maandag na de Openbaring van de Heer

Uit de eerste brief van Johannes 3, 22 – 4,6

Van harte geloven in Jezus en elkaar liefhebben: dat zijn geen twee eisen naast elkaar, maar twee facetten van één christelijke levenshouding. Ware broederliefde en trouw aan het geloof van de apostelen zijn de kenmerken van de ware christen.

Vrienden,
we ontvangen van God wat we Hem maar vragen, omdat we ons aan zijn geboden houden en doen wat Hij wil. Dit is zijn gebod: dat we geloven in de naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben, zoals Hij ons heeft opgedragen. Wie zich aan zijn geboden houdt blijft in God, en God blijft in hem. Dat Hij in ons blijft, weten we door de Geest die Hij ons heeft gegeven.
Geliefde broeders en zusters, vertrouw niet elke geest. Onderzoek altijd of een geest van God komt, want er zijn veel valse profeten in de wereld verschenen. De Geest van God herkent u hieraan: iedere geest die belijdt dat Jezus Christus als mens gekomen is, komt van God. Iedere geest die dit niet belijdt, komt niet van God; dat is de geest van de antichrist, waarvan u hebt gehoord dat hij zal komen – nu al is hij in de wereld. U, kinderen, komt uit God voort en u hebt de valse profeten overwonnen, want Hij die in u is, is machtiger dan hij die in de wereld heerst. Die valse profeten komen uit de wereld voort. Daarom spreken zij de taal van de wereld en luistert de wereld naar hen. Wij komen uit God voort. Wie God kent luistert naar ons. Wie niet uit God voortkomt luistert niet naar ons. Hieraan kunnen we de Geest van de waarheid en de geest van de dwaling herkennen.


Psalm 2, 7 + 8 + 10 + 11

Refr.: Ik geef u de volken als erfdeel.

Het besluit van de Heer wil ik bekendmaken.
Hij sprak tot mij: Jij bent mijn zoon,
Ik heb je vandaag verwekt.
Vraag het Mij en Ik geef je de volken in bezit,
de einden der aarde in eigendom.

Daarom, koningen, wees verstandig,
wees gewaarschuwd, leiders van de aarde.
Onderwerp u, toon de Heer uw ontzag,
breng Hem bevend uw hulde.


Alleluia. (Mt. 4, 16)
Het volk dat in duisternis leefde,
zag een schitterend licht,
en zij die woonden in de schaduw van de dood
werden door het licht beschenen.
Alleluia.



Uit het evangelie volgens Matteüs 4, 12-17 + 23-25

Jezus begint vanuit Kafarnaüm zijn openbaar leven. In het land van Galilea zal Hij het woord van de profeten in vervulling brengen. Zijn Boodschap is een ‘blijde’ tijding: genezingen openbaren de volheid der tijden. Het Rijk Gods is onder de mensen.

Toen Jezus hoorde dat Johannes gevangengenomen was, week Hij uit naar Galilea. Hij keerde niet terug naar Nazaret, maar ging in Kafarnaüm wonen, aan het meer, in het gebied van Zebulon en Naftali.  Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeet Jesaja: ‘Land van Zebulon en Naftali, gebied aan het meer en aan de overkant van de Jordaan, Galilea van de heidenen, luister: Het volk dat in duisternis leefde, zag een schitterend licht, en zij die woonden in de schaduw van de dood werden door het licht beschenen.’ Vanaf dat moment begon Jezus zijn verkondiging. ‘Kom tot inkeer,’ zei Hij, ‘want het koninkrijk van de hemel is nabij!’

Hij trok rond in heel Galilea; Hij gaf de mensen onderricht in hun synagogen, verkondigde het goede nieuws over het koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk. Het nieuws over Hem verspreidde zich in heel Syrië. Allen die ergens aan leden en gekweld werden door een ziekte of door pijn, en ook bezetenen en maanzieken en verlamden, werden bij Hem gebracht en Hij genas hen. En grote groepen mensen volgden Hem, uit Galilea en de Dekapolis, uit Jeruzalem en Judea en uit het gebied aan de overkant van de Jordaan.

Van Woord naar leven

Het evangelie van vandaag eindig met: Grote groepen mensen volgden Hem, uit Galilea en de Dekapolis, uit Jeruzalem en Judea en uit het gebied aan de overkant van de Jordaan.

De mensen volgden Hem omdat ze ervoeren dat Jezus een bijzonder iemand was. Velen geloofden reeds dat Hij Gods Zoon was, de beloofde Messias. Anderen moesten misschien nog een hele weg gaan om tot dit geloof te komen. Maar velen volgden Hem. Hij sprak immers woorden waar men van aanvoelde: dit is juist, dit is waarheid, het zijn woorden die innerlijk bevrijden. Hij handelde als een Man Gods, stelde tekenen die verwezen naar Gods helende aanwezigheid. En vanuit een innerlijke dorst naar waarheid en leven, volgden velen Hem.

Het is goed de dorst naar de Heer levend te houden. Wie geen dorst meer heeft naar Hem, moet zich dringend vragen stellen. Dorst is een innerlijke drijfveer ons steeds te wenden naar de Heer; in een geest van diep verlangen, in een gelovig weten dat we Hem nodig hebben om ons christen zijn zowel innerlijk als naar buiten toe gestalte te geven.

Wie letterlijk dorst heeft neemt een glas water en drinkt. Als hij niet de moeite doet dat glas te nemen zal hij dorstig blijven. Het vraagt dus een zekere handeling je dorst te lessen. Zo ook met onze dorst naar de Heer. Als we niet de moeite nemen bepaalde handelingen te verrichten, als we ons daartoe niet engageren, bestaat het gevaar erin dat je dorst niet of nauwelijks gelaafd wordt. En met ‘je engageren’ bedoel ik dan vooral de keuze maken die zaken aan te wenden die onze geestelijke dorst laven. Bijvoorbeeld dagelijks tijd maken voor (stil) gebed. Wie niet kiest om dagelijks te bidden (los van goesting of geen goesting) zal al snel lauw worden in zijn gebedsleven. Een zekere trouw is hier van groot belang. Maar ook het Woord ter harte nemen (hoort bij het gebed), meditatief of studies, is belangrijk. Ook het regelmatig bijwonen van de eucharistie, zorgvuldig gekozen inspirerende lectuur ter hand nemen, enzomeer. En bijzonder ook – en da’s niet onbelangrijk – oog hebben waar je daadwerkelijk kan liefhebben,…

In die zin vraagt geestelijke dorstlessing ook een geest van waakzaamheid. De Heer komt op tal van plaatsen, doorheen vele mensen, en op zeer verschillende wijzen naar ons toe met het appel: Heb Mij lief. Wie niet wakker leeft voor het komen van de Heer mist vele treinen van genade. Ook dat heeft wezenlijk met innerlijke dorstlessing te maken.

Nog iets belangrijk: Een christen is een kerkmens, en Kerk zijn is de dorst ook bij je naaste zien en aanvoelen, en zo met hem omgaan dat je hem troost in zijn dorst, en indien mogelijk daadwerkelijk helpt zijn dorst te lessen. Belangrijk is present te zijn bij de dorstige geloofsgenoot, door hem eventueel (altijd met veel respect en vooral ook in nederigheid) daarop aan te spreken, het ‘goede gesprek’ te voeren. Het gaat erom (al dan niet letterlijk) je arm om je naaste slaan om met met hem op weg te gaan in zijn verlangen of dorst naar de Heer. Dit is een heel belangrijk aspect van onze kerkbeleving. Want er is nogal wat dorst. Er is veel twijfel, innerlijk gevecht, ongeloof; in onszelf en vele anderen. Laten we elkaar tot warme steun zijn.

Ook het elkaar dragen in gebed is niet onbelangrijk. We mogen deze vorm van elkaar nabij zijn niet onderschatten. De ander, met zijn dorst, biddend in de schoot van de Heer neerleggen, behoort wezenlijk tot christelijk gemeenschapsleven.

Dorst hoort bij onze weg. Heel vaak is het genade om inniger in de Heer te leven, om naar Hem op zoek te gaan, om zaken achter te laten die een belemmering vormen Hem te vinden. Dorst kan lastig zijn, maar is daarom niet negatief, integendeel. Het kan een weg zijn Hem op een totaal nieuwe wijze te vinden, en wel in genade.

Lieve mensen, we zitten nog in de eerste dagen van het nieuwe jaar. Laat ons in 2022 kiezen elkaar zo nabij te zijn dat ieder persoonlijk, en wij als gemeenschap, de Heer werkelijk mogen ontmoeten; ten diepste. Opdat God gekend, bemind, en beleefd mag worden.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
les, in Christus, onze dorst. Mogen we elkaar hierbij tot steun zijn.
In Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.