vrijdag in week 22 door het jaar

Uit de brief van Paulus aan de Kolossenzen 1, 15-20

Paulus bezingt Christus als de maker en het einddoel van heel de schepping. De Heer staat daarom boven elk schepsel en is de grondslag van alle heil. Hij geeft alles zijn volheid en verzoent het met God. Hij is de enige middelaar die het plan van God weer onder één hoofd brengt.

Broeders en zusters,
Christus is beeld van God, de onzichtbare, eerstgeborene van heel de schepping: in Hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door Hem en voor Hem geschapen.
Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem.
Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk.
Oorsprong is Hij, eerstgeborene van de doden, om in alles de eerste te zijn: in Hem heeft heel de volheid willen wonen en door Hem en voor Hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.

Psalm 100, 2-5

Refr.: Treed onbezorgd voor Gods Aanschijn.

Dien de Heer met vreugde,
kom tot Hem met jubelzang.

Erken het: de Heer is God;
Hij heeft ons gemaakt, Hem behoren wij toe,
zijn volk zijn wij, de kudde die Hij weidt.

Kom zijn poorten binnen met een loflied,
hef in zijn voorhoven een lofzang aan,
breng Hem hulde, prijs zijn Naam.

De Heer is goed,
zijn liefde duurt eeuwig,
zijn trouw van geslacht op geslacht.

Uit het evangelie volgens Lucas 5, 33-39

De Kerk moet zich geregeld vernieuwen. Bijkomstige en achterhaalde gewoontes mag ze niet aanhouden ten koste van een gezonde aanpassing aan de mensen van nu. Zij moet zich steeds opnieuw de vraag stellen of ze de hele boodschap heeft vertaald en verstaanbaar gemaakt voor de mensen van nu, zodanig dat zij ervan kunnen leven. Niemand zet een oude lap in een nieuw kleed.

De schriftgeleerden en Farizeeën zeiden tegen Jezus: ‘De leerlingen van Johannes vasten dikwijls en zeggen hun gebeden, zoals ook de leerlingen van de Farizeeën doen, maar die van U eten en drinken maar.’
Jezus zei: ‘U kunt toch niet verlangen dat de bruiloftsgasten vasten zolang de bruidegom bij hen is? Maar er komt een dag dat de bruidegom bij hen wordt weggehaald, en dan is het hun tijd om te vasten.’
Hij vertelde hun ook een gelijkenis: ‘Niemand scheurt een lap van een nieuwe mantel om daarmee een oude mantel te verstellen, want dan scheurt hij de nieuwe, terwijl de lap niet bij de oude past. En niemand giet jonge wijn in oude leren zakken, want dan scheuren de zakken door de jonge wijn en wordt de wijn verspild, terwijl de zakken verloren gaan. Jonge wijn moet in nieuwe zakken worden gedaan. Maar niemand die oude wijn gedronken heeft, wil jonge; hij zegt immers: “De oude wijn is goed!”’

Van Woord naar leven

Geliefde mensen,
de boodschap die Jezus bracht was als nieuwe wijn, als jong bloed door het mensenhart, sprankelend en vurig, anders van smaak dan het oude. God ging in Jezus een verbintenis aan met de mensen zoals de mensheid die nog nooit gekend had.

En de leerlingen… die mochten alles meemaken vanop de eerste rij: het genezen van zieken, het gaan eten bij zondaars, het bedaren van stormen, het vermenigvuldigen van broden, om nog niet te spreken van Jezus’ levengevende woorden die Hij sprak tot de gewone man in de straat. Op zijn woord volgden ze Hem, niet wetend waar hun pad toe leidde. Maar feit was: de Bruidegom was met hen, en daarom vastten de leerlingen toen niet.

Het ware vasten begon wanneer hun Heer van hen was weggenomen, wanneer Hij de weg van de uiterste consequentie gegaan is, wanneer Hij de kelk van de liefde tot op de bodem leeggedronken had voor de grootste zondaar, wanneer Hij de weg van het kruis gegaan is uit een totale solidariteit met de meest verstotene en uitgespuwde mens. Op het kruis heeft Hij zich met hen allen vereenzelvigd.
En dit, konden de leerlingen toen, nog niet begrijpen. En vanaf dan moesten zij vasten.

Ja, zij moesten hun niet-begrijpen leren loslaten, zij moesten leren afsterven aan zichzelf om beschikbaar te worden voor Hem, en het diepe van zijn Boodschap. Met de bedoeling vanuit een geheel andere tegenwoordigheid van hun Heer Gods liefde te gaan belichamen: het kruis omarmend, om in verbondenheid met Hem de weg van de liefde te gaan.

En wij… in wezen is er geen verschil. Ook wij moeten vasten: loslaten, afsterven, beschikbaar worden. Om de liefde van het kruis te worden in deze wereld. Want daartoe zijn we als Kerk gezonden: om licht te zijn in de wereld, zout voor allen, met een bijzondere liefde voor de armen, ook het arme in ieder van ons.
En, ook al klinkt dit misschien vreemd: met veel liefde en genegenheid voor de zondaar; niet voor de zonde, wel voor de zondaar; de zondaar die in wezen smacht naar innerlijke genezing. En leeft deze dorst, vanuit een zekere vervreemding, niet in ieder van ons?

Laat ons elkaar, en de hele wereld omarmen en beminnen, in de liefde van de Heer.
Als het kan in de vrede en de vreugde van Pasen.

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus,
moge uw kruis een weg zijn van diepe genade voor ieder van ons, opdat wij deelgenoot mogen worden van uw liefde voor allen.
In uw naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.