vrijdag in week 10 door het jaar

Uit het eerste boek Koningen 19, 9a + 11-16

Ook een profeet kan vastzitten, het helemaal niet meer zien, twijfelen aan zijn God. Op zulk een ogenblik kan het zijn dat God zich opnieuw aan hem openbaart; niet in een storm, niet in vuur, maar in de stilte of het suizen van een zachte bries. Dan krijgt de profeet een nieuwe opdracht: hij ziet opnieuw de weg naar God in de mensen.

Bij de berg Horeb ging Elia een grot binnen om er de nacht door te brengen.
Toen richtte de Heer zich tot hem met de woorden: ‘Kom naar buiten en treed hier op de berg voor Mij aan.’
En daar kwam de Heer voorbij. Er ging een grote, krachtige windvlaag voor de Heer uit, die de bergen spleet en de rotsen aan stukken sloeg, maar in die windvlaag bevond de Heer zich niet. Na de windvlaag kwam er een aardbeving, maar in die aardbeving bevond de Heer zich niet. Na de aardbeving was er vuur, maar in dat vuur bevond de Heer zich niet. Na het vuur klonk het gefluister van een zachte bries. Toen Elia dat hoorde, sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht. Hij kwam naar buiten en ging in de opening van de grot staan.
Toen klonk een stem, die tegen hem zei: ‘Elia, wat doe je hier?’ 
Elia antwoordde: ‘Ik heb me met volle overgave ingezet voor de Heer, de God van de hemelse machten, maar de Israëlieten hebben uw verbond met hen naast zich neergelegd, uw altaren verwoest en uw profeten gedood. Ik ben als enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.’ 
De Heer zei tegen Elia: ‘Keer terug en ga naar de woestijn van Damascus. Daar aangekomen moet je Hazaël tot koning van Aram zalven. Jehu, de zoon van Nimsi, moet je zalven tot koning van Israël, en Elisa, de zoon van Safat, uit Abel-Mechola, moet je tot je eigen opvolger zalven.’


Psalm 27, 7 + 8 + 9 + 13 + 14

Refr.: Uw nabijheid, Heer, wil ik zoeken.

Hoor mij, Heer, als ik tot U roep,
wees genadig en antwoord mij.
Mijn hart zegt U na:
‘Zoek mijn nabijheid!’
Uw nabijheid, Heer, wil ik zoeken,
verberg uw gelaat niet voor mij,
wijs uw dienaar niet af in uw toorn.

Mag ik niet verwachten
de goedheid van de Heer te zien
in het land van de levenden?
Wacht op de Heer,
wees dapper en vastberaden,
ja, wacht op de Heer.


Vers voor het evangelie (Ps. 95, 7c + 8a)

Alleluia.
Luister vandaag naar de stem van de Heer
en wees niet halsstarrig.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Matteüs 5, 27-32

Niet alleen onze daden maar ook onze bedoelingen bepalen de morele waarde van ons christen-zijn. Het is trouwens typisch dat mensen hun bedoelingen voor hun eigen verdediging vlijtig aanhalen, terwijl ze bij het beoordelen van anderen meer kijken naar hun daden alleen. Deze algemene houding wordt toegelicht met het voorbeeld van de huwelijkstrouw.

In die dagen sprak Jezus tot zijn leerlingen:
‘Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Pleeg geen overspel.” Dit zeg Ik daarover: iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. 
Als je rechteroog je ten val brengt, ruk het dan uit en werp het weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat heel je lichaam in de Gehenna geworpen wordt. En als je rechterhand je ten val brengt, hak hem dan af en werp hem weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat je met je hele lichaam naar de Gehenna gaat.
Er werd gezegd: “Wie zijn vrouw verstoot, moet haar een scheidingsbrief meegeven.” Dit zeg Ik daarover: ieder die zijn vrouw verstoot om een andere reden dan ontucht, drijft haar tot overspel; en ook wie trouwt met een verstoten vrouw, pleegt overspel.

Van Woord naar leven

De overweging van vandaag is van de hand van Vincenzo Paglia, ontleend aan het boek ‘Het Woord van God elke dag, 2022’

Na een tocht over de uitgestrekte steppe bereikt Elia de Horeb en klimt naar de top. Hier gaat hij een grot binnen waar hij de nacht doorbrengt. Daar heeft hij een beslissende ervaring. Elia bevindt zich in de duisternis van de grot. Hier hoort hij de stem van God die hem bij naam roept: ‘Elia, wat doe je hier?’ Het is een directe vraag, zoals die aan Adam na zijn zonde en die aan Kaïn na de moord op zijn broer. Elia voelt zich door de Heer ondervraagd en antwoordt door te klagen wat hem overkomen is. Op dreigende toon vraagt God hem naar buiten te komen. En zie, de Heer trekt voorbij: Er ging een grote, krachtige windvlaag voor de Heer uit, die de bergen spleet en de rotsen aan stukken sloeg, maar in die windvlaag bevond de Heer zich niet. Na de windvlaag kwam er een aardbeving, maar in die aardbeving bevond de Heer zich niet. Na de aardbeving was er vuur, maar in dat vuur bevond de Heer zich niet. 

Ook wij denken misschien, niet omdat wij dicht bij Elia staan, maar omdat wij nog gebonden zijn aan een oud denk- en/of taalgebruik, dat God aanwezig is in stormen en natuurrampen of in andere spectaculaire gebeurtenissen. Natuurlijk is de Heer niet te vinden in aardbevingen, net zomin als in oorlogen of conflicten die het leven van miljoenen mensen bedreigen. Zoals Hij ook zeker niet te vinden is in de verschrikkelijke pandemie van het coronavirus dat de planeet overspoelde. In plaats daarvan steekt een zachte bries’ op die Elia streelt. Toen Elia dat hoorde, sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht. Hij kwam naar buiten en ging in de opening van de grot staan. 

De zachte bries  is de zwakke kracht van de liefde. Met deze zwakke kracht wordt het verscheurde weefsel van broederlijkheid tussen de mensen weer opgebouwd. Het is door zachtmoedigheid, door hoffelijkheid dat verbrijzelde en broze handen worden versterkt. De liefde van de Heer, is als die zachte bries die het weefsel herstelt, die troost, die nabij is. De profeet hoort opnieuw de vraag van het begin: ‘Elia, wat doe je hier?’ En hij antwoordt opnieuw met dezelfde woorden. Maar nu is het God zelf die hem beveelt om weer te vertrekken. Elia moet zijn opdracht nog vervullen om het volk van God niet zonder het licht van zijn woord achter te laten.

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven: vrijdag in week 10 door het jaar (van-woord-naar-leven.blogspot.com)

Laten wij bidden

Vader,
mogen wij U, in Christus, horen en vinden in de broze maar machtige liefde waarmee Gij ons bezoekt. Moge deze ontmoeting ons tot mensen maken die beschikbaar zijn om te herstellen wat geschaad is, om de band van broederlijkheid – met uw toedoen – weer te helen.
Door Christus, onze Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.