vrijdag in de derde week van de advent

Uit de profeet Jeremia 23, 5-8

De profeet Jeremia kende de oude voorspellingen aangaande de Messias, die zou geboren worden uit het geslacht van David. Maar de concrete werkelijkheid, het verval van het koningshuis, maakte het voor hem niet gemakkelijk. Toch spreekt de Heer: ‘De dag zal komen dat Ik aan Davids stam een rechtmatige telg laat ontspruiten…’

De dag zal komen – spreekt de Heer – dat Ik aan Davids stam een rechtmatige telg laat ontspruiten, die als koning een wijs beleid zal voeren en die in het land recht en gerechtigheid zal handhaven.
Dan wordt Juda verlost en zal Israël in vrede leven. Zijn naam zal zijn “De Heer is onze gerechtigheid”.
Daarom, de dag zal komen – spreekt de Heer – dat er niet meer wordt gezegd: “Zo waar de Heer leeft, die het volk van Israël uit Egypte heeft bevrijd”, maar: “Zo waar de Heer leeft, die de nakomelingen van Israël uit het land van het Noorden heeft bevrijd en uit de andere landen waarheen hij hen verbannen had.”
Dan zullen ze weer in hun eigen land wonen.

Psalm 72, 2 + 12 + 13 + 18 + 19

Refr.: Moge zijn luister heel de aarde vervullen.

Geef, o God, uw wetten aan de koning,
uw gerechtigheid aan de koningszoon.

Moge hij uw volk rechtvaardig besturen,
uw arme volk naar recht en wet.

Hij ontfermt zich over weerlozen en armen,
wie arm is, redt hij het leven.

Geprezen zij God, de Heer, de God van Israël.
Hij doet wonderen, Hij alleen.

Geprezen zij zijn luisterrijke naam, voor eeuwig.
Moge zijn luister heel de aarde vervullen.

Uit het evangelie volgens Matteüs 1, 18-24

De evangelist Matteüs verduidelijkt dat Jezus past in het heilsplan van God. Jozef, uit het geslacht van David krijgt de opdracht te zorgen voor Maria en het kind in zijn familie op te nemen. Hij moet geloven dat op die manier de oude voorspelling in vervulling gaat; dat God mens wordt; dat in Jezus, de Immanuël, ‘God-met-ons’ is.

De afkomst van Jezus Christus was als volgt. Toen zijn moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn door de heilige Geest.
Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen en dacht erover haar in het geheim te verstoten.
Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer. De engel zei: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest. Ze zal een zoon baren. Geef Hem de naam Jezus, want Hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’
Dit alles is gebeurd opdat in vervulling zou gaan wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: ‘De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal hem de naam Immanuël geven, wat in onze taal betekent ‘God met ons’.
Jozef werd wakker en deed wat de engel van de Heer hem had opgedragen: hij nam haar bij zich als zijn vrouw.

Van Woord naar leven

Jozef moet vanbinnen diep gekwetst geweest zijn; we mogen dat niet onderschatten. Zijn verloofde was immers zwanger geraakt ‘door een ander’. Wat moet de man vanbinnen pijn hebben gehad.
Jozef was een goed en rechtschapen man. Ondanks wat er gebeurd was, wilde hij Maria niet in diskrediet brengen, en koos ervoor om in stilte van haar te scheiden. Hij wilde het voor de buitenwereld zo schoon mogelijk afhandelen. Dat siert de goede man.
Anderzijds leert dit evangelie ons dat wij niet geroepen zijn om enkel menselijk rechtschapen te leven. Het zou wel eens kunnen zijn dat we ons, in al onze goedheid, opsluiten binnen onze gewone menselijk plannen, onze persoonlijke reikwijdtes en horizon, zonder rekening te houden met de hemel, met wat God wil.
Er is meer in het leven dan puur menselijke goedheid.

Zo ook bij Jozef. En God moest dus ingrijpen. In een droom liet Hij een engel verschijnen aan Jozef die hem gerust stelde door te zeggen hoe Gods vork in de steel zat. En, zo lezen we dan, Jozef deed wat de engel van de Heer hem had opgedragen en nam Maria bij zich als zijn vrouw.

God is Vader van zijn kinderen, van ons allemaal. Maar Hij is ook Vader van zijn wilsbesluiten, van wat Hij wenst en droomt voor de mensheid; voor ieder van ons. Als zijn kinderen zijn we geroepen gehoor te geven aan Hem als Vader, maar dus ook aan Hem met zijn wilsbesluiten.
Als we nadenken over gehoorzaamheid, komt het er niet enkel op aan een pure humane goedheid te realiseren, maar we moeten leren de hemel binnen te brengen in het humane, opdat we ‘vanuit God’ zouden denken. Hij is het centrum. Hij is het hart. Hij is de spirit. En vanuit Hem zijn we geroepen te denken, te leven, te beslissen. En dat kan wel eens anders uitdraaien dan wanneer je enkel leeft puur vanuit menselijke goedheid.

In eerste instantie koos Jozef voor dit laatste. In tweede instantie, na het ingrijpen van God, koos Jozef voor Gods wil, voor Gods plan. Moge dit een leerschool zijn voor ons.

Het gebed is de plek bij uitstek waar we God toelaten dat Hij ingrijpt in ons leven. In het gebed van het hart (bedoeld als Gods-ontmoeting) laten we toe dat God onze persoonlijke, dikwijls goedbedoelde plannen, doorkruist. Dat kan soms erg lastig zijn. Het kan een innerlijke crisis veroorzaken. Maar dat is niet erg. Da’s een vruchtbare storm. Belangrijk is niet van deze storm weg te lopen. Aanwezig blijven in de stilte. God toelaten dat Hij je ‘aanspreekt’. Zijn spreken koesteren. Je eraan toevertrouwen. Toelaten dat Hij je transformeert in zijn liefde. Dat is gehoorzaamheid in de biddende betekenis van het woord.

Wie God op deze wijze met zich meedraagt, laat toe dat je de persoon wordt die Hij wilt dat je wordt. Het is leven naar de woorden van Jezus uit het Onze Vader: ‘Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel’. Dat leert Jozef ons vandaag.

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God,
leer ons uw wil te beminnen als het hoogste goed. Geef ons een hart dat luistert naar U, dat beschikbaar is voor U, een hart dat ‘ja’ zegt op wat Gij vraagt.
In Christus’ naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.