vrijdag in de derde week van de advent

Lezingen eigen aan 22 december

Uit het eerste boek Samuël 1, 24-28

In die dagen nam Hanna Samuël mee naar Silo en bracht hem, zo jong als hij was, naar het heiligdom van de Heer. Ze had ook een driejarige stier bij zich, een efa meel en een zak wijn. Ze slachtten de stier en brachten de jongen naar Eli. 
Hanna zei: ‘Neem me niet kwalijk, heer, zo waar u leeft, ik ben de vrouw die destijds hier bij u tot de Heer heeft gebeden. Om deze zoon heb ik gebeden, en de Heer heeft mij gegeven waar ik om heb gevraagd. Nu geef ik hem op mijn beurt aan de Heer, voor alle dagen die hem gegeven zijn.’
Toen knielde de jongen daar voor de Heer.

1 Sam. 2, 1 + 4 + 5 + 6 + 7 + 8abcd

Refr.: De Heer doet mijn hart van vreugde slaan.

Nu juicht mijn hart dankzij de Heer,
fier heft mijn hoofd zich op, dankzij de Heer,
mijn mond spreekt vrijmoedig tegen mijn vijanden,
want dankzij uw hulp beleef ik vreugde.
De boog van de helden is gebroken,
maar wie wankelen weten zich gesterkt.

Wie genoeg hadden, verkopen zich voor brood,
maar wie hongeren worden verzadigd.
De onvruchtbare baart zeven zonen,
maar wie veel kinderen heeft, verwelkt.
De Heer doet sterven en doet leven,
voert naar het dodenrijk en leidt eruit omhoog.

De Heer maakt arm en Hij maakt rijk,
vernedert diep en heft hoog op.
Hij verheft uit het stof wie berooid is,
uit het vuil tilt Hij op wie alles ontbeert.
Hij laat hen wonen bij hooggeplaatsten,
Hij houdt een ereplaats voor hen vrij.

Vers voor het evangelie

Alleluia.
Koning der naties en hoeksteen der kerk,
kom en verlos de mens
die Gij uit klei hebt gevormd.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 1, 46-56

Bij haar bezoek aan Elisabeth sprak Maria:
‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder: Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn Naam. Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht, voor al wie Hem vereert. Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen, heersers stoot Hij van hun troon en wie gering is geeft Hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven, maar rijken stuurt Hij weg met lege handen. Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd: Hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.’
Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar, en ging toen terug naar huis.

Van Woord naar leven

ZALIG DE NEDERIGEN VAN HART
(Bij Lc 1, 52)

In het Magnificat – dat we vandaag lezen in het evangelie – horen we Maria zingen: Heersers stoot Hij van hun troon en wie gering is geeft Hij aanzien.

Doorheen gesprekken met mensen ontwaar ik dikwijls deze beweging wanneer we spreken over het gebedsleven. Voor heel wat mensen verloopt het gebed namelijk vaak stroef, of men ervaart het als dor en droog. Ik zeg hen wel eens dat God doorheen de droogte misschien iets aan het zeggen is. Het zou wel eens kunnen zijn dat Hij doorheen de dorheid ons tot geringe mensen wil maken, tot mensen die als armen van geest zich verbinden met de heilige Geest. Zolang wij op onze innerlijke troon blijven zitten zullen we de verbinding met de heilige Geest missen. We denken misschien dat ons gebedsleven rijk is omdat we een soort genoegdoening vinden in het besef dat we onze gebedsplicht vervullen, of door een zekere beleving van gebedsgevoelens, maar in wezen staan we ver van het hart van het ware gebed. Het zou wel eens kunnen zijn dat ‘we’ ijverig aan het bidden zijn terwijl we de Geest buiten spel zetten. Terwijl christelijk gebed er juist in bestaat dat we toelaten dat de Geest in ons bidt, en dat het dus niet de bedoeling is dat ‘wij ‘het zijn die bidden los van de Geest.

God wil ons genezen van deze hoogmoed en slaat ons dus – bij wijze van spreken – van onze innerlijke troon. Met de bedoeling ons tot nederigheid te brengen; tot mensen die de kunst verstaan zich toe te vertrouwen aan de warme gloed van de Geest.

Het kan best lastig zijn wanneer we op een of andere manier vaststellen dat we dit laatste moeilijk kunnen waarmaken. En al snel hebben we misschien de neiging ons dan vast te klampen aan allerlei gebedsformules of wat dan ook. Een bepaalde structuur in leven houden kan soms nodig zijn in tijden van dorheid, maar in wezen zal dat geen redding brengen. Van belang is onze dorheid aan te gaan door er niet van weg te lopen. Letterlijk dus in de droogte blijven, zowel in tijd als ruimte. In je gebedstijd ‘zijn’ en blijven, zonder te voelen, zonder gewaar te worden, zonder alleluia. Afdalend in je diepste zelf. Rustig het grote ‘Gij’ of ‘U’ uitsprekend. Dáár, diep in jezelf, ver weg van welke troon ook, wacht God je op. Hij staat klaar om je in zijn barmhartigheid op te vangen. Daar wil en zal Hij Christus’ Pasen voltrekken. Jij opgestaan in Hem, instrument van de Geest.

Geliefde mensen, nog enkele dagen en het is Kerstmis. We vieren het komen van God in de kleine arme kribbe in de stal – of grot – van Bethlehem. Samen met de Moeder, verwijst de kribbe ons naar de diepere inhoud van de geringe waarover Maria zingt in het Magnificat. Christus kan maar geboren worden in harten die arm zijn van geest, nederig, los van welke troon ook.

Franciscus van Assisi ging een huwelijk aan met Vrouwe Armoede, omdat hij er zich goed bewust van was dat innerlijke armoede dé sleutel bij uitstek was (en is) om een leven te kunnen leiden verenigd met de Heer.

Laat ons arm worden van geest, opdat God onze rijkdom mag worden.

Laten we bidden

Vader,
heersers slaat U van de troon,
geringen geeft U aanzien.
Moge dit proces zich ook in ons voltrekken,
zodat wij, vanuit het vuur van de Geest,
mogen herboren worden in Christus.
Moge dit ons Kerstmis worden,
en het Kerstmis van de hele Kerk.
In Jezus’ naam.
Amen.

Een toegewijde vrijdag.
Van harte, kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.