Vlaming begeleidde 2.720 priesters in concentratiekamp van Dachau

Recent onderzoek werpt nieuw licht op het religieuze leven in het concentratiekamp van Dachau, waar een Vlaamse jezuïet geestelijk leider was.

Onmiddellijk na de Anschluss van Oostenrijk in maart 1938 sloot de SS veertien Oostenrijkse priesters op in het concentratiekamp Dachau, een voorstad van München. Na de inval in Polen, in september 1939, begonnen de nazi’s ook systematisch Poolse geestelijken te vervolgen en te deporteren. De Polen zouden uiteindelijk de grootste groep geestelijken in Dachau uitmaken. Vanaf de herfst 1940 volgden priesters uit nagenoeg alle bezette landen.

In januari 1941 besliste SS-leider Heinrich Himmler dat er in Block 26 — het Pfarrerblock — een kapel kon worden geïnstalleerd. Katholieke gedeporteerde leken konden de mis niet bijwonen. De priesters verdeelden wel de communie, vaak tussen de beddenbakken van de barakken. Terwijl de priesters net als andere gevangenen dwangarbeid moesten verrichten, mishandeld werden en slachtoffer werden van medische experimenten, ontstond er onder hen een heuse kerkelijke gemeenschap met zelfs een hiërarchische structuur.


Slaapbarak in het concentratiekamp van Dachau (foto via Pixabay)