‘Moslims hebben me geleerd een betere christen te zijn’

‘Hemelsgelukkig in Marokko’. Zo sluit salesiaan-priester André Saenen ieder bericht af. Lees het interview uit het nieuwe Don Bosco Magazine.

Interview door Tim Bex, coördinator Don Bosco Media

Tussen de windvlagen door komt er af en toe een bescheiden zonnestraal opsteken wanneer ik André Saenen ontmoet. 88 jaar oud, maar duidelijk nog in de fleur van zijn leven. Een kranige man met wandelstok staat voor de deur te wachten, klaar voor een stevige wandeling.

Wat me meteen opvalt is zijn petje van voetbalploeg Olympique Lyon. “Gekregen van mijn jongens”, glimlacht André. Eén zin waarmee hij meteen duidelijk maakt hoe groot zijn hart is. Want ‘zijn jongens’ draag hij nog altijd met zich mee. Letterlijk en figuurlijk.

 Toen ik net kon schrijven, schreef ik al op een bord: ik word pastoor.

We gaan een kleine eeuw terug in de tijd wanneer André het levenslicht ziet. ‘Van kinds af aan heb ik een heel christelijke opvoeding gekregen’, legt hij uit. ‘Mijn moeder was erg gelovig en zat doorheen de dag voortdurend te bidden. Ik ben dus opgegroeid in een midden dat ertoe leidde om christen te zijn. Ik wist dan ook vrij snel dat ik priester zou worden. Toen ik nog maar net had leren schrijven, schreef ik al op een bord: ‘Ik word pastoor’. Voor mij was dat een logische stap.’

La France, pays de mission

Tijdens Wereldoorlog II, op 1 september 1943, begint André met zijn studies aan het Don Boscocollege in Hechtel, dat toen nog een huis voor priester- en missionarisroepingen was. Na zijn priesterwijding beslist hij meteen zijn grote droom na te jagen. ‘Toen ik een aanvraag deed om salesiaan te worden, heb ik uitdrukkelijk gevraagd om als missionaris te mogen vertrekken’, glimlacht André. ‘Maar men vond het in die tijd belangrijk dat je eerst studies volgde en je verder kon vormen.

Uiteindelijk ben ik in Frankrijk terechtgekomen. ‘La France, pays de mission’, klonk het toen. Daarmee bedoelde men dat Frankrijk, hoewel het een christelijk land is, toch een missiegebied was omdat het geloof daar nog niet doordrongen was in de levensstijl van de mensen.’

Nadat André een paar jaar met islamitische jeugd in Frankrijk heeft gewerkt, kan hij eindelijk naar een ietwat exotischere locatie vertrekken. ‘Toen ik in 1971 door de provinciaal naar Algerije gestuurd werd, wist ik zelfs niet dat de islam daar zo aanwezig was. Dat was een ontdekking’, lacht hij.

Bekeerd door de islam

In Algerije gaat een nieuwe wereld open voor André. ‘Ik ben bekeerd door de islam’, verrast hij. ‘Niet door van godsdienst te veranderen, wel omdat ik van de moslims heb geleerd hoe ik mijn leven op een betere christelijke manier kan beleven. Moslims beleven hun geloof heel diep, kijk maar naar bijvoorbeeld de ramadan. Die wereld spreekt me aan. Zij bidden tot vijf keer per dag uit volle overtuiging en zijn zelfverzekerd dat zij het juiste geloof hebben. Ik weet nog dat er bij mijn vertrek gezegd werd dat ik absoluut niet over het geloof mocht praten. Maar ik denk dat ik nog nooit zoveel over godsdienst heb gepraat als in Algerije. Ze stelden me vragen over mijn geloof om me beter te kunnen begrijpen. Ik beleefde er de mooiste jaren van mijn leven.’

 Ik ben opa André voor de jongsten, een vriend voor de ouderen

Wanneer André Algerije met pijn in het hart moet verlaten vanwege de politieke toestand, besluit hij zich opnieuw in te gaan zetten voor de islamitische jeugd in Frankrijk. Een dertigtal jaar later – wanneer hij al 81 jaar oud is – komt er een nieuw aanbod: Kénitra in Marokko. André kan daar gaan helpen in de communiteit en de leerlingen van de plaatselijke school ondersteunen. Lang moet hij daar niet over nadenken. Ook in Marokko speelt het geloof een belangrijke rol.

‘In de school waar ik werk zitten bijna uitsluitend moslims en staat er één godsdienst centraal: de islam. Maar zij aanvaarden ons en ons geloof’, verduidelijkt André. ‘We worden gezien als andersdenkend en andersgelovigen, maar zij weten dat wij bidden, dat wij de mis opdragen, enzovoort. Zij zien ook dat wij leven in eerbied en liefde voor de medemens. Zij hebben eerbied voor de mensen van het Boek. Voor hen is dat de Koran, voor ons de Bijbel. Zij aanvaarden ons dus als mensen die hun geloof beleven, alleen is dat volgens hen niet het goede geloof. Ik heb al verschillende keren gehoord dat ze het jammer vinden dat ik geen moslim ben. Blijkbaar zou ik een goede zijn.’

De islamitische Don Bosco

Kruistekens zal je dus niet vinden in de school, portretten van Don Bosco wel. ‘Die hangen inderdaad wel aan de muren’, bevestigt André. ‘Maar de moslims zien Don Bosco anders. Don Bosco is voor hen geen christelijk figuur, maar een symbool voor de manier van opvoeden. Van de jongens houden, hen vertrouwen schenken, hen verantwoordelijkheid leren nemen. Dat is de manier van Don Bosco om de jongens groot te brengen.’

Dat is ook wat André probeert te doen. ‘De Strenna van 2020 (de jaarspreuk van de salesianen, red.) luidde ‘goede christenen en eerlijke burgers’. Daar kan ik natuurlijk niet voor zorgen. Ik heb die zin dan maar aangepast naar ‘goede gelovigen en eerlijke burgers’, grapt opa André.

Want zo voelt hij zich wel een beetje. ‘Op de speelplaats heerst een heel gemoedelijke sfeer. De jongste leerlingen komen me omhelzen alsof ik hun grootvader ben, voor de ouderen ben ik meer een vriend, een broer. Die gemoedelijkheid zorgt voor een enorme verbondenheid, ongeacht christen of moslim.’

Dit interview verscheen in het vernieuwde Don Bosco magazine.

Het magazine is gratis te verkrijgen via dit inschrijfformulier. 

Bron: Kerknet.be