paasmaandag

Uit de Handelingen van de Apostelen 2, 14 + 22-32

We maken hier kennis met Petrus’ eerste prediking tot het volk. De Petrus van de verloocheningsnacht is dood: dit is een Petrus die niet kàn zwijgen. Wie werkelijk gelooft dat Jezus lééft, gaat getuigen in blijdschap en vreugde. Het leven van de christen krijgt een andere kleur door de paaservaring: de ervaring van het nieuwe leven.

Petrus trad naar voren, samen met de elf andere apostelen, verhief zijn stem en sprak de menigte toe: 
‘Israëlieten, luister naar wat ik u zeg: Jezus van Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht. Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door goddelozen laten kruisigen en doden. God heeft Hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van Hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over Hem niet behouden. David zegt immers over Hem: “Steeds houd ik de Heer voor ogen, Hij is aan mijn zijde, ik wankel niet. Daarom verheugt zich mijn hart en jubelt mijn tong van blijdschap. Vervuld van hoop rust mijn lichaam, want U zult mij niet overleveren aan het dodenrijk en het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan. U hebt mij de weg naar het leven getoond, uw nabijheid zal mij vervullen met vreugde.”
Volksgenoten, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, heeft hij de opstanding van de messias voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. 
Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen.’


Psalm 16, 1 + 2a + 5 + 7 + 8 + 9 + 10 + 11

Refr.: Behoed mij, God, ik schuil bij U.

Behoed mij, God, ik schuil bij U.
Ik zeg tot de Heer: U bent mijn Heer.
Heer, mijn enig bezit, mijn levensbeker,
U houdt mijn lot in handen.

Ik prijs de Heer die mij inzicht geeft,
zelfs in de nacht spreekt mijn geweten.
Steeds houd ik de Heer voor ogen,
met Hem aan mijn zijde wankel ik niet.

Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel,
mijn lichaam voelt zich veilig en beschut.
U levert mij niet over aan het dodenrijk
en laat uw trouwe dienaar het graf niet zien.

U wijst mij de weg van het leven:
overvloedige vreugde in uw nabijheid,
voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde.


Vers voor het evangelie (Ps. 118, 24)

Alleluia.
Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt,
laten wij juichen en ons verheugen.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Matteüs 28, 8-15

Het lege graf van Jezus is voor sommigen bron van verbazing, geloof, vreugde en hoop, voor anderen bron van ergernis, ongeloof en tegenwerking. Maar elke mens moet tenslotte stelling nemen. Wie gelooft, zoals de vrouwen, brengt ook vandaag de boodschap van vandaag naar de mensen. Als men louter met het verstand tracht te zien, gelooft men evenwel nog niet. Men moet zich gewonnen geven aan en in de Geest, met het hart. En ernaar leven…

Ontzet en opgetogen verlieten de vrouwen het graf; ze haastten zich om het aan de leerlingen te vertellen. Op dat moment kwam Jezus hun tegemoet en groette hen. Ze liepen op Hem toe, grepen zijn voeten vast en aanbaden Hem. Daarop zei Jezus: ‘Wees niet bang. Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan, daar zullen ze Mij zien.’

Terwijl de vrouwen onderweg waren, gingen enkele van de bewakers naar de stad. Daar vertelden ze de hogepriesters alles wat er gebeurd was. Die kwamen bijeen met de oudsten en ze besloten de soldaten een flinke som geld te geven en hun op te dragen: ‘Zeg maar: “Zijn leerlingen zijn ’s nachts gekomen en hebben Hem heimelijk weggehaald terwijl wij sliepen.” En mocht dit de gouverneur ter ore komen, dan zullen wij hem wel bepraten en ervoor zorgen dat jullie buiten schot blijven.’ Ze namen het geld aan en deden zoals hun was opgedragen. En tot op de dag van vandaag doet dit verhaal onder de Joden de ronde.

Van Woord naar leven

Ontzet en opgetogen verlieten de vrouwen het graf; ze haastten zich om het aan de leerlingen te vertellen. Op dat moment kwam Jezus hun tegemoet en groette hen. Ze liepen op Hem toe, grepen zijn voeten vast en aanbaden Hem. Daarop zei Jezus: ‘Wees niet bang. Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan, daar zullen ze Mij zien.’

Dat de vrouwen het lege graf verlieten en naar de leerlingen snelden, deden ze omdat de engel hen daartoe gezonden had. Christelijk leven vraagt gehoor geven aan wat gevraagd wordt. Het is niet je buik volgen, wel Gods stem. In dit geval de stem van de engel waardoor God sprak.

Wanneer je gewaar wordt dat God spreekt ben je, zoals bij de vrouwen, ‘ontzet en opgetogen’. Ontzet omdat dit binnenkomt, het doet iets met je, je bent aangedaan. En tegelijk ben je opgetogen, blij en dankbaar, alsof een zeker vuur van geestdrift en enthousiasme in je begint te branden. Wel, deze ontzetting en opgetogenheid doet hen doen wat God vraagt.

Ze ‘haastten zich’, zo lezen we. Als God spreekt en zendt, kun je toch niet talmen. Christelijk leven verdraagt geen luiheid. Het is doen wat je gevraagd wordt, zonder dralen. Geen uitstelgedrag. Het zou namelijk kunnen zijn dat de moment van genade voorbij is zonder dat je het weet. Je mist dan Gods trein, en dat zou toch jammer zijn.

De vrouwen mistten deze trein duidelijk niet, want Jezus zelf kwam hen tegemoet. Mooi toch. Zo is het ook bij ons. In het gehoor geven aan Gods stem toont Hij zich, komt Hij naar ons toe. Een samensmelting van Hem die roept en hij die gehoor geeft. Kunst is om deze verbondenheid met God, deze eenheid, niet te verliezen. ‘Blijf in Mij, dan blijf Ik in jullie’ (Joh. 15, 4a). Verenigd blijven met de Heer is een garantie in de gehoorzaamheid te blijven, je leven zuiver te houden.

De opdracht die de vrouwen krijgen is een missionaire opdracht, en wel een tweevoudige.
Ze moeten aan de leerlingen gaan vertellen dat de Heer leeft, én ze moeten hen gaan zeggen naar waar ze moeten gaan om Hem te zien. Ziehier de opdracht aan de Kerk: Christus’ Pasen en aanwezigheid verkondigen, én de weg tonen waar men die aanwezigheid kan ‘zien’, ervaren, bevroeden.

De vrouwen worden de wereld in gezonden met een duidelijke opdracht. Bij ons is dat niet anders. Ieder is geroepen, met zijn of haar gaven en talenten, op de plek waar hij of zij woont en werkt, op velerlei wijzen de Heer te tonen, én de weg te wijzen en te banen waar Hij te vinden is.

Moge deze paastijd ons bewust maken dat wij als Kerk geroepen zijn licht te zijn voor deze wereld, zout voor allen op aarde.

Na het rapen van de eitjes, werk aan Gods winkel.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Opgestane Heer,
vervul ons met uw verrijzenisvreugde- en vrede, opdat wij Gods lied van minne mogen zingen in deze wereld waartoe Hij ons zendt.
In uw naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.