uit en pak de vis die je het eerst bovenhaalt. Als je zijn bek opent, zul je een vierdrachmenstuk vinden. Betaal hen daarmee voor ons allebei.’

Van Woord naar leven

De profeet Ezechiël spreekt over Gods, over wat hij ziet en ervaart benaderensgewijs. ‘Iets dat leek van een troon van een saffier’, ‘een gedaante van een mens’, ‘iets dat glansde als wit goud’, ‘iets als vuur’. Woorden die verwijzen naar God. Het lijkt er allemaal op. Maar God steekt boven dit alles uit. Het is goed en heilzaam om mee te gaan in de aanbidding van de profeet, ons bewust zijnde dat God hier torenhoog bovenuit steekt. Hij is en blijft de Onnoembare.

In het evangelie van vandaag zien we eenzelfde beweging, maar nu naar beneden toe. God, die ons ver te boven gaat, daalt af: ‘De Mensenzoon zal uitgeleverd worden aan de mensen‘. Is er iets verschrikkelijkers denkbaar? Met als eindnoot: ‘Ze zullen Hem doden’.

Van de heerlijkheid naar beneden… dat is de beweging van Gods liefde: van boven alles naar onder alles. Die afdalende beweging is de afdaling van Gods liefde.

Mensgeworden komt de Mensenzoon in ons persoonlijk lijden, in het lijden van de Kerk, in het lijden van de mensheid, in het leed van de schepping. Afdalend komt Hij in dit alles binnen, en draagt het. In al ons lijden is Hij dus te vinden.

Het is goed en heilzaam ons door deze beweging te laten raken. We zullen leven in de diepe ervaring dat de Heer een meegaande en schragende God is. Hij is geen wereldse tovenaar, Hij lost het lijden niet meteen op, maar Hij komt er met heel zijn goddelijkheid in aanwezig; dragend en voedend.

En wij…
Als christenen zijn wij geroepen de Heer in deze afdaling te volgen naar de lijdende medemens toe. Opzoekend, meegaand, dragend, ons bezield wetend door de liefde die ons stuwt de ander met christelijke warmte te dragen.

‘Op dezelfde wijze zal Hij uit de dood worden opgewekt’, zo staat er. Inderdaad, verrijzen zal Hij, verrijzen zullen wij, en wel door Gods kracht. Hoe diep we ook vallen, er komt een tijd dat Hij ons zal verheffen. Van belang is te gaan staan in Gods kracht, en niet in de onze. God redt, niet wij onszelf.

Zoek in je omgang met de naaste de beweging naar omlaag. Wees de minste. En laten we beide bewegingen, de beweging naar omlaag en de beweging naar omhoog, vooral aan Hem overlaten.

Bij deze overweging heb ik me laten inspireren aan de Petrus Canisiusstichting.

Een gezegende maandag,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede Vader,
wij danken U dat Gij ons – in Christus – draagt en voedt wanneer het leven ons zwaar valt. Mogen wij, verinnigt in de Heer, met dezelfde wijze de medemens tegemoet treden. Zodat uw liefde steeds meer een gezicht krijgt in Kerk en wereld.
Door Christus, onze Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.