vrijdag in week 26 door het jaar

Uit het boek Job Job 38, 1 + 12-21 + 40, 3-5

God antwoordt op de klachten van Job. Hij doet dit met een radicale afwijzing van Jobs aanspraken: ‘Ben jij soms God?’ Jobs vragen naar recht en verantwoording vallen weg. Hij verzet zich niet langer.

Toen antwoordde de Heer Job vanuit een storm. Hij zei:
‘Heb jij ooit de morgen ontboden, de dageraad zijn plaats gewezen, om de uiteinden van de aarde te pakken en de goddelozen van haar af te schudden? De aarde krijgt vorm als klei onder een zegel, haar oppervlak wordt gedrapeerd als een kleed. Alleen de goddelozen blijven verstoken van het licht, hun opgeheven arm wordt gebroken. Betrad jij ooit de plaats waar de zee opwelt, heb jij over haar diepste bodem gewandeld? Zijn de poorten van de dood aan jou getoond, de deuren van het diepste donker – heb jij die gezien? Kun jij de aarde in haar volle uitgestrektheid bevatten? Vertel het, als jij het allemaal weet! Waar is de weg naar de oorsprong van het licht, en de plaats van het donker – is die jou bekend, zodat je het naar zijn gebied kunt voeren en het pad naar zijn huis kunt vinden? Jij weet dat vast, want jij werd toen geboren, zoveel jaren liggen achter je!’

Job antwoordde de Heer:
‘Ik ben onaanzienlijk. Wat zal ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. Ik heb eenmaal gesproken en zeg niets meer, tweemaal – en doe er het zwijgen toe.’


Psalm 139, 1-3 + 7-8 + 9-10 + 13-14

Refr.: Leid mij, Heer, op de weg die eeuwig is.

Heer, U kent mij, U doorgrondt mij,
U weet het als ik zit of sta,
U doorziet van verre mijn gedachten.
Ga ik op weg of rust ik uit, U merkt het op,
met al mijn wegen bent U vertrouwd.

Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen,
hoe aan uw blikken ontkomen?
Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar aan,
lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar.

Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad,
al ging ik wonen voorbij de verste zee,
ook daar zou uw hand mij leiden,
zou uw rechterhand mij vasthouden.

U was het die mijn nieren vormde,
die mij weefde in de buik van mijn moeder.
Ik loof U om het ontzaglijke wonder van mijn bestaan,
wonderbaarlijk is wat U gemaakt hebt.
Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.


Vers voor het evangelie (Ps 119, 88)

Alleluia.
Blijf mij trouw, Heer,
laat mij leven,
dan houd ik mij
aan de richtlijn uit uw mond.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 10, 13-16

‘Wie jullie afwijst, wijst Mij af’.

Jezus sprak:
‘Wee Chorazin, wee Betsaïda, want als in Tyrus en Sidon de wonderen waren gebeurd die bij jullie gebeurd zijn, dan waren de inwoners van die steden allang, gehuld in een boetekleed, in het stof gaan zitten en waren ze tot inkeer gekomen. Wanneer het oordeel komt, zal het lot van Tyrus en Sidon draaglijker zijn dan dat van jullie. En jij, Kafarnaüm, dacht jij tot in de hemel verheven te worden? In het dodenrijk zul je afdalen! 
Wie naar jullie luistert, luistert naar Mij, en wie jullie afwijst, wijst Mij af. En wie Mij afwijst, wijst Hem af die Mij gezonden heeft.’

Van Woord naar leven

We noemen Gods boodschap een Blijde Boodschap. En dat doen we terecht. Gods boodschap is immers een boodschap van immense barmhartigheid. Wat een mens ook heeft uitgespookt in zijn leven, God is altijd opnieuw bereid de zondaar op te nemen in zijn barmhartigheid, hem te vergeven, hem opnieuw op weg te zenden. Niemand hoeft zich dus verloren te wanen. Zo is God. Dat is liefde.

Je zou dan kunnen redeneren: Eigenlijk hoef ik niet te bidden, ik hoef ook Jezus niet te volgen in wat Hij vraagt, want Hij vergeeft toch altijd opnieuw. Ik mag eigenlijk rustig mijn ding doen, ik moet naar niemand zien. Leve mijn ego!! En waarom niet… God, de barmhartigheid in persoon, vergeeft me toch. Dat zegt toch die Blijde Boodschap. Niet?

Het mag duidelijk zijn dat Gods barmhartigheid hier totaal verkeerd begrepen wordt. Wie omarmd is geweest door Gods barmhartigheid, wie vergeving heeft ontvangen, wordt opnieuw gezonden, en wel door God zelf, met de bedoeling te leven met de juiste intentie, om, levend in Gods genade, de weg te gaan die hij te gaan heeft; de weg dus waarop hij gezonden is. Wie dit laatste bewust verwerpt doet eigenlijk aan Godslastering, en dat is zacht uitgedrukt.

In het evangelie van vandaag uit Jezus serieuze dreigementen naar dergelijke mensen. Stel dat Hij deze woorden niet zou hebben gezegd, stel dat deze dreigementen niet zouden zijn opgenomen in het evangelie, dan zouden deze mensen bij hun aards sterven geconfronteerd worden met de consequenties van hun halstarrigheid. En ze zouden Jezus kunnen verwijten waarom Hij dit alles niet gezegd heeft nog tijdens hun leven, waarom Hij niet tijdens hun aards bestaan hen heeft opgeroepen hun leven te beteren, of waarom dit niet is opgenomen in het evangelie.

Dus, laten we dankbaar zijn, ook om deze perikopen uit het evangelie die schurend overkomen. Tracht ook deze verzen te lezen als Blijde Boodschap. Want dat zijn ze ook. Zeker weten.

Soms is het gewoon nodig dat we wakker geschud worden, dat we attent worden gemaakt. Zo dikwijls dommelen we in slaap, God bijna vergetend.

Laten we, naar het Woord vandaag, de Heer niet en nooit afwijzen.

Mooie vrijdag,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
schud ons met regelmaat wakker wanneer wij dreigen in slaap te vallen. Maak ons attent op de waarheid van het evangelie. Doe ons – in Christus – de weg gaan die we te gaan hebben.
Om deze genade bidden wij U, door Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.