Openbaring van de Heer (hoogfeest)

Uit de profeet Jesaja 60, 1-6

Wanneer de Joden terugkeren uit hun ballingschap, trekken zij op naar Jeruzalem. De stad is verlicht door de kandelaars van de heropgebouwde tempel. De profeet peilt verder dan het schouwspel dat hij voor ogen heeft. Alle volkeren zullen die stoet vervoegen. Zij zijn op weg naar de wereldstad die niet meer van deze aarde is, de volle openbaring van God zelf.

Sta op en schitter, je licht is gekomen, over jou schijnt de luister van de Heer.
Duisternis bedekt de aarde en donkerte de naties, maar over jou schijnt de Heer, zijn luister is boven jou zichtbaar.
Volken laten zich leiden door jouw licht, koningen door de glans van je schijnsel.
Open je ogen, kijk om je heen: ze stromen in drommen naar je toe; je zonen komen van ver, je dochters worden op de heup gedragen.
Je zult stralen van vreugde als je het ziet, je hart zal van blijdschap overslaan.
De schatten van de zee zullen je toevallen, de rijkdom van vreemde volken valt je in de schoot.
Een vloed van kamelen zal je land overspoelen, jonge kamelen uit Midjan en Efa.
Uit Seba komen ze in groten getale, beladen met wierook en goud.
Zij verkondigen de roemrijke daden van de Heer.

Psalm 72, 1 + 2 + 7 + 8 + 10 + 11 + 12 + 13

Refr.: Alle volken der aarde huldigen U, Heer.

Geef, o God, uw wetten aan de koning,
uw gerechtigheid aan de koningszoon.
Moge hij uw volk rechtvaardig besturen,
uw arme volk naar recht en wet.

Moge in zijn dagen de rechtvaardige bloeien,
de vrede wereldwijd zijn tot de maan niet meer bestaat.
Moge hij heersen van zee tot zee,
van de Grote Rivier tot de einden der aarde.

De koningen van Tarsis en de kustlanden,
laten zij hem een geschenk brengen.
De koningen van Seba en Saba,
laten ook zij hem schatting afdragen.

Laten alle koningen zich neerwerpen voor hem,
alle volken hem dienstbaar zijn.
Hij zal bevrijden wie arm is en om hulp roept,
wie zwak is en geen helper heeft.

Hij ontfermt zich over weerlozen en armen,
wie arm is, redt hij het leven.

Uit de brief van Paulus aan de Efesiërs 3, 2-3 + 5-6

Er bestaat geen bevoorrechte plaats, zelfs geen heilige stad meer, waarheen wij noodzakelijk moeten gaan om bij de Heer te komen. Zijn openbaring is het werk van de Geest in het hart van de gelovigen. Voortaan zijn alle mensen geroepen om samen de eenheid van Christus’ Lichaam zichtbaar te maken.

Broeders en zusters,
u moet toch wel gehoord hebben dat God mij de taak heeft toevertrouwd om de genade door te geven die mij met het oog op u geschonken is. Mij is in een openbaring het mysterie onthuld waarover ik hiervoor in het kort heb geschreven.
Het is onder vorige generaties niet aan de mensen onthuld, maar nu door de Geest geopenbaard aan zijn heilige apostelen en profeten: de heidenen delen door Christus Jezus ook in de erfenis, maken deel uit van hetzelfde lichaam en hebben ook deel aan de belofte, op grond van het evangelie.

Alleluia.
Wij hebben zijn ster zien opgaan
en zijn gekomen om Hem eer te bewijzen.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 2, 1-12

In het midden van dit verhaal staat een citaat van de profeet Micha. Zij die deze profetische teksten zo goed kenden, zijn naar Betlehem gesneld. ‘Vreemdelingen’ waren het, die zonder hoogmoed hun bevindingen vergeleken met die van de wijzen van Israël, die zo de Messias konden vinden. In hen herkennen wij onszelf en zovele anderen, die in de loop der tijden hun offerande aan de voeten leggen van de Koning van het Heelal.

Toen Jezus geboren was in Betlehem in Judea, tijdens de regering van Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan.
Ze vroegen: ‘Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om Hem eer te bewijzen.’
Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de Messias geboren zou worden.
‘In Betlehem in Judea’, zeiden ze tegen hem, ‘want zo staat het geschreven bij de profeet: “En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.”’
Daarop riep Herodes in het geheim de magiërs bij zich; hij wilde precies van hen weten wanneer de ster zichtbaar geworden was, en stuurde hen vervolgens naar Betlehem met de woorden: ‘Stel een nauwkeurig onderzoek in naar het kind. Stuur mij bericht zodra u het gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het eer te bewijzen.’
Nadat ze geluisterd hadden naar wat de koning hun opdroeg, gingen ze op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was. Toen ze dat zagen, werden ze vervuld van diepe vreugde.
Ze gingen het huis binnen en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich neer om het eer te bewijzen. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het kind geschenken aan: goud en wierook en mirre.
Nadat ze in een droom waren gewaarschuwd om niet naar Herodes terug te gaan, reisden ze via een andere route terug naar hun land.

Van Woord naar leven

Ik zou met u vandaag willen nadenken over het fenomeen ‘geschenk’.

Zoals we weten brachten de drie Wijzen geschenken mee voor het pasgeboren Kind: goud, wierook en mirre. In bepaalde literatuur lees je dan dat goud het typische geschenk zou zijn geweest zijn voor een koning, dat wierook symbool zou staan voor goddelijkheid en dat mirre een verwijzing zou zijn naar de dood van Jezus waarmee Hij is ingewreven nadat Hij van het kruis was genomen.

Wat er ook van zij, ik stel voor dat we ons buigen over de vraag: wat bieden wij aan de Heer aan? En we gaan het heel concreet maken: wat bieden wij de Heer aan vanuit de mens zoals we nu zijn, op de plek waar we wonen, op de vloer waar we werken, met de mensen ons vandaag gegeven?

Het verplicht ‘in uw kot blijven’ en de lockdowns die we doormaken, doen ons meer dan ooit beseffen hoe belangrijk het is dat mensen elkaar kunnen ontmoeten. Zeker tijdens deze feestdagen ervaren we het niet kunnen samen-zijn als een pijnlijk gemis. En gewoonlijk denken we dan aan onze dierbaren: onze ouders, onze kinderen, onze kleinkinderen, familieleden, goede kennissen,… Tijd maken voor elkaar is zo belangrijk.
Als binnenkort (en hopelijk kan dit snel) de lockdowns worden opgeheven, laat ons het gegeven ‘tijd maken voor elkaar’ in al zijn schoonheid terug beleven, en van binnenuit herontdekken als iets heiligs. En – en dat is niet onbelangrijk – niet enkel voor hen die behoren tot onze eigen, soms kleine, kring. Niet enkel onze eigen kinderen of kleinkinderen, onze familie of goede kennissen. Maar laat ons ook tijd maken voor hen die wat verder van ons bed leven: mensen in de straat, ouderlingen in het woonzorgcentrum in de buurt, zij waarvan we weten of horen dat ze eenzaam zijn, of ziek, of misschien beschaamd om op straat te komen.
Tijd maken, tijd geven, is één van die geschenken die we elkaar, en dus de Heer, kunnen aanbieden. Tijd maken voor de ander is van fundamenteel belang willen we de liefde handen en voeten geven. Zeggen met onze mond dat we begaan zijn met de medemens zonder concreet tijd te willen maken voor de ander heeft geen zin. Laten we van onze hartsintenties daden maken; heel concreet.

Een ander geschenk dat we elkaar, en dus de Heer, kunnen aanbieden is ‘tederheid’. Ik bedoel dit niet wollig. Diepgaande tederheid. En dan gaat het over onze wijze van bij elkaar zijn. Ok, weer lastig in dit coronatijdperk, want we mogen elkaar amper zien, laat staan dat we teder kunnen zijn naar elkaar toe. Maar laten we ook hier even denken aan de tijd die ons te wachten staat na de lockdwons.
Welke woorden gebruiken we tegen elkaar? Met welke intonatie spreken we elkaar aan? Kijken we elkaar in de ogen? Doen we dit met warmte en genegenheid? Luisteren we echt naar de ander? Ontvangen we hem als mens, mét zijn verhaal? Durven we wel eens iemand aanraken, letterlijk een schouderklop geven, of een knuffel, of gewoon een hand vasthouden? In de gebaren die we naar elkaar toe stellen, in onze woordkeuze voor elkaar, in onze lichamelijke genegenheid voor elkaar, kunnen we een groot, mooi en waardevol geschenk zijn voor elkaar, en dus voor de Heer.

Nog een geschenk dat we elkaar, en dus de Heer, kunnen aanbieden is ‘barmhartigheid’. We leven in een wereld die dikwijls getekend wordt door hardheid, oordeel, stigmatisatie. Lieve mensen, niemand van ons is volmaakt, niemand is af. Maar voortdurend op elkaar afgeven wat betreft onze kleinheid haalt het samenzijn naar omlaag. Het is een negatieve neerwaartse spiraal. Elkaar van harte vergeven, de ander altijd opnieuw nieuwe kansen geven (ook jezelf!) is zo belangrijk. Het geeft opnieuw ruimte en leven aan het samenzijn.
Barmhartigheid: het is zo’n groot en mooi geschenk dat we elkaar, en dus de Heer, kunnen aanbieden. Het zal van onze gezinnen, onze gemeenschappen, onze parochies, plaatsen maken waar zoveel meer mogelijk wordt dan wanneer we niet barmhartig en vergevingsgezind zouden zijn naar elkaar toe.

Ik wil afsluiten met nog één geschenk aan te halen dat we de Heer kunnen aanbieden. Dat is dagelijks tijd maken voor Hem alleen; voor gebed dus. Wie tijd maakt voor expliciet gebed, houdt een innerlijke vlam brandend, zowel in zichzelf alsook in de Kerk, en in wezen ook in de hele samenleving. Bidden, aanbidden, danken, lof zingen,… is een zeer diepe vorm van liefde schenken. Zelf groei je als mens omdat je je opent voor Gods genade, maar je smeekt deze genade ook af voor de samenleving waar je deel van uitmaakt. De mensen waarvoor je bidt, de intenties die je neerlegt in de schoot van de Heer, zullen door God gezegend zijn. Bidden voor Kerk en wereld is een verborgen wijze van naastenliefde waar we het belang niet van mogen onderschatten.

Zo zie je maar, lieve mensen, hoe het gebeuren van de wijzen bij de kribbe concreet gestalte kan krijgen in ons dagelijks leven. Laten we het Christuskind alle eer brengen door er te zijn voor elkaar, doorheen daad en gebed. Maak er in de diepte een blij gebeuren van.

Hartelijk,

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus,
als geschenk willen we onszelf aan U aanbieden, de liefde en de vrede dienend.
In uw naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.