vrijdag in week 2 door het jaar

Uit de brief van Paulus aan de Hebreeën 8, 6-13

Het nieuwe verbond dat de profeet Jeremia had aangekondigd, werd in Jezus vervuld. Het was totaal nieuw. Hij grift het in onze harten. Voor Hem heeft het innerlijke veel meer waarde dan het uiterlijke. Het komt op de overtuiging aan. De kern van onze godsdienst is gebouwd op een persoonlijke ontmoeting tussen God en mens.

Broeders en zusters,
Jezus is aangesteld voor een eerbiedwaardiger dienst, in die zin dat Hij bemiddelaar is van een beter verbond, dat zijn wettelijke grondslag heeft gekregen in betere beloften. Zou het eerste verbond zonder gebreken zijn geweest, dan was er geen ruimte geweest voor een tweede. 
Maar God berispt zijn volk met de woorden: ‘De dag zal komen – spreekt de Heer – dat Ik een nieuw verbond zal sluiten met het volk van Israël en met het volk van Juda.9Niet een verbond zoals Ik dat sloot met hun voorouders toen Ik hen bij de hand nam om hen weg te leiden uit Egypte, want aan dat verbond zijn ze niet trouw gebleven. Daarom heb Ik me niet langer om hen bekommerd – spreekt de Heer. Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met het volk van Israël zal sluiten – spreekt de Heer: In hun verstand zal Ik mijn wetten leggen en in hun hart zal Ik ze neerschrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. Volksgenoten zullen elkaar niet meer hoeven te onderwijzen, men zal elkaar niet meer hoeven te zeggen: “Ken de Heer!”, want allen zullen Mij kennen, van klein tot groot. Ik zal hun wandaden vergeven en aan hun zonden zal Ik niet meer denken.’ Op het moment dat Hij spreekt over een nieuw verbond heeft Hij het eerste al als verouderd bestempeld. En wat veroudert en verjaart, is de teloorgang nabij.

Psalm 85, 8 + 10 +11 + 12 + 13 + 14

Refr.: Trouw en liefde omhelzen elkaar.

Toon ons uw trouw, Heer,
en geef ons uw hulp.
Voor wie Hem eren is zijn hulp nabij:
zijn glorie komt wonen in ons land.

Trouw en liefde omhelzen elkaar,
recht en vrede begroeten elkaar met een kus,
trouw bloeit uit de aarde op,
recht ziet uit de hemel toe.

De Heer geeft al het goede:
ons land zal vruchten geven.
Het recht gaat voor God uit
en baant voor Hem de weg.

Vers voor het evangelie (Ps 119, 88)

Blijf mij trouw, Heer,
laat mij leven,
dan houd ik mij
aan de richtlijn uit uw mond.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Marcus 3, 13-19

Jezus kiest uit wie Hij zelf wil. En deze keuze is een belangrijke gebeurtenis in Jezus’ leven. De twaalf leerlingen zullen Hem volgen en apostelen zijn, nu het volk en de leiders zich van Hem afkeren. Deze twaalf zullen zijn werk voortzetten als eenmaal zijn taak volbracht is. De jonge Kerk zag in deze aanstelling het begin van haar eigen geschiedenis en roeping.

Jezus ging de berg op en riep al degenen bij zich op wie Hij zijn keuze had laten vallen, en ze kwamen naar Hem toe. Hij stelde twaalf van hen aan als apostel; ze moesten Hem vergezellen, en Hij wilde hen uitzenden om het goede nieuws te verkondigen. Ook kregen ze de macht om demonen uit te drijven.
Het waren Simon, die Hij de naam Petrus gaf, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, Johannes, de broer van Jakobus (aan deze twee gaf Hij de naam Boanerges, wat ‘zonen van de donder’ betekent), Andreas, Filippus, Bartolomeüs, Matteüs, Tomas, Jakobus, de zoon van Alfeüs, Taddeüs, Simon Kananeüs en Judas Iskariot, die Hem heeft uitgeleverd.

Van Woord naar leven

Jezus ging de berg op en riep al degenen bij zich op wie Hij zijn keuze had laten vallen, en ze kwamen naar Hem toe.

Het evangelie van vandaag gaat over roeping en zending. Maar wat opvalt is dat Jezus vóór Hij de leerlingen zendt hen eerst bij zich roept.

Het gaat hier om een drievoudig jawoord.

Net zoals bij de leerlingen roept Hij ieder van ons bij zich. Hij vraagt ons een stap te zetten, in beweging te komen, een keuze te maken. Hij vraagt van ons een beslissing; een besluitname voor Hem. Hij doet beroep op onze vrijheid. Deze door God aan ons gegeven vrijheid is van fundamenteel belang. Moesten we niet vrij zijn, we zouden niet kunnen kiezen, we zouden niet kunnen liefhebben. We zouden popjes zijn aan touwtjes. Nee, we zijn vrij, en juist in die vrijheid kunnen we kiezen, kunnen we onze liefde tonen, en kunnen we dus beslissen voor de Heer. Ingaan op deze ‘roep’, dus nog vóór de zending, is ons eerste jawoord.

Eenmaal bij Hem zal Hij ons uitnodigen in Hem onze woonst te maken. Hij zal zichzelf openen voor ons, om ons in zich op te nemen door deelgenoot te worden van zijn liefde voor God en medemens. Ook dit vraagt een keuze van ons. Je kan namelijk in een zekere oppervlakte naar de Heer gaan zonder ‘in Hem’ te treden. Zoals je een kerk kan bezoeken zonder werkelijk te bidden, zo kan je je naar de Heer wenden zonder Hem werkelijk te ontmoeten. Hij vraagt of we onze intrede nemen in Hem.
Dit toevertrouwen aan de Heer is ons tweede jawoord.

Vanuit dit jawoord zal Hij ons zenden. Vanuit onze innige gehechtheid aan Hem, zal Hij ons het leven insturen. We gaan eerst in de Heer, om daarna weer uit te gaan. Bij ons uitgaan verlaten we de Heer echter niet, en Hij ook niet ons, integendeel. Onze verankering in Hem blijft, maar er komt een zending bij, een stuwing zeg maar. We worden de wereld in gezonden, heel concreet: in onze levenssituatie, binnen de kring van onze huisgenoten, op de werkvloer, naar onze engagementen, vanuit ons ziekbed,… Ook hier worden we uitgenodigd ja te zeggen. Want je kan je wel verankerd weten in de Heer, maar ‘nee’ zeggen tegen de zending. Denken we aan de twee leerlingen die op de berg Tabor tenten wilden neerzetten om in hun glorieuze ervaring te blijven. Nee, de Heer zond hen terug de berg af, het leven in. Dáár zal het moeten gebeuren. Zo kan je een eucharistieviering bijwonen, ten diepste ‘genieten’ van de Heer die tot je komt doorheen Woord, Brood en gemeenschappelijk gebed. En daarna naar huis gaan alsof er niets gebeurd is. Nee, wezenlijk bij een eucharistieviering hoort (tegen het einde) de zending. Het concrete dagelijkse leven is het ‘werkterrein’ waar het rijk Gods gestalte zal moeten krijgen.
Zending dus vanuit verbondenheid. Hierop ja zeggen is ons derde jawoord.

Tot dit drievoudig ‘ja’ zijn wij allen geroepen. Namelijk om een leven te leiden vanuit Jezus’ inwoning in ons, zodat wij, innig verbonden met Hem, Gods liefdeslied kunnen zingen naar allen die Hij op ons levenspad brengt en hen waarvoor wij bidden.

Laat ons ‘ja’ zeggen; drievoudig. In eenvoud, oprecht, dankbaar en blij. Opdat Pasen zichtbaar zou zijn op al die plekken waar wij, en álle christenen, komen en leven.

Laten wij bidden …

Vader,
moge uw Geest ons hart wenden naar de Heer, moge zijn gloed ons doen schenken aan Christus’ aanwezigheid. En mogen wij, opgenomen door en in Christus, onze zending beminnen, én volbrengen.
Om deze genade bidden wij, in zijn naam.
Amen.

Een gezegende liefdevolle vrijdag,
kris

 

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.