vrijdag in week 13 door het jaar

Uit het boek Genesis 23, 1-4.19; 24, 1-8. 62-67

Isaak kreeg Rebekka lief

Sara leefde honderdzevenentwintig jaar. Ze stierf in Kirjat-Arba, het huidige Hebron, in Kanaän.
Nadat Abraham bij haar gerouwd had en haar had beweend, stond hij op, verliet de tent waarin zijn overleden vrouw lag en wendde zich tot de Hethieten. Hij zei: ‘Ik woon maar als vreemdeling bij u. Geeft u mij hier een eigen graf, dan kan ik mijn overleden vrouw uitdragen en begraven.’
Daarna begroef Abraham zijn vrouw Sara in de grot op de akker in Machpela, dicht bij Mamre, het huidige Hebron, in Kanaän.
Abraham was inmiddels op hoge leeftijd gekomen en de Heer had hem in alle opzichten gezegend. Nu zei Abraham tegen zijn oudste knecht, die het beheer had over zijn hele bezit: ‘Leg je hand in mijn lies: ik wil dat je me bij de Heer, de God van hemel en aarde, zweert dat je voor mijn zoon geen vrouw zult zoeken onder de Kanaänieten, tussen wie ik hier woon; ik wil dat je naar het land gaat waar ik vandaan kom, naar mijn familie, en dat je daar voor mijn zoon Isaak een vrouw zoekt.’
De knecht antwoordde: ‘Misschien weigert die vrouw met mij mee te komen naar dit land. Moet ik uw zoon in dat geval terugbrengen naar het land dat u verlaten hebt?’
‘Nee,’ zei Abraham, ‘je mag mijn zoon onder geen beding daarheen terugbrengen. De Heer, de God van de hemel, die mij heeft opgedragen weg te gaan bij mijn naaste verwanten en mijn geboorteland te verlaten en die mij onder ede beloofd heeft dat Hij dit land hier aan mijn nakomelingen zal geven, Hij zal zijn engel voor je uit sturen, zodat je daar een vrouw voor mijn zoon zult vinden. Mocht die vrouw weigeren met je mee te gaan, dan ben je van deze eed ontslagen. Maar breng mijn zoon in geen geval daarheen terug.’
Isaak, die in de Negev woonde, was naar de bron Lachai-Roï geweest. Tegen het vallen van de avond ging hij het veld in om daar te treuren. Toen hij opkeek zag hij plotseling kamelen naderen. Ook Rebekka keek op. Zodra ze Isaak zag, liet ze zich van haar kameel glijden. ‘Wie is die man die ons daar in het veld tegemoet komt?’ vroeg ze aan de knecht. ‘Dat is mijn meester,’ antwoordde hij. Daarop bedekte ze zich met haar sluier. De knecht vertelde Isaak wat hij allemaal gedaan had. Daarna bracht Isaak Rebekka naar de tent van Sara, zijn moeder. Hij nam haar tot vrouw en ging van haar houden. Zo vond Isaak troost na de dood van zijn moeder.

Vers voor het evangelie (Mt 4, 4b)

Alleluia.
De mens leeft niet van brood alleen,
maar van ieder woord
dat klinkt uit de mond van God.
Alleluia.

Psalm 106, 1-5

Refr.: Loof de Heer, alle volken, loof de Heer.

Loof de Heer, want Hij is goed,
eeuwig duurt zijn trouw.

Wie kan zijn machtige daden verwoorden,
wie de roem van de Heer laten klinken ?

Gelukkig wie zich houden aan het recht
en doen wat rechtvaardig is, telkens weer.

Denk aan mij, Heer, uit liefde voor uw volk,
zie naar mij om wanneer U het komt redden.

Dan zal ik uw uitverkorenen gelukkig zien,
vreugde vinden in de vreugde van uw volk,
vervuld zijn van trots op uw liefste bezit.

Uit het evangelie volgens Matteüs 9, 9-13

Jezus koos zijn leerlingen niet alleen onder de eenvoudigen en weldenkenden, maar ook onder de tollenaars. Op uitnodiging van Matteüs ging Hij zelfs bij deze zondaars dineren. Dit was de grootste uitdaging voor de Farizeeën.

Toen Jezus verderging, zag Hij bij het tolhuis een man zitten die Matteüs heette, en Hij zei tegen hem: ‘Volg Mij.’
Hij stond op en volgde Hem. 
Toen Hij in zijn huis aanlag voor de maaltijd, kwam er ook een groot aantal tollenaars en zondaars, die samen met Hem en zijn leerlingen aan de maaltijd deelnamen. 
De farizeeën zagen dit en zeiden tegen zijn leerlingen: ‘Waarom eet uw meester met tollenaars en zondaars?’ 
Hij hoorde dit en gaf als antwoord: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel. Overdenk eens goed wat dit wil zeggen: “Barmhartigheid wil Ik, geen offers.” Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.’

Van Woord naar leven

GEEN OFFERS, WEL BARMHARTIGHEID

‘Overdenk eens goed wat dit wil zeggen: “Barmhartigheid wil Ik, geen offers.” Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.’
(Mt 9, 13)

Het evangelie van vandaag spreekt over Jezus’ liefde voor de zondaar. Voor hen was Hij immers gekomen. Bij hen wou Hij te gast zijn. Hen wou Hij vergeven. Hen wou Hij bevrijding aanbieden. Hen wou Hij een nieuw leven schenken.
Hij kon het – bij wijze van spreken – niet verdragen dat er mensen waren die de zonde meer beminden dan God. Hij was bezorgd om deze mensen. Want ze leefden naast hun roeping. Zijn bezorgdheid was zo sterk dat Hij naar hen toeging; om hen aan te raken tot in hun diepste duisternis, om hen weer op te tillen in het licht van Gods bestaan.

Wij, als christenen, zijn geroepen, in naam van de Heer, ook deze liefdevolle bezorgdheid voor de zondaar in ons te dragen. Geen veroordeling. Enkel barmhartigheid.

Ik ben me ervan bewust dat dit snel is uitgesproken. Het is een van de moeilijkste opdrachten die het evangelie geeft. Maar voor God is niets onmogelijk. Dus ook niet het volbrengen van deze opdracht.

Hoe gaan wij om met mensen die op het ‘foute pad’ zijn beland? Hebben we de moed, dragen we de liefde en de nederigheid in ons, naar deze mensen toe te gaan? Hen niet te zien als uitschot, maar wel als kind van de Vader dat in de diepte heling nodig heeft.

Ik kan me voorstellen dat bij het lezen van deze woorden mensen beginnen te schuifelen op hun stoel. ‘Is dit wel de taak van de Kerk?’. Wel, in alle bescheidenheid durf ik te menen van wel. Jezus deed het. In zijn naam mogen, of moeten, ook wij het doen.

En laten we vooral niet denken dat we zelf geen zondaar zijn. Oh ja, we zijn het allemaal. De ene misschien al meer dan de andere, maar niemand van ons is – bij mijn weten – onbevlekt ontvangen.
Wees ook liefdevol naar jezelf. Mild. Niet om de zonde te minimaliseren. Maar wel geopend naar God. Hij gooit niemand – ook jou niet – weg. Wat Hij wil is je komen bezoeken, je komen aanraken, je komen optillen. Ik zou zeggen: koester dit feest van bevrijding.

En laat ons naar elkaar toe barmhartig zijn. Laat dát het hart zijn van ons bestaan. God heeft geen schapen en bokken nodig die we offeren om Hem goedgunstig te zijn. Hij vraagt enkel barmhartigheid.

Moge liefde voor al wat is het enige offer zijn dat we Hem dagelijks aanbieden.

Laten we bidden

Vader,
U hebt ons leren bidden met de woorden
‘Vergeef ons onze schuld
zoals ook wij anderen hun schuld vergeven’.
Moge deze barmhartigheid,
die Uzelf in Jezus Christus belichaamt,
ook in ons leven aanwezig zijn.
Moge ieder U vinden.
In Jezus’ naam.
Amen.

Een liefde-volle vrijdag,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.