vrijdag in week 28 door het jaar

Uit de brief van Paulus aan de Efeziërs 1, 11-14

De moeizame lange tocht die God ging met zijn volk Israël was gericht op Christus. Deze heeft eerst voorgeleefd hoe wij ons leven moeten inrichten naar Gods plan. Hij heeft ons niet als wezen achtergelaten maar ons zijn Geest gestuurd. Deze herinnert voortdurend aan onze belofte en stuwt ons in de goede richting.

Broeders en zusters,
in Christus heeft God, die alles naar zijn wil en besluit tot stand brengt, ons de bestemming toebedeeld, in overeenstemming met zijn voornemen, dat wij, die reeds onze hoop op Christus gevestigd hebben, zouden bestaan tot eer van Gods grootheid.
In Hem bent ook u, toen u de boodschap van de waarheid hoorde, het evangelie van uw redding – in Hem bent u, toen u tot geloof kwam, gemerkt met het stempel van de heilige Geest, die ons beloofd is als voorschot op onze erfenis, opdat allen die Hij zich heeft verworven verlost zullen worden, tot eer van Gods grootheid.


Psalm 33, 1-2 + 4-5 + 12-13

Refr.: Gelukkig het volk dat de Heer als zijn God heeft.

Juich, rechtvaardigen, voor de Heer,
de oprechten moeten Hem loven.
Huldig de Heer bij de klank van de lier,
speel voor Hem op de tiensnarige harp.

Oprecht is het woord van de Heer,
alles wat Hij doet is betrouwbaar.
Hij heeft recht en gerechtigheid lief,
van de trouw van de Heer is de aarde vervuld.

Gelukkig het volk dat de Heer als zijn God heeft,
de natie die Hij verkoos als de zijne.
Uit de hemel ziet de Heer omlaag
en slaat Hij de sterveling gade.


Vers voor het evangelie (Joh 15, 15b)

Alleluia.
Vrienden noem Ik jullie, zegt de Heer,
omdat Ik alles wat Ik van de Vader heb gehoord,
aan jullie bekendgemaakt heb. 
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 12, 1-7

Als de indruk die mensen op anderen maken goed is, lijkt hen alles in orde. Wat zullen ze wel denken van mij als dat moest uitkomen? Ze zorgen er voor dat het niet uitkomt en denken dat ze dan verder kunnen. Zo bedriegen ze zichzelf, want niets blijft verborgen. Ze zijn wat ze zijn, en wat anderen daarover denken verandert hen niet.
Of om het met de woorden van Franciscus van Assisi te zeggen: ‘Wat je bent voor God, dat ben je, niet meer, niet minder’.

Er had zich een enorme menigte verzameld. De mensen verdrongen elkaar, maar Jezus richtte zich eerst tot zijn leerlingen: ‘Hoed je voor de zuurdesem, dat wil zeggen de huichelarij van de farizeeën. Niets is verborgen dat niet onthuld zal worden, en niets is geheim dat niet bekend zal worden. Alles wat jullie in het donker zeggen, zal in het licht worden gehoord, en wat jullie binnenskamers in iemands oor fluisteren, zal van de daken geschreeuwd worden. Tegen jullie, mijn vrienden, zeg Ik: wees niet bang voor degenen die wel je lichaam kunnen doden, maar daarna niets meer tegen je kunnen uitrichten. Ik zal jullie zeggen voor wie je bang moet zijn. Wees bang voor Hem die de macht heeft om iemand niet alleen te doden maar daarna ook in de Gehenna te werpen. Ja, Ik zeg jullie: wees bang voor Hem! Wat kosten vijf mussen? Bijna niets. Toch wordt er niet één door God vergeten. Zelfs de haren op jullie hoofd zijn alle geteld. Wees niet bang, jullie zijn meer waard dan een hele zwerm mussen. 

Van Woord naar leven

Jezus zegt ons vandaag: ‘Hoed je voor de zuurdesem, dat wil zeggen de huichelarij van de farizeeën.’

Brood zonder zuurdesem is en blijft plat. De zuurdesem doet het brood rijzen, groter worden. Krijgt het een andere voedingswaarde ? Neen. Maar het ziet er, uiterlijk, anders uit, groter, maar in wezen is het hetzelfde.
Jezus vergelijkt de huichelarij van de Farizeeën met zuurdesem. Zij vallen op met hun grote gewaden, hun mantelkwasten, hun gewoonte om de voornaamste plaatsen in te nemen in de synagoge. Ze worden zo graag door iedereen gezien en geprezen en erkend in hun zogenaamde functie vertegenwoordigers te zijn van ‘de Wet’. Ze vallen op omdat ze willen opvallen. Ze doen lange gebeden op de hoeken van de straten, zichtbaar vervullen ze zogenaamde deugden, enzomeer.

Hoed je voor hen, zegt Jezus ons vandaag. Voor een christen gaat er het er niet om om op te vallen bij de mensen, ook niet bij God. God kent ons, elk haar is geteld. We hoeven daar echt niets opvallends voor te doen. God bemint en God kent, punt.

Onze drang geëerd te worden door de mensen is eigenlijk zielig, laag bij de grond.
Daar gaat het niet om. Het heeft niets met geloof of ‘goed christen zijn’ te maken. Integendeel, wie op deze wijze leeft, leeft voor zichzelf, dient zichzelf, en staat ver van christelijke liefde.

Natuurlijk leeft elke mens met een uiterlijk, ook een christen, maar het is een uiterlijk leven dat het gevolg is van een innerlijke leven, van een relatie en ontmoeting met de Heer. Dat gebeurt onopvallend, het is iets van de binnenkant. Het is iets tussen God en de gelovige.
Om van daaruit, vanuit die innige Gods-ontmoeting, dingen te doen. Maar altijd vanuit die Godsrelatie, en in dienst van God en de mensen, maar nooit in dienst van zichzelf, zijn eigen ego aanbiddend en bevredigend.

Laten we ons hoeden voor de huichelarij van de Farizeeën, in welke situatie we ook leven, welke roeping we ook in ons dragen. Laat ons nederig zijn, en leven in innige ontmoeting met de Heer, om vanuit Hem Gods liefde te baren, in kleine goedheid.

Hartelijk, kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus,
moge de heilige Geest ons leven ten diepste bezielen, opdat we in zijn gloed in U mogen blijven, innig en biddend. Om vanuit U in het leven te staan, de liefde minnend, God en medemens dienend.
Kom heilige Geest. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.